ECLI:NL:RBROT:2021:4094

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 april 2021
Publicatiedatum
10 mei 2021
Zaaknummer
10/661057-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in gewapende overvalzaak te Rotterdam wegens gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren te Aruba en ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, waaronder een gewapende overval op 11 mei 2020 op de Zaagmolenkade te Rotterdam. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte direct linkte aan de overval, ondanks dat er getuigenverklaringen en videomateriaal waren waarin de verdachte te zien was met een Anonymous-masker. De rechtbank concludeerde dat het bewijs niet wettig en overtuigend was, waardoor de verdachte niet kon worden veroordeeld.

De officier van justitie had gevorderd tot een gevangenisstraf van 40 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend was bewezen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat aan de verdachte geen straf of maatregel werd opgelegd. De rechtbank heeft de benadeelde partijen veroordeeld in de kosten van de verdediging, die op nihil zijn begroot. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661057-20
Datum uitspraak: 21 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te Aruba op [geboortedatum verdachte],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. P.M. Iwema, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13 augustus 2020, 6 november 2020, 22 januari 2021 en 7 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 (tien) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden die in het reclasseringsadvies van 25 februari 2021 staan genoemd.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak met motivering feit 1
Standpunt officier van justitie
Op basis van de aangiftes, getuigenverklaringen, de verklaring van de medeverdachte [naam medeverdachte 1] en telefoongegevens kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachte samen met anderen de aangevers [naam aangever 1] (hierna: [naam aangever 1]) en [naam aangever 2] (hierna: [naam aangever 2]) heeft overvallen.
Beoordeling
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is het volgende gebleken.
Op 11 mei 2020 werd omstreeks 20.30 uur bij de politie gemeld dat net een gewapende overval op de Zaagmolenkade te Rotterdam had plaatsgevonden.
Uit de verklaringen van de aangevers en de getuigen bleek dat er vier overvallers waren, waarvan twee vuurwapens, althans op vuurwapens gelijkende voorwerpen droegen. Eén van deze twee overvallers met een wapen droeg een zogenaamd Anonymous-masker. De overvaller met het Anonymous-masker had een gezet postuur, donkere huidskleur en kroezig haar. De andere overvaller met een wapen was lang, had een donkere huidskleur en opgeschoren haar (hierna: de lange overvaller). De andere twee overvallers maakten die avond gebruik van een grijze Opel Corsa met kenteken [kentekennummer 1] (hierna: de Corsa). Achter het stuur van de Corsa zat een jonge man met een Irakees uiterlijk en een volle baard. Naast de bestuurder zat een donkergetinte jonge man met een normaal postuur en een tatoeage aan de linkerkant van zijn nek. De latere slachtoffers [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] reden op de avond van de overval in een groene Volkswagen Golf met kenteken [kentekennummer 2] (hierna: de Golf).
[naam slachtoffer 1] had afgesproken om die avond verdovende middelen te verkopen. Hij was daartoe, kort voor de overval, op de Hofdijk ter hoogte van het Stadsarchief van Rotterdam, bij de Corsa achterin ingestapt. [naam slachtoffer 2] reed vervolgens alleen met de Golf achter de Corsa aan richting de Zaagmolenkade. Op de Zaagmolenkade parkeerde [naam slachtoffer 2] de Golf op korte afstand van de Corsa. Vrijwel direct daarna kwam de lange overvaller, die achterin de Corsa plaats nam naast [naam slachtoffer 1]. Hij laadde zijn wapen door en hield daarna het wapen op de benen van [naam slachtoffer 1] gericht. Daarbij werd dreigende taal geuit. Vervolgens werd het andere achterportier van de Corsa geopend door de overvaller met het Anonymous-masker. Hij gaf [naam slachtoffer 1] met zijn wapen meerdere klappen tegen het hoofd. De lange overvaller pakte (ongeveer) 460 euro uit de zak van [naam slachtoffer 1]. Vervolgens werd [naam slachtoffer 1] uit de Corsa getrokken en liepen de vier overvallers samen met [naam slachtoffer 1] naar de Golf, waar [naam slachtoffer 2] in zat. Daar werd [naam slachtoffer 2] meerdere keren geslagen en werd hij, onder dreiging van een wapen en het uiten van dreigende taal, van zijn telefoon beroofd. De overvallers renden daarna richting de Corsa, stapten in en reden weg richting de Meent. Hierop hebben [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] in hun auto de achtervolging ingezet, waarbij de overvaller met het Anonymous-masker vanuit de Corsa zijn wapen op hen richtte.
Bij het onderzoek van de telefoon van de medeverdachte [naam medeverdachte 2] is een filmpje aangetroffen waarop vier personen zijn te zien, waarvan twee een vuurwapen in hun hand hebben en één een Anonymous-masker draagt. Op dit filmpje is door verbalisant [naam agent] de medeverdachte [naam medeverdachte 3] herkend. [naam slachtoffer 1] heeft op dit filmpje de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] herkend. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de drie medeverdachten kent en dat hij op het filmpje diegene is die een Anonymous-masker draagt. Het masker is echter niet van hem en hij weet niet meer wanneer het filmpje is opgenomen.
De vraag die ter beoordeling voorligt is of de verdachte de overvaller met het Anonymous-masker is geweest. De verdachte heeft het feit ontkend.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het gegeven dat de verdachte op voornoemd filmpje een Anonymous-masker draagt en te zien is met de drie medeverdachten, waarbij twee wapens worden getoond, roept bij de rechtbank vragen op. Verder stelt de rechtbank vast dat de verdachte past binnen het door de aangever [naam aangever 1] geschetste signalement van de verdachte met het Anonymous-masker. Dit betreft echter een vrij algemeen, veel voorkomend signalement. Het dossier bevat geen bewijsmiddel dat de verdachte direct linkt aan het ten laste gelegde feit. Bij die stand van zaken kan de rechtbank niet met de benodigde mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte bij de overval betrokken is geweest. Dit brengt met zich dat de verdachte ook van het onder 1 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven bij beslissing van 8 april 2021 en afzonderlijk geminuteerd.
Conclusie
De rechtbank acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.

5..Vorderingen benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 756,00 ter zake van geleden materiële schade, bestaande uit gemaakte kosten voor de aanschaf van een nieuwe iPhone.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht gevorderd.
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
Conclusie
De benadeelde partij [naam benadeelde 1] wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en veroordeeld in de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 810,63 aan materiële schade en een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het gevorderde bedrag aan
materiële schade en toewijzing van de gevorderde immateriële schadevergoeding tot een
bedrag van € 500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de officier
van justitie geconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van de benadeelde partij in de
overige gevorderde immateriële schadevergoeding. Verder heeft de officier van justitie de
oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek
van Strafrecht gevorderd.
De verdediging heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij af te wijzen.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten worden begroot op nihil.
Conclusie
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en veroordeeld in de kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1], geboren op [geboortedatum benadeelde 1] (hierna: [naam benadeelde 1]) niet ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 1] in de proceskosten door de verdachte ter verdediging gemaakt, aan de zijde van de verdachte begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2], geboren op [geboortedatum benadeelde 2] (hierna: [naam benadeelde 2]) niet ontvankelijk in zijn vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 2] in de proceskosten door de verdachte ter verdediging gemaakt, aan de zijde van de verdachte begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. C.E. Bos en N. Freese, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 april 2021.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2020 te Rotterdam op/aan de openbare weg, te weten de Zaagmolenkade tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon en/of een geldbedrag (van ongeveer 460 euro), in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn /haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1], en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 2], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- een (Anonymous) masker te dragen en/of
- die [naam slachtoffer 1] (vuur)wapen(s), althans op (vuur)wapen(s) gelijkende voorwerpen, te tonen en/of die/dat (vuur)wapen(s), althans op (vuur)wapen(s) gelijkende voorwerpen, door te laden en/of die/dat (vuur)wapen(s), althans op (vuur)wapen(s) gelijkende voorwerpen, op de benen, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 1] en of (daarbij) tegen die [naam slachtoffer 1] dreigend de woorden toe te voegen: “Wat gaan we nu doen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [naam slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp) in/of /tegen het hoofd en/of het gezicht, althans het lichaam te slaan en/of
- aan de zakken van die [naam slachtoffer 1] te voelen en/of (vervolgens) voornoemd geldbedrag uit de zakken van die [naam slachtoffer 1] te pakken en/of
- die [naam slachtoffer 1] uit een auto te trekken en/of
- die [naam slachtoffer 2] een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, te tonen en/of (daarbij) tegen die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: “Geef jouw spullen”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- die [naam slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd en/of het gezicht, althans het lichaam te slaan en/of
- de mobiele telefoon (uit de handen) van die [naam slachtoffer 2] te grijpen en/of
- ( vanuit een personenauto) een (vuur)wapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp, op die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 2] te richten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 mei 2020 tot en met 2 mei 2020 te Rotterdam alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Bbm 315 Auto kaliber 6.35 mm en/of (bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 3 kogelpatronen, kaliber 6.35mm, voorhanden heeft gehad.