ECLI:NL:RBROT:2021:424

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
C/10/610275 / FA RK 20-10033
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg met betrekking tot een betrokkene met schizofrenie

Op 6 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 22 december 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor een betrokkene die lijdt aan een chronisch psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 januari 2021 was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn advocaat pleitte voor niet-ontvankelijkheid van het verzoek vanwege een forse termijnoverschrijding. De rechtbank overwoog dat, hoewel de termijnoverschrijding aanzienlijk was, er geen sancties aan verbonden zijn en dat de betrokkene recht had op een schadevergoeding.

De rechtbank concludeerde dat de betrokkene, gezien zijn psychische toestand en het risico op ernstig nadeel, verplichte zorg nodig had. De advocaat van de betrokkene betoogde dat er mogelijkheden voor vrijwillige zorg waren, maar de rechtbank oordeelde dat de betrokkene onvoldoende bereid was om deze zorg te accepteren. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid tot het treffen van verplichte zorgmaatregelen, zoals het toedienen van medicatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid van de betrokkene. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter A.C. Siemons en schriftelijk uitgewerkt op 11 januari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/610275 / FA RK 20-10033
Externe referentie: [referentienummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 6 januari 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] , [geboorteland betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en verblijvende aan de [adres betrokkene] , [postcode betrokkene] te [woonplaats betrokkene] ,
advocaat mr. D.H. van Tongerlo te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 22 december 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater] , psychiater, van 11 december 2020;
  • het zorgplan van 11 december 2020;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen op grond van de Wet Bopz en de Wvggz;
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 januari 2021.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de hiervoor genoemde advocaat van betrokkene;
  • [naam verpleegkundige] , verpleegkundige, verbonden aan Parnassia Groep;
  • J.F.C. Janssen, officier van justitie.
1.3.
Betrokkene is niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft daarmee vastgesteld
dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen.

2..Beoordeling

2.1.
De advocaat van betrokkene bepleit primair niet-ontvankelijkheid van het verzoek, omdat er sprake is van een termijnoverschrijding. Gelet op artikel 5:16 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 5:17 Wvggz dient de officier binnen vier weken na de schriftelijke mededeling aan betrokkene, zoals bedoeld in artikel 5:4 lid 2 sub a Wvggz, een verzoekschrift voor een zorgmachtiging in bij de rechtbank. Deze termijn is fors overschreden.
2.2.
De officier geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat de termijnoverschrijding is ontstaan door ziekte van de vaste behandelaar. Er is daarom te laat bemerkt dat er nog geen onderzoek was gedaan door een onafhankelijk psychiater. Er is inderdaad sprake van een forse termijnoverschrijding, daarom heeft betrokkene recht op een schadevergoeding. Uit de wet blijkt echter niet dat er niet-ontvankelijkheid zou moeten volgen. Niet-ontvankelijkheid is daarom een te zwaar middel, aldus de officier.
2.3.
De rechtbank overweegt dat de wetgever geen sancties verbindt aan de termijnoverschrijding. Hoewel er sprake is van een zeer forse termijnoverschrijding die op zich zeker aanleiding zou kunnen zijn voor een niet-ontvankelijk verklaring, zal de rechtbank daar in dit geval van afzien nu deze termijnoverschrijding reeds wordt gecompenseerd met een toe te wijzen schadevergoeding.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een chronisch psychotisch toestandsbeeld in het kader van schizofrenie.
2.5.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van, of het aanzienlijk risico op, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene is al dertig jaar bekend met schizofrenie en heeft vele (gedwongen) opnames gehad. Het toestandsbeeld van betrokkene is op dit moment stabiel. Hij neemt vrijwillig zijn medicatie in. Betrokkene is in het verleden dakloos geraakt en ten tijde van zijn psychose was hij in verwaarloosde toestand. Betrokkene heeft een bewindvoerder, omdat hij geldproblemen heeft. Zijn geld gaat op aan alcohol en cannabis. Hij zorgt voor overlast in de buurt doordat hij bij de supermarkt bedelt voor etenswaren of sigaretten.
2.6.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene verplichte zorg nodig.
2.7.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. De advocaat bepleit dat betrokkene al maanden vrijwillig zorg ontvangt en dat de zorg kan worden voortgezet in een vrijwillig kader. De verpleegkundige verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat betrokkene door de schizofrenie ambivalent is in zijn bereidheid tot vrijwillige behandeling. De ene keer vindt betrokkene dat hij ziek is, de andere keer mankeert hij niets. De verpleegkundige voorziet dat betrokkene zonder machtiging terugvalt in zijn oude gedrag.
De rechtbank acht om die reden verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles, ter behandeling van een psychische stoornis;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het toelaten van huisbezoeken en het houden aan de controle-afspraken met het behandelteam.
Namens betrokkene voert de advocaat verweer tegen de vormen van zorg, het beperken van de bewegingsvrijheid, het insluiten, het uitoefenen van toezicht, het onderzoek aan kleding of lichaam, het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen, het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen en het opnemen in een accommodatie, omdat deze niet voorzienbaar zijn. De rechtbank gaat hierin mee. Deze vormen van zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden
2.8.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.9.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.7. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 7 juli 2021;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 6 januari 2021 mondeling gegeven door mr. A.C. Siemons, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 11 januari 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.