Op 6 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 22 december 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een chronisch psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 januari 2021 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn advocaat pleitte voor niet-ontvankelijkheid van het verzoek vanwege een forse termijnoverschrijding. De rechtbank overwoog dat, hoewel de termijnoverschrijding aanzienlijk was, er geen sancties aan verbonden zijn en dat de betrokkene recht had op een schadevergoeding.
De rechtbank concludeerde dat de betrokkene, gezien zijn psychische toestand en het risico op ernstig nadeel, verplichte zorg nodig had. De advocaat van de betrokkene betoogde dat er mogelijkheden voor vrijwillige zorg waren, maar de rechtbank oordeelde dat de betrokkene onvoldoende bereid was om deze zorg te accepteren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot het treffen van verplichte zorgmaatregelen, zoals het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. Siemons en schriftelijk uitgewerkt op 11 januari 2021.