ECLI:NL:RBROT:2021:4095

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
10/661051-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval met geweld en bedreiging op de openbare weg te Rotterdam

Op 21 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op 11 mei 2020 op de Zaagmolenkade in Rotterdam. De verdachte, geboren op Curaçao en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De rechtbank oordeelde dat wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte één van de vier overvallers was. De overval vond plaats in de avond, waarbij de slachtoffers, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], onder bedreiging van vuurwapens werden beroofd van geld en telefoons. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastelegging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, en moest schadevergoeding betalen aan de benadeelde partijen. De rechtbank weegt in haar beslissing de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zwaar mee, evenals het feit dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten. De vordering van de benadeelde partijen werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661051-20
Datum uitspraak: 21 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te Curaçao (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsvrouw mr. B.V. Rafaela, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13 augustus 2020, 6 november 2020, 22 januari 2021 en 7 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. De aangevers hebben niet naar waarheid verklaard, omdat het niet ging om de aankoop van een iPhone11, maar om de verkoop van hasj door de aangevers. Beide aangiftes zijn dan ook onbetrouwbaar. De wijze waarop de herkenning van de verdachte door aangever [naam aangever ] heeft plaatsgevonden is onrechtmatig, zodat sprake is van een vormverzuim. De herkenning kan daarom niet voor het bewijs worden gebruikt. Op basis van deze herkenning is de verdachte aangehouden en is het vuurwapen met munitie bij hem aangetroffen. Sprake is dus van
a fruit of a poisonous tree;deze dient evenals het aangetroffen vuurwapen met munitie van het bewijs te worden uitgesloten. Er is dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, zodat de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
4.2.
Beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
Op 11 mei 2020 werd omstreeks 20.30 uur bij de politie gemeld dat net een gewapende overval op de Zaagmolenkade te Rotterdam had plaatsgevonden.
Uit de verklaringen van de aangevers en de getuigen bleek dat er vier overvallers waren, waarvan twee vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen droegen. Eén van deze twee overvallers met een wapen droeg een zogenaamd Anonymous-masker. De overvaller met het Anonymous-masker had een gezet postuur, donkere huidskleur en kroezig haar. De andere overvaller met een wapen was lang, had een donkere huidskleur en opgeschoren haar (hierna: de lange overvaller). De andere twee overvallers maakten die avond gebruik van een grijze Opel Corsa met kenteken [kentekennummer 1] (hierna: de Corsa). Achter het stuur van de Corsa zat een jonge man met een Irakees uiterlijk en een volle baard. Naast de bestuurder zat een donkergetinte jonge man met een normaal postuur en een tatoeage aan de linkerkant van zijn nek. De latere slachtoffers [naam slachtoffer 1] (hierna: [naam slachtoffer 1]) en [naam slachtoffer 2] (hierna: [naam slachtoffer 2]) reden op de avond van de overval in een groene Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 2] (hierna: Golf).
[naam slachtoffer 1] had afgesproken om die avond verdovende middelen te verkopen. Hij was daartoe, kort voor de overval, op de Hofdijk ter hoogte van het Stadsarchief van Rotterdam, bij de Corsa achterin ingestapt. [naam slachtoffer 2] reed vervolgens alleen met de Golf achter de Corsa aan richting de Zaagmolenkade. Op de Zaagmolenkade parkeerde [naam slachtoffer 2] de Golf op korte afstand van de Corsa. Vrijwel direct daarna kwam de lange overvaller, die achterin de Corsa plaats nam naast [naam slachtoffer 1]. Hij laadde zijn wapen door en hield daarna het wapen op de benen van [naam slachtoffer 1] gericht. Daarbij werd dreigende taal geuit. Vervolgens werd het andere achterportier van de Corsa geopend door de overvaller met het Anonymous-masker. Hij gaf [naam slachtoffer 1] met zijn wapen meerdere klappen tegen het hoofd. De lange overvaller pakte (ongeveer) 460 euro uit de zak van [naam slachtoffer 1]. Vervolgens werd [naam slachtoffer 1] uit de Corsa getrokken en liepen de vier overvallers samen met [naam slachtoffer 1] naar de Golf, waar [naam slachtoffer 2] in zat. Daar werd [naam slachtoffer 2] meerdere keren geslagen en werd hij, onder dreiging van een wapen en het uiten van dreigende taal, van zijn telefoon beroofd. De overvallers renden daarna richting de Corsa, stapten in en reden weg richting de Meent. Hierop hebben [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] in hun auto de achtervolging ingezet, waarbij de overvaller met het Anonymous-masker vanuit de Corsa zijn wapen op hen richtte.
Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank de aangiftes op het punt van de gewapende overval wel betrouwbaar, omdat de aangiftes op essentiële onderdelen worden ondersteund door ander bewijs. Drie getuigen hebben los van elkaar verklaard over vier overvallers, die geweld gebruikten en waarvan één een masker droeg. Ook is gezien dat vanuit het open raam van de wegrijdende Corsa een vuurwapen op de Golf werd gericht. Getuige [naam getuige] heeft verder verklaard dat de overvaller met het masker het slachtoffer meesleurde en met zijn pistool wees naar diens hoofd en been. Hij trok daarna het slachtoffer naar een groene auto, die iets verderop geparkeerd stond, en hield de bestuurder van die groene auto onder schot. Verder heeft getuige [naam getuige] verklaard dat de overvallers daarna weer terugliepen naar de Corsa, instapten en wegreden en werden gevolgd door de groene auto.
Daar komt nog bij dat de verbalisant, die vlak na de overval ter plaatse kwam, bij [naam slachtoffer 1] verwondingen aan het hoofd heeft geconstateerd, waarvan er één leek op de afdruk van de loop van een wapen. Tot slot komen ook de aangiftes zelf op essentiële onderdelen met elkaar overeen en heeft [naam slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris onder ede een met de aangifte nagenoeg eensluidende verklaring afgelegd.
De vraag die vervolgens voorligt is of [naam verdachte] één van de overvallers was. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daarbij als volgt.
Toen de politie na de melding naar de Zaagmolenkade kwam, troffen zij [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] in de Golf ter plaatse aan. [naam slachtoffer 1] verklaarde dat zijn telefoon gestolen was en dat hij via de app “find my phone” kon traceren waar zijn telefoon zich op dat moment bevond. Hij had kort daarvoor gezien dat zijn telefoon zich op de Spinozaweg te Rotterdam bevond.
Aan de hand hiervan, en in samenhang bezien met het opgegeven kenteken van de Corsa, werd [naam medeverdachte] (hierna: [naam medeverdachte]) op 11 mei 2020 om 20:53 uur op de Spinozaweg door de politie aangehouden. Even later heeft de politie op het wegdek, op korte afstand van de plaats waar [naam medeverdachte] werd aangehouden, de gestolen zwarte iPhone van [naam slachtoffer 2] aangetroffen. [naam medeverdachte] heeft tegenover de politie verklaard dat hij eerder die avond met de Corsa op de plaats delict was geweest en dat er toen geweld is gebruikt.
Onderzoek naar de onder [naam medeverdachte] in beslag genomen telefoon heeft uitgewezen dat hij recent meerdere gesprekken had gevoerd met een contact genaamd “[naam]”.
Op een door “[naam]” aan [naam medeverdachte] gezonden filmpje heeft aangever [naam aangever ] twee overvallers herkend; [naam medeverdachte] als de bestuurder van de Corsa en “een andere jongen” als de bijrijder. Anders dan de raadsvouw heeft betoogd, is van enige onrechtmatigheid bij deze wijze van herkenning naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De politie heeft immers geen opsporingshandeling verricht die onder de gegeven omstandigheden ongeoorloofd was. De politie heeft vervolgens in haar systemen gezocht onder de naam [naam]. Dit in combinatie met de beeltenis van ‘de andere jongen’ in de telefoon van [naam medeverdachte] heeft geleid tot aanhouding van de verdachte op 12 mei 2020. Bij die aanhouding heeft de politie een wapen en munitie in de bestelbus waarin de verdachte zat, aangetroffen.
Vervolgens is de telefoon van de verdachte onderzocht. Dit onderzoek heeft, voor zover hier relevant, tot de volgende resultaten geleid:
  • op 10 mei 2020 heeft er een appgesprek over de aankoop van verdovende middelen plaatsgevonden tussen het nummer van de telefoon van de verdachte en het telefoonnummer dat [naam aangever ] gebruikt;
  • op 11 mei 2020 om 17:38 uur is via google maps gezocht naar de locatie Zaagmolenkade te Rotterdam;
  • op een foto zijn twee mannen te zien met een vuurwapen in hun hand. Eén van hen is de medeverdachte [naam medeverdachte];
  • op een foto is een man te zien met een Anonymous-masker;
  • op een foto zijn twee mannen te zien met een vuurwapen in hun hand. Eén van hen is de verdachte;
  • op een foto zijn drie mannen te zien met twee vuurwapens. Eén van hen is de verdachte;
  • op filmpjes zijn dezelfde vier mannen als op de foto’s te zien, die in wisselende poses twee ogenschijnlijke vuurwapens in hun handen hebben.
Bij raadpleging van de historische gegevens van de telefoon van de verdachte bleek dat hij op 11 mei 2020 om 18.21 uur gebeld werd door het telefoonnummer van de medeverdachte [naam medeverdachte], waarbij de telefoon van de verdachte een zendmast aanstraalde op de Pleinweg te Rotterdam-Zuid. Om 19.36 uur straalde de telefoon van de verdachte een zendmast aan op de Heer Bokelweg te Rotterdam. Deze straat ligt direct naast de Hofdijk, waar aangever [naam aangever ] in de Corsa was gestapt. Om 19.45 uur straalde het telefoonnummer van de verdachte een zendmast aan op de Crooswijksestraat te Rotterdam. Die straat ligt dichtbij de Zaagmolenkade waar de beroving heeft plaatsgevonden.
Uit politieonderzoek is verder gebleken dat de verdachte op 28 en 29 mei 2020 telefoongesprekken heeft gevoerd waarin hij spreekt over de overval. Uit de inhoud en de strekking van de telefoongespreken leidt de rechtbank af dat de verdachte gedetailleerde informatie over de overval had, die niet afkomstig lijkt te zijn uit het op dat moment beschikbare politiedossier. Tot slot komt het door de aangever [naam aangever ] geschetste signalement van de bijrijder van de Corsa, waaronder de beschrijving van een tatoeage aan de linkerkant van zijn nek, overeen met het signalement van de verdachte.
Al het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte één van de vier overvallers is geweest. Er is sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. De overige gevoerde verweren vinden hun weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen​.
Nu [naam aangever ] in zijn aangifte heeft verklaard dat hij zijn telefoon in zijn hand had en liet vallen in de Corsa, kan niet worden vastgesteld dat zijn telefoon bij de overval is gestolen. De verdachte zal daarom van de ten laste gelegde diefstal van de telefoon van [naam aangever ] worden vrijgesproken.
Nu de rechtbank van oordeel is dat het bewijs van de herkenning door [naam aangever ] van de verdachte op het filmpje niet onrechtmatig verkregen is, wordt het verweer van de verdediging met betrekking tot het bewijs van het aantreffen van het vuurwapen en munitie bij de verdachte eveneens verworpen.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 11 mei 2020 te Rotterdam op de openbare weg, te weten de Zaagmolenkade tezamen en in vereniging met anderen, een geldbedrag (van ongeveer 460 euro),
dat toebehoorde aan [naam slachtoffer 1] en een mobiele telefoon
dietoebehoorde aan [naam slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een (Anonymous) masker te dragen en
- die [naam slachtoffer 1]
een(vuur)wapen, althans
eenop
een(vuur)wapen gelijkend voorwerp, te tonen en dat (vuur)wapen, althans op
een(vuur)wapen gelijkend voorwerp, door te laden en dat (vuur)wapen, althans op
een(vuur)wapen gelijkend voorwerp, op de benen van die [naam slachtoffer 1]
te richtenen (daarbij) tegen die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Wat gaan we nu doen” en
- die [naam slachtoffer 1] meermalen met een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd te slaan en
- aan de zakken van die [naam slachtoffer 1] te voelen en (vervolgens) voornoemd geldbedrag uit de zakken van die [naam slachtoffer 1] te pakken en
- die [naam slachtoffer 1] uit een auto te trekken en
- die [naam slachtoffer 2] een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, te tonen en (daarbij) tegen die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: “Geef jouw spullen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [naam slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd te slaan en
- de mobiele telefoon van die [naam slachtoffer 2] te grijpen en
- vanuit een personenauto een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [naam slachtoffer 1] en die [naam slachtoffer 2] te richten;
2.
hij
op12 mei 2020 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Bbm 315 Auto kaliber 6.35 mm en (bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 3 kogelpatronen, kaliber 6.35mm, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1
diefstal, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen op de openbare weg, meermalen gepleegd;
feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen een diefstal met geweld gepleegd op de openbare weg. Hierbij is gedreigd en geslagen met wapens en gebruik gemaakt van een masker. Dit brute handelen moet voor de slachtoffers een zeer beangstigende ervaring zijn geweest. Daarnaast is het gevoel van veiligheid bij de getuigen van deze geweldsincidenten aangetast en worden door dit soort ernstige delicten algemene gevoelens van onveiligheid in de samenleving verder versterkt.
Bij zijn aanhouding had de verdachte een vuurwapen en munitie in zijn bezit. Het bezit van (vuur)wapens leidt gemakkelijk toe het gebruik ervan, hetgeen bij voornoemde overval nogmaals is bewezen. Het voorhanden hebben van een vuurwapen is volstrekt onaanvaardbaar.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het door Antes opgemaakte reclasseringsrapport van 31 juli 2020, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen jaren niet heeft meegewerkt aan verplichte behandel- en begeleidingscontacten. De reclassering kan gelet op de proceshouding van de verdachte geen inschatting maken van het recidiverisico en adviseert bij veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Gezien al het vorenstaande kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank komt daarmee tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 756,00 ter zake van geleden materiële schade, bestaande uit gemaakte kosten voor de aanschaf van een nieuwe iPhone.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit onder 1, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De vordering van de benadeelde partij is onderbouwd en zal worden toegewezen tot een bedrag van € 749,69. In het resterende deel van de vordering zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de verdachte het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover (één van) de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2020.
Aan de verdachte zal tevens de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd, met de mogelijkheid tot toepassing van gijzeling.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 749,69, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2020 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 810,63 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • Samsung Galaxy S7 € 209,40
  • gestolen geld € 450,00
  • bril € 53,90
  • reiskosten € 3,25
  • verlies arbeidsvermogen € 94,08
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gevorderde bedrag aan
materiële schade en toewijzing van de gevorderde immateriële schadevergoeding tot een
bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de officier
van justitie geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij in de
overige gevorderde immateriële schadevergoeding. Verder heeft de officier van justitie de
oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek
van Strafrecht gevorderd.
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit onder 1, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De gevorderde posten ‘gestolen geld’, ‘bril’, ‘reiskosten’ en ‘verlies arbeidsvermogen’ zullen worden toegewezen. Voldoende aannemelijk is geworden dat deze schade door de benadeelde partij is geleden. De benadeelde partij zal in de gevorderde kosten voor de Samsung Galaxy S7 niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte van de diefstal van deze telefoon zal worden vrijgesproken.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 250,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal in het overigens gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de verdachte het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover (één van) de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2020.
Aan de verdachte zal tevens de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht worden opgelegd, met de mogelijkheid tot toepassing van gijzeling.
Nu de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 2] een schadevergoeding betalen van
€ 851,23 (€ 601,23 aan materiële schade + € 250,00 aan immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2020 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1], geboren op [geboortedatum benadeelde 1] (hierna: [naam benadeelde 1]), te betalen een bedrag van
€ 749,69 (zegge: zevenhonderdnegenenveertig euro en negenenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] te
betalen € 749,69(hoofdsom,
zegge: zevenhonderdnegenenveertig euro en negenenzestig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 749,69 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
14 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] en omgekeerd.
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2], geboren op [geboortedatum benadeelde 2] (hierna: [naam benadeelde 2]), te betalen een bedrag van
€ 851,23 (zegge: achthonderdéénenvijftig euro en drieëntwintig eurocent), bestaande uit € 601,23 aan materiële schade en € 250,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 851,23(hoofdsom,
zegge: achthonderdéénenvijftig euro en drieëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 851,23 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van maximaal
17 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2], waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2020 te Rotterdam op/aan de openbare weg, te weten de Zaagmolenkade tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon en/of een geldbedrag (van ongeveer 460 euro), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn /haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1], en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een (Anonymous) masker te dragen en/of
- die [naam slachtoffer 1] (vuur)wapen(s), althans op (vuur)wapen(s) gelijkende voorwerpen, te tonen en/of die/dat (vuur)wapen(s), althans op (vuur)wapen(s) gelijkende voorwerpen, door te laden en/of die/dat (vuur)wapen(s), althans op (vuur)wapen(s) gelijkende voorwerpen, op de benen, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en of (daarbij) tegen die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Wat gaan we nu doen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp) in/of /tegen het hoofd en/of het gezicht, althans het lichaam te slaan en/of
- aan de zakken van die [naam slachtoffer 1] te voelen en/of (vervolgens) voornoemd geldbedrag uit de zakken van die [naam slachtoffer 1] te pakken en/of
- die [naam slachtoffer 1] uit een auto te trekken en/of
- die [naam slachtoffer 2] een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of (daarbij) tegen die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: “Geef jouw spullen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd en/of het gezicht, althans het lichaam te slaan en/of
- de mobiele telefoon (uit de handen) van die [naam slachtoffer 2] te grijpen en/of
- ( vanuit een personenauto) een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 2] te richten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2020 tot en met 2 mei 2020 te Rotterdam alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Bbm 315 Auto kaliber 6.35 mm en/of (bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 3 kogelpatronen, kaliber 6.35mm, voorhanden heeft gehad.