Op 1 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een mondelinge beschikking gegeven over de voortzetting van het verblijf van een cliënt met het syndroom van Korsakov. Het verzoek tot voortzetting van het verblijf werd ingediend door het CIZ, op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De cliënt, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, vertoont ernstig gedrag dat levensgevaar en ernstige verwaarlozing met zich meebrengt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt niet in staat is om zelfstandig te functioneren en dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen.
De rechtbank heeft de machtiging tot voortzetting van het verblijf verleend voor de duur van vijf jaar, ondanks het verzet van de cliënt. De advocaat van de cliënt had verzocht om een kortere duur van één jaar, maar de rechtbank oordeelde dat een jaarlijkse procedure te belastend zou zijn voor de cliënt. De rechtbank benadrukte dat, indien de cliënt in de toekomst niet langer verzet toont, de instelling een verzoek tot opheffing van de machtiging kan indienen. De beschikking is op 1 maart 2021 mondeling gegeven en op 8 maart 2021 schriftelijk uitgewerkt.