ECLI:NL:RBROT:2021:4100

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
C/10/614365 / JE RK 21-536
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 april 2021 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 3 maart 2021 een verzoekschrift ingediend om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van één jaar. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.A. Ray, en de stiefmoeder als informant aanwezig waren. De moeder is niet verschenen.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders, maar dat [naam kind] bij de vader woont. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 10 mei 2021. De GI heeft aangegeven dat er onduidelijkheid is over het perspectief van [naam kind], die begeleide omgang heeft met zijn moeder en halfbroertje, maar niet graag alleen met zijn moeder is vanwege eerdere traumatische ervaringen. De vader is sinds september 2020 in voorlopige hechtenis, wat de communicatie met de moeder en de GI bemoeilijkt.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ontwikkeling van [naam kind] ernstig wordt bedreigd door de gebrekkige communicatie tussen de ouders en de ambivalente houding van de moeder. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de veiligheid en ontwikkeling van [naam kind] te waarborgen. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 10 mei 2022, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/614365 / JE RK 21-536
datum uitspraak: 20 april 2021

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum kind] 2010 te [geboorteplaats kind], hierna te noemen [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder],

hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

[naam vader],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader].

Het procesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 3 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 4 maart 2021.

Op 20 april 2021 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. S.A. Ray,
- de stiefmoeder, [naam 1], als informant,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam 2] en [naam 3].
Opgeroepen en niet verschenen is de moeder.

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind] woont bij de vader.
Bij beschikking van 6 mei 2020 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 10 mei 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van één jaar.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Het is belangrijk dat er het komende jaar duidelijkheid voor [naam kind] wordt gecreëerd. Het perspectief van [naam kind] is momenteel onduidelijk. [naam kind] heeft begeleide omgang met zijn moeder en half broertje. [naam kind] wil niet graag alleen met zijn moeder zijn vanwege de traumatische ervaring die hij met haar heeft gehad. De GI vindt dit een zorgelijk signaal. [naam kind] heeft laten weten dat hij zijn vader mist. De vader zit sinds september 2020 in voorlopige hechtenis. [naam kind] heeft hier niet veel van meegekregen. De stiefmoeder is samen met [naam kind] naar de huisarts gegaan voor persoonlijke begeleiding. De GI wil de stiefmoeder en [naam kind] hierin graag ondersteunen en kijken wat het meest passend voor [naam kind] is. Het gezin staat momenteel op de wachtlijst bij Agathos. Zij zullen de bezoeken begeleiden en daarmee zicht krijgen op de opvoedsituatie en opvoedvaardigheden van de moeder. De moeder is ambivalent in het nakomen van afspraken. Het is lastig om met de moeder in contact te blijven. De GI denkt na over het geven van een schriftelijke aanwijzing, om op die manier duidelijkheid en stabiliteit voor [naam kind] te kunnen creëren.

De standpunten

De vader is het eens met het verzoek. Het plan dat tijdens de vorige zitting besproken is, is echter nog niet uitgevoerd. Ten opzichte van de moeder moet het vrijblijvende eraf. De moeder moet beseffen dat zij het gezag heeft, en dat daar ook plichten bij komen kijken. Problemen moeten veel eerder opgepakt worden. Nu de vader gedetineerd zit, maakt dit de communicatie met zowel de moeder als met de GI lastig. De stiefmoeder heeft alles van de vader overgenomen en zorgt nu voor [naam kind].
De stiefmoeder heeft ter zitting aangegeven dat het goed gaat met [naam kind]. [naam kind] vindt het wel lastig dat de moeder zo wisselend is in het nakomen van haar afspraken. De stiefmoeder probeert [naam kind] wel te motiveren om het contact met zijn moeder te behouden. De stiefmoeder is samen met [naam kind] naar de huisarts gegaan. De huisarts wil op regelmatige basis gesprekken met [naam kind] voeren. Op de school van [naam kind] is aangegeven dat er gekeken moet worden naar een schoolmaatschappelijk werker voor hem. [naam kind] heeft dan een plekje waar hij zijn verhaal kwijt kan. De moeder geeft echter geen toestemming. De communicatie met de moeder is vooral eenrichtingsverkeer. De stiefmoeder probeert vaak in contact te komen met de moeder, maar er wordt niet gereageerd.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Het lukt de ouders niet om in het belang van [naam kind] te communiceren en tot afspraken te komen. Dit wordt verder bemoeilijkt doordat vader sinds september 2020 in voorlopige hechtenis zit. De moeder komt haar afspraken met [naam kind] niet consequent na en is daarmee onvoldoende emotioneel beschikbaar voor hem. Ook zij is verwikkeld in een strafrechtelijke procedure, waarbij een gevangenisstraf dreigt. Daarover is nog steeds geen duidelijkheid, nu dit strafzitting bij het Hof Den Haag al twee keer is aangehouden omdat de moeder niet is verschenen. Blijvend punt van aandacht blijft ook de gebrekkige communicatie vanuit de moeder die, nu de vader in voorlopige hechtenis verblijft, nog slechter lijkt te zijn geworden. Een steviger aanpak van dit gebrek aan communicatie door de GI lijkt dan ook aangewezen. Om zicht te kunnen houden op de ontwikkeling en veiligheid van [naam kind] is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De strafzaak van de moeder moet worden afgewacht, evenals de detentie van de vader. Daarnaast dient de communicatie tussen ouders te verbeteren. Ook dient hierbij bekeken te worden welke hulpverlening passend is voor [naam kind]. Het is belangrijk dat er rust en stabiliteit voor [naam kind] komt.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling van [naam kind] daarom verlengen voor de duur van één jaar.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 10 mei 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van I.E. Teunissen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2021.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 7 mei 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.