Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
beschikking uithuisplaatsing
[naam kind],
[naam moeder],
Het procesverloop
De feiten
Het aangehouden verzoek
De standpunten
De beoordeling
De beslissing
Den Haag.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2021 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], geboren in 2005 te Curaçao. De moeder van [naam kind] woont te [woonplaats moeder] en oefent het ouderlijk gezag uit. De kinderrechter heeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) als belanghebbende aangemerkt, evenals de tante moederszijde van [naam kind]. Tijdens de mondelinge behandeling, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn de minderjarige, de moeder bijgestaan door haar advocaat mr. T. Erdal, de tante en een vertegenwoordigster van de GI verschenen.
De feiten tonen aan dat er al langere tijd zorgen zijn over de opvoedingssituatie van [naam kind]. De ondertoezichtstelling is recent verlengd en er zijn zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [naam kind]. De moeder heeft moeite om een stabiele opvoedingssituatie te bieden, wat heeft geleid tot een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] bij een persoon uit het netwerk, in dit geval de tante moederszijde. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van de ondertoezichtstelling, wat tijdens de mondelinge behandeling is gehandhaafd.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De kinderrechter heeft echter besloten de machtiging te verlenen voor een kortere duur dan verzocht, namelijk voor drie maanden, tot 16 juli 2021. Dit besluit is genomen in het licht van de positieve samenwerking van de moeder met de hulpverlening en het feit dat het perspectief van [naam kind] nog steeds thuis ligt. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van griffier D. Moghaddam Charkari.