ECLI:NL:RBROT:2021:3997

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
6 mei 2021
Zaaknummer
10/182136-20 / vordering TUL VV: 02/133932-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van woninginbraak met alternatieve verklaring verdachte

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van woninginbraak, heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de alternatieve verklaring van de verdachte, dat iemand anders zonder zijn medeweten zijn auto had gebruikt om de inbraak te plegen, niet onwaarschijnlijk was. De rechtbank kon de verklaring van de verdachte niet weerleggen op basis van het dossier, waardoor niet onomstotelijk kon worden vastgesteld dat de verdachte schuldig was aan de inbraak.

De officier van justitie had vrijspraak gevorderd en de rechtbank volgde dit advies. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het nieuwe feit. De benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat er geen inhoudelijke beslissing kon worden genomen over de gevorderde schadevergoeding.

De rechtbank heeft ook de kosten van de benadeelde partij, die zich had gevoegd in het geding, op nihil vastgesteld, omdat er geen straf was opgelegd aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de jongste rechter niet in staat was het vonnis mede te ondertekenen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op de zitting van 16 april 2021.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/182136-20
Parketnummer vordering TUL VV: 02/133932-19
Datum uitspraak: 16 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
verblijvende op het adres: [verblijfadres verdachte] , [postcode] [verblijfplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. Y.L. Zandbergen, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.J.V. Pols heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het ten laste gelegde;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 02/133932-19;
  • niet ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij [naam benadeelde] .

4..Waardering van het bewijs

Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie (die vrijspraak heeft gevorderd) en met de raadsvrouw (die vrijspraak heeft bepleit) van oordeel dat het door de verdachte aangevoerde alternatieve scenario dat - kort gezegd - iemand anders zonder zijn medeweten zijn auto moet hebben gebruikt en de inbraak heeft gepleegd, niet onwaarschijnlijk is. De verklaring van de verdachte kan in ieder geval niet worden weerlegd door de inhoud van het dossier. Dit impliceert dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste gelegde. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.
Deze vrijspraak leidt ook tot afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging. De daarin gestelde overtreding van de algemene voorwaarde, te weten het plegen van een strafbaar feit, is immers niet vervuld.

5..Vordering benadeelde partij [naam benadeelde]

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 966,88 aan materiële schade.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu aan de verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden. Dat betekent dat in deze procedure over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing kan worden genomen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot nu toe worden begroot op nihil.

6..Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de bij vonnis van 2 september 2019 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. L. Daum en F.J. Koningsveld, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 april 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 mei 2020 te Ridderkerk, gedurende de voor de nachtrust
bestemde tijd,
een tablet (merk: Samsung) en/of een portemonnee (met inhoud) en/of een of
meerdere (oor)sierraden, in elk geval enige goederen, die/dat geheel of ten dele aan
een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] ,
heeft weggenomen uit een woning gelegen op/aan de [adres delict] ,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking en/of inklimming.