ECLI:NL:RBROT:2021:422

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
C/10/610858 / FA RK 20-10324
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding op grond van overschrijding termijn zorgmachtiging Wvggz

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 12 januari 2021, wordt een verzoek tot schadevergoeding behandeld op basis van artikel 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, die lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd over een mogelijke gedwongen opname, heeft een verzoek ingediend voor schadevergoeding omdat de termijn van artikel 5:16 Wvggz is overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn met 182 dagen is overschreden, wat heeft geleid tot stress en onzekerheid voor verzoeker. De rechtbank oordeelt dat deze overschrijding een inbreuk heeft gemaakt op de autonomie van verzoeker, die onder druk van de aankomende machtiging depotmedicatie heeft moeten nemen. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van €1.500,- aan verzoeker, als billijke compensatie voor de ervaren stress en onzekerheid. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier H.J. de Wit.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/610858 / FA RK 20-10324
Beschikking van 11 januari 2021 betreffende een verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz).
op het ingediende verzoek van:
[naam verzoeker],
geboren op [geboortedatum verzoeker] te [geboorteplaats verzoeker] , [geboorteland verzoeker] ,
hierna: verzoeker,
wonende en verblijvende aan de [adres verzoeker] , [postcode verzoeker] te [woonplaats verzoeker] ,
advocaat mr. D.H. van Tongerlo te Rotterdam.
t e g e n
de officier van justitievan het arrondissementsparket Rotterdam,
hierna: verweerder.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- Het verzoekschrift ingekomen op 4 januari 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 6 januari 2021.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de hiervoor genoemde advocaat van betrokkene;
  • J.F.C. Janssen, officier van justitie;
  • [naam verpleegkundige] , verpleegkundige, verbonden aan Parnassia Groep.
1.3.
Betrokkene is niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen.

2..De feiten

2.1.
Op 26 mei 2020 heeft het openbaar ministerie besloten om over te gaan tot het voorbereiden van een zorgmachtiging voor verzoeker. Hiertoe is op 26 mei 2020 de geneesheer-directeur van Antes aangewezen.
2.2.
Op 14 december 2020 heeft de geneesheer-directeur de benodigde stukken bij het openbaar ministerie aangeleverd.
2.3.
Op 22 december 2020 heeft de officier van justitie het verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging bij de rechtbank ingediend.
2.4.
Op grond van artikel 5:16 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 5:17 Wvggz dient de officier binnen vier weken na de schriftelijke mededeling aan betrokkene, zoals bedoeld in artikel 5:4 lid 2 sub a Wvgzz, een verzoekschrift voor een zorgmachtiging in bij de rechtbank.

3..Verzoek en verweer

3.1.
Verzoeker stelt dat de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz is overschreden en verzoekt de rechtbank een schadevergoeding toe te kennen op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz. Verzoeker stelt dat hij langer dan vier weken stress en onzekerheid heeft ervaren betreffende een eventueel gedwongen opname met bijbehorende verplichte zorg. Door de druk van de komende machtiging neemt hij de depotmedicatie. Er wordt daardoor inbreuk gemaakt op de autonomie van verzoeker om zelf de zorg te kiezen die hij wenst.
3.2.
Verzoeker vordert daarom €20,- euro per dag voor iedere dag dat de officier de termijn van artikel 5:16 lid 1 Wvggz heeft overschreden, te weten (182 dagen à €20,-) 3.640,--, althans een door de rechtbank naar billijkheid vast te stellen bedrag.
3.3.
Verweerder betwist de stellingen van verzoeker. Verweerder erkent dat de termijn is overschreden, maar volgens verweerder is er geen sprake van een inbreuk op de autonomie. Sinds een half jaar geldt voor verzoeker geen machtiging. Daarvóór gold een voorwaardelijke machtiging. De zorg is gecontinueerd, maar verweerder vraagt zich af of verzoeker last heeft gehad van het feit dat een zorgmachtiging was aangevraagd en wellicht weer verleend zou worden. Het is hierin moeilijk aan te geven wat de schade is. Verweerder vraagt primair het verzoek af te wijzen.
3.4.
Indien het verzoek wordt toegewezen verzoekt verweerder een schadevergoeding toe te kennen van maximaal €200,- à €300,-.

4..Beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz kan de rechtbank een schadevergoeding toekennen ten laste van de staat. De rechtbank kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
4.2.
Vast staat dat de termijn van artikel 5:16 Wvggz met 182 dagen is overschreden.
4.3.
Artikel 5:16 Wvggz heeft een beschermende functie en is bedoeld om betrokkene niet te lang in onzekerheid te laten verkeren. De rechtbank oordeelt dat voldoende vaststaat dat betrokkene lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd en hiervan stress heeft ervaren. De behandelaar heeft verklaard dat verzoeker onder druk van de aankomende machtiging heeft ingestemd met het nemen van depotmedicatie. Een schadevergoeding is daarom op zijn plaats.
4.4.
De rechtbank zal de schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van €1.500,-

5..Beslissing

5.1.
De rechtbank wijst ten laste van de Staat aan verzoeker een schadevergoeding toe van
€1.500,-.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Siemons, rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier op 12 januari 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.