ECLI:NL:RBROT:2021:4098

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
615572 / HA RK 21-319
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid na eindvonnis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2021 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen mr. I.K. Rapmund, rechter in de rechtbank Rotterdam. Het wrakingsverzoek volgde na de uitspraak van een eindvonnis in een civielrechtelijke procedure waarin verzoeker als gedaagde was betrokken. De wrakingskamer had eerder, op 24 februari 2021, bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze procedure niet in behandeling zou worden genomen. Dit betekende dat verzoeker niet meer ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking, aangezien de rechter al een einduitspraak had gedaan en de behandeling van de zaak was geëindigd.

Het wrakingsverzoek was ingediend na de uitspraak van het vonnis op 19 maart 2021, en verzoeker had op 24 maart 2021 een derde wrakingsverzoek ingediend. De rechtbank oordeelde dat het doel van wraking, namelijk de waarborging van de onpartijdigheid van de rechter, niet meer kon worden bereikt omdat de rechter niet meer betrokken was bij de zaak. De wrakingskamer heeft het verzoek afgewezen op grond van artikel 9.1 van het Wrakingsprotocol van de rechtbank Rotterdam, wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid en zonder behandeling ter zitting.

De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. A. Buizer, in aanwezigheid van griffier J.A. Faaij. De rechtbank benadrukte dat de procedure rondom het wrakingsverzoek niet meer relevant was, gezien de eerdere afwijzing en de eindbeslissing in de civiele zaak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 615572 / HA RK 21-319
Beslissing van 26 maart 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. I.K. Rapmund, rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 2 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij deze rechtbank is aanhangig geweest de civielrechtelijke procedure tussen [naam eiseres] als eiseres tegen verzoeker als gedaagde, welke procedure als kenmerk heeft 8333783 CV EXPL 20-5731.
In voornoemde procedure heeft de rechter op 5 februari 2021 een rolbeslissing genomen.
Bij e-mailbericht van 10 februari 2021 heeft verzoeker de rechter gewraakt (het eerste wrakingsverzoek).
Bij beslissing van de wrakingskamer van 24 februari 2021 is het eerste wrakingsverzoek afgewezen met bepaling dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze procedure niet in behandeling wordt genomen.
Bij brief van de griffier van 24 februari 2021 is aan verzoeker meegedeeld dat de rechter de procedure met kenmerk 8333783 CV EXPL 20-5731 heeft verwezen naar de zitting van 23 maart 2021.
Per e-mailbericht van 28 februari 2021 heeft verzoeker de rechter andermaal gewraakt (het tweede wrakingsverzoek).
Bij beslissing van 4 maart 2021 heeft de wrakingskamer het tweede wrakingsverzoek afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
In meergenoemde procedure heeft de rechter op 19 maart 2021 een vonnis uitgesproken.
Per e-mailbericht van 24 maart 2021 heeft verzoeker de rechter andermaal gewraakt (het huidige en derde wrakingsverzoek).
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven procedure.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van een tweetal e-mailberichten van verzoeker aan de rechtbank, gedateerd 21 maart 2021 (met bijlage) en 24 maart 2021.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Bij het vonnis van 19 maart 2021 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedure vonnis gewezen. Dat vonnis is een eindbeslissing waarmee de behandeling van de zaak door de rechter is geëindigd.
2.3
Het (derde) wrakingsverzoek is op 24 maart 2021 en derhalve na de uitspraak van voormeld vonnis ingediend.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaak niet meer behandelde op het moment dat het verzoek tot wraking is gedaan. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter.
Daar komt nog bij dat de wrakingskamer in de bewuste procedure bij beslissing van 24 februari 2021 heeft bepaald dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in die zaak niet in behandeling wordt genomen.
Gelet op deze omstandigheden wordt het verzoek op grond van artikel 9.1, tweede volzin en onder e en f, van het Wrakingsprotocol rechtbank Rotterdam wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid en zonder behandeling ter zitting afgewezen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot wraking van mr. I.K. Rapmund wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid.
Deze beslissing is gegeven door mr. A. Buizer, voorzitter, mr. N. Doorduijn en
mr. W.J. Roos-van Toor, rechters en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken
op 26 maart 2021 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. I.K. Rapmund