In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 mei 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) door de Minister voor Rechtsbescherming. Eiser, een jongvolwassene, had op 13 december 2019 een VOG aangevraagd in verband met de aanvraag van een chauffeurskaart bij Kiwa Register B.V. te Rijswijk. De aanvraag werd afgewezen op basis van relevante strafbare feiten die binnen de terugkijktermijn van vijf jaar in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) waren geregistreerd. Eiser was van mening dat de afwijzing onterecht was, omdat de aard en ernst van de delicten niet in verhouding stonden tot zijn geschiktheid als taxichauffeur.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafbare feiten, waaronder rijden onder invloed en heling, relevant zijn voor de functie van taxichauffeur. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de samenleving bij het waarborgen van de verkeersveiligheid en het voorkomen van misbruik van de functie zwaarder wegen dan de belangen van eiser bij het verkrijgen van de VOG. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn jonge leeftijd en de omstandigheden van de delicten, niet gevolgd. De rechtbank concludeerde dat de Minister in redelijkheid tot de afwijzing van de VOG kon komen, gezien de risico's voor de samenleving.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.