ECLI:NL:RBROT:2021:4099

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
615993 / HA RK 21-344
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter op basis van vermeende partijdigheid en overschrijding redelijke termijn

Op 13 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, geboren op 12 juni 1985 te Leeuwarden. Het verzoek was gericht tegen mr. M.V. Scheffers, rechter in de rechtbank Rotterdam, en was gebaseerd op vermeende partijdigheid van de rechter en de stelling dat de redelijke termijn voor vervolging van strafbare feiten was overschreden. De verzoeker had op 30 maart 2021, voorafgaand aan een zitting op 31 maart 2021, het wrakingsverzoek ingediend. Tijdens de zitting op 12 april 2021 was de officier van justitie, mr. L.F. Schellekens, aanwezig, maar de rechter was afwezig en had schriftelijk gereageerd op het verzoek.

De rechtbank overwoog dat wraking een middel is om de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen. De rechter moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheden geen zwaarwegende aanwijzingen opleverden voor een vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek was niet onderbouwd met concrete gedragingen of feiten die de vermeende partijdigheid konden staven. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van verzoeker, met name over de overschrijding van de redelijke termijn, meer relevant waren voor de behandeling van zijn bezwaarschrift tegen de dagvaarding dan voor het wrakingsverzoek zelf.

Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en afgewezen. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor wrakingszaken, bestaande uit de rechters A.P. Hameete, W.J. Roos-van Toor en E.I. Mentink, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier J.A. Faaij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 615993 / HA RK 21-344
Beslissing van 13 april 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker],
geboren op 12 juni 1985 te Leeuwarden,
volgens eigen opgave wonende te [adres] ,
ingeschreven op het adres [adres]
,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. M.V. Scheffers, rechter in de rechtbank Rotterdam, team straf 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Aan verzoeker is uitgereikt een dagvaarding om als verdachte te verschijnen ter zitting van de politierechter in deze rechtbank op 31 maart 2021 te 13.55 uur, teneinde terecht te staan ter zake van de verdenking van het plegen van de strafbare feiten die zijn omschreven in die dagvaarding. Die strafzaak draagt als parketnummer 10-306556-19.
Bij e-mailbericht van 30 maart 2021 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven strafzaak.
Verzoeker, de rechter en de officier van justitie zijn uitgenodigd voor de zitting waarop het wrakingsverzoek is behandeld.
De rechter is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 1 april 2021.
Ter zitting van 12 april 2021, waar het wrakingsverzoek is behandeld, is verschenen: officier van justitie mr. L.F. Schellekens.
De rechter heeft in haar brief van 1 april 2021 meegedeeld niet te zullen verschijnen.
Verzoeker is zonder bericht van verhindering niet verschenen.

2.Het verzoek en de reactie daarop

Ter adstructie van het wrakingsverzoek heeft verzoeker het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
De rechter wordt gewraakt op basis van meerdere incidenten die M.V. Scheffers heeft veroorzaakt. Op basis van de vooringenomen houding van de rechter wordt getwijfeld aan haar onpartijdigheid.
Op grond van meerdere artikelen van de Grondwet dient de dagvaarding van de officier van justitie ongegrond te worden verklaard, vooral omdat de wettelijke termijn is overschreden. Sinds 2019 heeft de officier van justitie drie keer de dagvaarding, zonder opgave van een
geldige reden, weer ingetrokken. Daardoor is nu, in 2021, de wettelijke termijn overschreden door toedoen van het OM.
Omdat de rechter altijd partij kiest voor het Openbaar Ministerie, door toestemming te geven aan verjaarde dagvaardingen, maakt de rechter dus een vooringenomen en partijdige indruk. Het zou de rechter sieren om eens corrupt en niet-integer personeel en criminele officieren van het Openbaar Ministerie te gaan veroordelen.
2.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
De rechter bestrijdt deels de feitelijke grondslag van het verzoek en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
Verzoeker was gedagvaard voor een politierechterzitting van de rechter op 31 maart 2021. Naast de behandeling van de strafzaak zou op die terechtzitting ook aan de orde zijn de behandeling van een door verzoeker ingediend bezwaarschrift tegen de dagvaarding.
Omdat de schriftelijke wraking binnen kwam voorafgaand aan de politierechterzitting, is de zitting niet doorgegaan. De rechter heeft verzoeker dus niet gezien of gesproken. Om die reden beschikt de rechter niet over informatie die relevant kan zijn voor de beoordeling van het wrakingsverzoek. De rechter herkent zich niet in de kwalificaties, die door verzoeker in het wrakingsverzoek worden geuit richting haar persoon.
2.3
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de wrakingskamer.

3.De beoordeling

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
3.2
Aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden valt geen aanwijzing te ontlenen voor het oordeel dat de rechter door haar persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3
Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, niettemin een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
3.5
Hetgeen verzoeker aan zijn verzoek tot wraking ten grondslag heeft gelegd is enerzijds vervat in algemene bewoordingen over vermeende partijdigheid van de rechter, die verder niet worden onderbouwd met gedragingen, handelingen of een gebrek daaraan van de zijde van de rechter. In die zin is het verzoek dan ook niet onderbouwd.
3.6
Anderzijds is het verzoek tot wraking van de rechter gebaseerd op de volgens verzoeker inmiddels verlopen redelijke termijn, die in acht moet worden genomen bij het vervolgen van strafbare feiten. Dat is bij uitstek een argument dat aan de orde moet komen bij de behandeling van zijn bezwaarschrift tegen de dagvaarding, dat ter zitting van de rechter op 31 maart 2021 aan de orde zou komen. Noch met het dagvaarden van verzoeker als verdachte tegen een zitting van de politierechter, noch met het intrekken van reeds uitgebrachte dagvaardingen, noch met de termijn waarbinnen verzoeker als verdachte is gedagvaard, heeft de rechter enige bemoeienis gehad.
3.7
Het verzoek is mitsdien ongegrond en wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. M.V. Scheffers.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. W.J. Roos-van Toor
en mr. E.I. Mentink, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter en de oudste rechter is deze beslissing door
mr. E.I. Mentink in het openbaar uitgesproken op 13 april 2021 in tegenwoordigheid
van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. M.V. Scheffers
- de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam