ECLI:NL:RBROT:2021:4142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 maart 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
C/10/614519 / FA RK 21-1849
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam

Op 10 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven betreffende de wijziging van een zorgmachtiging op verzoek van de officier van justitie. De zaak betreft een betrokkene die in een kliniek verbleef en voor wie op 17 februari 2021 een zorgmachtiging was afgegeven. Deze machtiging omvatte verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De officier van justitie verzocht om wijziging van deze zorgmachtiging, omdat de bestaande maatregelen niet langer volstonden en er sprake was van een (dreigende) noodsituatie. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2021 werd betrokkene gehoord, samen met haar advocaat en een arts in opleiding. De rechtbank concludeerde dat de situatie van betrokkene verslechterd was en dat aanvullende verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging gewijzigd, waarbij het insluiten van betrokkene als noodzakelijke maatregel werd toegewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen minder bezwarende alternatieven beschikbaar waren en dat de voorgestelde wijziging voldeed aan de criteria van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De beschikking werd mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en is op 18 maart 2021 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/614519 / FA RK 21-1849
Externe referentie: [referentienummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 10 maart 2021 betreffende een wijziging van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 8:12 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene]
hierna: betrokkene,
wonende te Rotterdam,
thans verblijvende in Antes, locatie Poortmolen te Capelle aan den IJssel,
advocaat mr. A.W. Grijseels te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 5 maart 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de zorgmachtiging van 17 februari 2021;
  • de medische verklaring van 5 maart 2021;
  • het zorgplan van 29 januari 2021, met daarin een aanpassing van 5 maart 2021;
  • de aanvraag van de zorgverantwoordelijke van 2 maart 2021;
  • het advies van de geneesheer-directeur van 5 maart 2021.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 10 maart 2021. Bij die gelegenheid zijn (overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid) via beeld- en geluidverbinding gehoord:
  • betrokkene met haar hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam arts in opleiding] , arts in opleiding tot specialist (hierna: de behandelaar), verbonden aan Antes.
1.3.
De officier is niet op de mondelinge behandeling verschenen, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van betrokkene is op 17 februari 2021 een zorgmachtiging afgegeven. Daarbij is bepaald dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
  • het toedienen van medicatie;
  • het verrichten van medische controles;
  • het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen, en specifiek ziet op het meewerken aan ambulante hulpverlening en alle afspraken die daarbij behoren;
  • het opnemen in een accommodatie.
2.2.
Uit de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, die door de geneesheer-directeur is ingediend vergezeld van zijn advies hierover, blijkt dat de in deze zorgmachtiging genoemde vormen van verplichte zorg niet (langer) volstaan, waardoor er sprake is van een (dreigende) noodsituatie als bedoeld in artikel 8:11 Wvggz.
Betrokkene is in januari 2021 klinisch opgenomen vanwege een maniform psychotisch toestandsbeeld met verdenking op een bipolaire stoornis. Binnen de kliniek werd gezien dat het psychotisch beeld van betrokkene door middel van het toedienen van medicatie snel opklaarde. Om die reden werd er een ontslagdatum (26 februari jl.) gepland. In de week voorafgaand aan het ontslag verslechterde het toestandsbeeld van betrokkene dusdanig, dat het ontslagmoment een week werd uitgesteld. De verslechtering nam echter nog meer toe en bovendien was betrokkene in de periode van 28 februari jl. tot 2 maart jl. ongeoorloofd afwezig geweest. Betrokkene is later door de politie op straat in verwarde toestand aangetroffen en terug gebracht naar de kliniek. Op de afdeling vertoonde betrokkene agressief gedrag en was zij onder meer aan het schreeuwen en bidden en dacht lastig gevallen te worden door de duivel. Het was niet mogelijk om contact met betrokkene te krijgen om een gesprek met te voeren.
2.3.
Teneinde deze noodsituatie af te wenden, heeft de zorgverantwoordelijke, bij wijze van tijdelijke maatregel, de volgende vormen van verplichte zorg toegepast:
  • het insluiten;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene.
2.4.
Gebleken is dat de vormen van zorg, die niet zijn opgenomen in de zorgmachtiging, ook na verloop van drie dagen moeten worden voortgezet. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de aanvraag van de zorgverantwoordelijke, het advies van de geneesheer-directeur en het zorgplan. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
De behandelaar verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat betrokkene tegen de gemaakte afspraken in naar haar oom was vertrokken. Nadat betrokkene weer op de afdeling terug was geplaatst, bleek er geen contact mogelijk en had zij zich ingesnoerd in lakens. Hierop is medicatie toegediend en is betrokkene gesepareerd, waar zij tot gisteren heeft verbleven. Het verblijf op de afdeling is dus nog pril en er moet nog afgewacht worden hoe dat verloopt. Inmiddels is er ook al een verzoek tot verlenging van de zorgmachtiging aangevraagd.
Betrokkene verzet zich tegen deze aanvullende vorm van verplichte zorg. Volgens betrokkene verslechterde haar situatie juist in de separeer ruimte en voelde zij zich een gevangene. Betrokkene is van mening dat zij is uitbehandeld, hetgeen haar ook verteld is. De advocaat bepleit namens betrokkene voor afwijzing van het verzoek. Het toestandsbeeld van betrokkene verbeterde snel door de toegediende medicatie. Eerder was er helemaal geen noodzaak voor medicatie en het gaat nu weer goed met betrokkene. Betrokkene heeft vooral behoefte aan een eigen woonplek.
De rechtbank passeert de stellingen en standpunten van betrokkene. Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het insluiten.
De overige door de officier verzochte vorm van verplichte zorg, te weten het uitoefenen van toezicht op betrokkene, wordt door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd. De behandelaar verklaart tijdens de mondelinge behandeling dat deze vorm slechts ziet op cameratoezicht tijdens separatie. De rechtbank gaat ervan uit dat onder separatie als verplichte vorm van zorg ook cameratoezicht tijdens die separatie valt. Omdat geen cameratoezicht op de kamer van betrokkene, als zij naar de afdeling is gemobiliseerd, wordt beoogd, ziet de rechtbank geen meerwaarde in (camera)toezicht en wijst deze vorm van verplichte zorg af.
2.5.
Gebleken is dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde met de zorgmachtiging beoogde effect hebben. De voorgestelde gewijzigde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van deze zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.6.
Gelet op het voorgaande is met de voorgestelde wijziging voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Het verzoek zal, gedeeltelijk, worden toegewezen voor de duur van zeven dagen.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
wijzigt de zorgmachtiging ten aanzien van 17 februari 2021 ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd, in die zin dat in aanvulling op de bij beschikking van 17 februari 2021 opgenomen vorm van verplichte zorg de volgende maatregel kan worden getroffen:
- het insluiten.
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 17 maart 2021;
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 10 maart 2021 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen, rechter, in tegenwoordigheid van S.M. Plaisier-van Welie, griffier en op 18 maart 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.