ECLI:NL:RBROT:2021:4174
Rechtbank Rotterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot opheffing van uitleveringsdetentie en toewijzing schorsing
Op 4 mei 2021 heeft de rechtbank Rotterdam in raadkamer een verzoek behandeld van de opgeëiste persoon tot opheffing van zijn uitleveringsdetentie. Dit verzoek was primair gericht op opheffing, omdat de rechter in hoger beroep de uitlevering aan de Verenigde Staten had verboden. Subsidiair werd verzocht om schorsing van de uitleveringsdetentie. De rechtbank had eerder een bevel tot gevangenhouding verleend, dat op 9 maart 2021 was verlengd. De rechtbank had in 2019 de uitlevering aan de Verenigde Staten deels toelaatbaar verklaard, maar het gerechtshof had op 23 maart 2021 de uitlevering verboden. De officier van justitie had de opgeëiste persoon in vrijheid gesteld, maar zijn paspoort was nog niet teruggegeven.
Tijdens de behandeling in raadkamer op 4 mei 2021, waar de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren, werd het verzoek tot opheffing van de uitleveringsdetentie afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de uitlevering toelaatbaar was en dat het arrest van het gerechtshof nog niet onherroepelijk was. De rechtbank benadrukte het belang van de verdragsrechtelijke verplichtingen van de Staat en dat de opgeëiste persoon zich aan de voorwaarden van de schorsing diende te houden. De rechtbank besloot de uitleveringsdetentie opnieuw te schorsen onder dezelfde voorwaarden als eerder opgelegd.
De rechtbank heeft de opgeëiste persoon verplicht om zijn paspoort in te leveren, zich elke twee weken te melden bij de politie en in Nederland te verblijven. De beslissing werd genomen door mr. E. Rabbie, voorzitter, en mrs. J.C. Tijink en M.M. Dolman, rechters, in tegenwoordigheid van griffier J. Stolle.