ECLI:NL:RBROT:2021:4024

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
10/303405-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op een supermarkt met verminderd toerekeningsvatbare verdachte

Op 29 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 oktober 2020 een overval heeft gepleegd op een supermarkt in Rotterdam. De verdachte, die ten tijde van de overval verminderd toerekeningsvatbaar was, heeft een 16-jarige caissière bedreigd met een mes en een geldbedrag uit de kassa weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij uitgesproken, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van €800,- aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de overval.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een verleden van verslavingsproblematiek en een lichte verstandelijke beperking, wat heeft bijgedragen aan zijn verminderd toerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft de conclusies van de psycholoog over de toerekenbaarheid van de verdachte overgenomen en heeft besloten dat de verdachte een deel van de straf voorwaardelijk kan ondergaan, met als doel hem te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn verslavingsproblematiek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/303405-20
Datum uitspraak: 29 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw W.M. Shreki, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het primair ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 oktober 2020 te Rotterdam, in een pand van [naam winkel] aan de [adres] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag dat toebehoorde aan [naam winkel] , welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld van bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij:
- die [naam slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Kassa open, kassa open” en
- een mes heeft getoond aan die [naam slachtoffer] , en
- vervolgens [naam slachtoffer] heeft gedwongen om de kassalade open te maken.Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een overval gepleegd op een filiaal van de [naam winkel] . De verdachte heeft daar een 16-jarige caissière bedreigd met een mes en een geldbedrag uit de kassa weggenomen. Door zijn handelen is zij in een zeer angstige en bedreigende situatie terechtgekomen, waarvan zij nog steeds de psychische gevolgen ondervindt. Na de overval heeft zij last van slapeloosheid, angst en concentratieverlies en nog steeds kampt zij met gevoelens van onveiligheid – zowel bij haar werk in de supermarkt als daarbuiten. De verdachte heeft slechts aan zijn eigen geldelijke gewin gedacht en heeft niet stilgestaan bij de impact en de gevolgen van zijn handelen voor anderen. Een overval als deze, die deel uit maakt van een reeks van drie op dezelfde supermarkt binnen een tijdsbestek van een half jaar, draagt tevens bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen negen jaren niet is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
GGZ Antes heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 februari 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is in het verleden meermaals veroordeeld wegens vermogensdelicten,
al dan niet gepaard met geweld, maar concludeert dat geen sprake is van een delictpatroon.
De verdachte is gediagnosticeerd met een lichte verstandelijke beperking. Tevens is sprake van een verleden in met gebruik van harddrugs en gokken. De verdachte is herhaaldelijk teruggevallen in het roken van cocaïne, zo ook in de periode voorafgaand aan het onderhavige delict. De reclassering ziet zodoende een hoge mate van verslavingsgevoeligheid, hetgeen zorgt voor een verhoogd risico op recidive. Daarnaast is de verdachte beïnvloedbaar vanuit zijn sociale netwerk. Positief daaraan is dat hij gesteund wordt door zijn partner, negatief dat hij nog steeds in aanraking komt met gebruikers. Ook is sprake van gebrekkige oplossingsvaardigheden en zelfoverschatting, voortkomend uit zijn lichte verstandelijke beperking. De reclassering stelt dat indien geen behandeling plaatsvindt met betrekking tot middelenproblematiek van de verdachte, het risico op terugval aanwezig is en het daaruit voortkomende risico op delictgedrag hoog is.
De verdachte heeft in de periode van 2017 tot en met 2019 reclasseringstoezicht gehad en heeft dit positief afgerond. In deze periode is geen sprake geweest van recidive en heeft de verdachte met succes een behandeling bij De Waag afgerond. De reclassering wil door middel van interventies binnen een forensisch kader trachten het risico op recidive duurzaam te verminderen.
De reclassering adviseert om bij een veroordeling een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht, een ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname), een verplichting om mee te werken aan middelencontroles en een inspanningsverplichting voor het verkrijgen van passende dagbesteding.
GZ-Psycholoog [naam]heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 1 maart 2021. Dit rapport houdt het volgende in.
Toerekenbaarheid
Bij de verdachte is sprake van structurele en chronische problematiek en kwetsbaarheid in de vorm van een lichte verstandelijke beperking. Daarnaast is sprake van ernstige
verslavingsproblematiek. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste
gelegde. Vanuit deze stoornissen is een aantal symptomen aanwezig die invloed
hebben gehad op het handelen en de verdachte hebben beperkt in zijn keuzevrijheid.
In de periode voorafgaand aan het ten laste gelegde ervoer de verdachte oplopende spanningen. Toen hem cocaïne werd aangeboden besloot hij impulsief te gebruiken. Op de dag van het ten laste gelegde was de verdachte onder invloed van cocaïne. Hij vroeg zijn familie en zijn vriendin om geld, maar zij weigerden. Daarna voelde hij zich bedonderd door andere gebruikers, die hem onder druk zetten drugs te regelen. Hij ging geëmotioneerd de straat op en toen hij langs de supermarkt liep, besloot hij impulsief om een overval te plegen. Vanuit de geconstateerde beperking is sprake van gebrekkige zelfcontrole-, coping- en emotieregulatievaardigheden, waarbij het gebruik van cocaïne het gebrek aan remming in de hand gewerkt kan hebben. Hoewel de verdachte in staat kan worden geacht het ongeoorloofde van zijn gedrag in te zien, was hij verminderd in staat om andere gedragskeuzes te maken en daarnaar te handelen.
Recidive risico
De verdachte is in het verleden vaker met politie en justitie in aanraking gekomen wegens antisociaal gedrag. Hoewel de psycholoog de indruk heeft dat de verdachte gemotiveerd is om abstinent te blijven en antisociaal gedrag te voorkomen, is bij hem sprake van een wankel evenwicht. De chronische beperking en verslavingsgevoeligheid van de verdachte maken dat hij kwetsbaar blijft in het omgaan met tegenslagen en spanningen. Hoewel de woonsituatie van de verdachte stabiel was, hij onder bewind stond en een steunende partnerrelatie had, is hij gerecidiveerd. Langdurige professionele begeleiding en toezicht worden dan ook als essentieel onderdeel gezien van het risicomanagement. Zonder begeleiding en toezicht wordt het risico op (gewelddadige) recidive hoog ingeschat.
Interventieadvies
De psycholoog adviseert dat de verdachte wordt behandeld en begeleid. Eerdere behandelingen en toezicht heeft de verdachte positief afgesloten. Het advies is om bij een veroordeling in het kader van bijzondere voorwaarden de verdachte langdurig te volgen in een toezicht. Ook wordt geadviseerd om de verdachte ambulant te laten begeleiden door een instelling voor mensen met een lichte verstandelijke beperking, opdat zij de verdachte kunnen helpen met het opbouwen van beschermende factoren zoals dagbesteding, netwerk en anderszins praktisch ondersteunen. Daarnaast wordt een ambulante verslavingsbehandeling geadviseerd, waarbij eventueel opgeschaald kan worden naar een klinische setting bij een terugval.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
7.3.1.
Toerekenbaarheid
De conclusie van de psycholoog dat de verdachte in verminderde mate in staat was te handelen overeenkomstig zijn inzicht in het ongeoorloofde daarvan wordt gedragen door haar bevindingen. De rechtbank legt deze conclusie ten grondslag aan haar oordeel. Nu bij de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit sprake was van een verstandelijke handicap en een psychische stoornis en deze ook in zijn handelen hebben doorgewerkt, rekent de rechtbank hem het feit verminderd toe.
7.3.2.
Straf
Gezien de ernst van het feit kan daarop niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De verdachte heeft zich - weliswaar nadat beelden van de overval bij TV Rijnmond waren getoond - bij de politie gemeld en het ten laste gelegde bekend. Mede in een brief aan de aangeefster [naam aangeefster], heeft hij verantwoordelijkheid voor zijn daad genomen en hij lijkt daarvan oprecht spijt te hebben. Gelet op deze proceshouding van de verdachte, de omstandigheid dat het bewezen verklaarde hem in verminderde mate kan worden toegerekend en het belang dat de verdachte zijn woning behoudt, acht de rechtbank een lagere straf dan geëist passend en geboden.
Gezien het voorgaande zal een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, worden opgelegd met bijzondere voorwaarden als hierna te melden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 800,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard bereid te zijn om het gevorderde bedrag geheel te vergoeden. De raadsvrouw van de verdachte heeft verzocht om het gevorderde bedrag te matigen, gelet op de financiële situatie van de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, de omvang van de gevorderde schadevergoeding niet is betwist en deze de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 25 oktober 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 800,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
9 (negen) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering, Marconistraat 2 (3029 AK) te Rotterdam, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo lang en zo vaak deze instelling dat noodzakelijk acht. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, laat behandelen door Antes GGZ of soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start wanneer de reclassering dit nodig acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik, overmatig
middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de
voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname
indiceert, laat de veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle en bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
dat de veroordeelde meewerkt om zich in te spannen voor het verkrijgen en behouden van passende dagbesteding, zolang de reclassering dit nodig acht, en zich houdt aan de gemaakte afspraken omtrent de dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 800,- (zegge: achthonderd euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 25 oktober 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde] te betalen een bedrag van
€ 800,- (zegge: achthonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 oktober 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 800,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
16 (zestien) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. M. Timmerman en M.M. Dolman, rechters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2021.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 25 oktober 2020 te Rotterdam, in/uit een pand van [naam winkel] aan de [adres] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal) 20 EUR, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] en/of [naam winkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] en/of [naam winkel] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij:
- die [naam slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Kassa open, kassa open” en/of “Waar is het papieren geld?” en/of “Geef geld”, althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens) een mes heeft getoond aan die [naam slachtoffer] , en/of
- (vervolgens) [naam slachtoffer] heeft gedwongen om de kassalade open te maken,en/of
- (vervolgens) het geld uit de kassalade heeft gepakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 oktober 2020 te Rotterdam, in/uit een pand van [naam winkel] aan de [adres] , met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] en/of [naam winkel] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 20 EUR, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan die [naam slachtoffer] en/of [naam winkel] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij:
- die [naam slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Kassa open, kassa open” en/of “Waar is het papieren geld?” en/of “Geef geld”, althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- (vervolgens) een mes heeft getoond aan die [naam slachtoffer] , en/of
- (vervolgens) [naam slachtoffer] heeft gedwongen om de kassalade open te maken, en/of
- (vervolgens) het geld uit de kassalade heeft gepakt.