ECLI:NL:RBROT:2021:396

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
10/750240-20, 10/750417-20, 10/750289-20 , 10/750412-20, 10/750413-20, 10/750290-20, 10/750564-20, 10/750312-20, 10/750311-20, 10/750281-20, 10/750287-20, 10/750011-20, 10/750232-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake onderzoekswensen en voorlopige hechtenis in mega-onderzoek Flamenco

Op 25 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een tussenuitspraak gedaan in het kader van het mega-onderzoek Flamenco, dat zich richt op de grootschalige invoer van cocaïne in georganiseerd verband. De rechtbank heeft de onderzoekswensen van de verdediging besproken, waaronder verzoeken om het horen van getuigen en het toevoegen van stukken uit het onderzoek 26Lemont, dat samenhangt met het gebruik van Encrochat-communicatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen begin van aannemelijkheid is dat de Encrochat-informatie onrechtmatig is verkregen en heeft verzoeken tot het horen van getuigen en het toevoegen van stukken afgewezen. Tevens is de voorlopige hechtenis van de verdachten besproken, waarbij de rechtbank heeft geconcludeerd dat de ernstige bezwaren tegen de verdachten nog steeds aanwezig zijn. De verzoeken tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis zijn afgewezen. De rechtbank heeft de officieren van justitie opgedragen om nadere informatie te verstrekken over de technische mogelijkheden voor de verdediging om de Encrochat-gegevens te onderzoeken. De beslissing is genomen in het bijzijn van de griffiers en zal worden verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

Rechtbank RotterdaM

Team straf 2
Mega Flamenco
Parketnummers: 10/750240-20 ( [naam verdachte 1] )
10/750417-20 ( [naam verdachte 2] )
10/750289-20 ( [naam verdachte 3] )
10/750412-20 ( [naam verdachte 4] )
10/750413-20 ( [naam verdachte 5] )
10/750290-20 ( [naam verdachte 6] )
10/750564-20 ( [naam verdachte 7] )
10/750312-20 ( [naam verdachte 8] )
10/750311-20 ( [naam verdachte 9] )
10/750281-20 ( [naam verdachte 10] )
10/750287-20 ( [naam verdachte 11] )
10/750011-20 ( [naam verdachte 12] )
10/750232-20 ( [naam verdachte 13] )
Datum beslissing: 25 januari 2021
Tegenspraak
Beslissing van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachten:
[naam verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats verdachte 1] op [geboortedatum verdachte 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 1] , [postcode verdachte 1] [woonplaats verdachte 1] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn, locatie Eikenlaan,
raadsman mr. M. van Stratum, advocaat te Nootdorp,
[naam verdachte 2],
geboren te [geboorteplaats verdachte 2] ( [geboorteland verdachte 2] ) op [geboortedtum verdachte 2] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 2] , [postcode verdachte 2] [woonplaats verdachte 2] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting, locatie De Schie,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 3],
geboren te [geboorteplaats verdachte 3] ( [geboorteland verdachte 3] ) op [geboortedatum verdachte 3] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 3] , [postcode verdachte 3] [woonplaats verdachte 3] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Lelystad,raadsvrouw mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 4],
geboren te [geboorteplaats verdachte 4] ( [geboorteland verdachte 4] ) op [geboortedatum verdachte 4] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
preventief gedetineerd in het Detentiecentrum Rotterdam,
raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 5],
geboren te [geboorteplaats verdachte 5] ( [geboorteland verdachte 5] ) op [geboortedatum verdachte 5] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Middelburg,
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 6],
geboren te [geboorteplaats verdachte 6] op [geboortedatum verdachte 6] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 6] , [postcode verdachte 6] [woonplaats verdachte 6] ,
raadsman mr. M. Rafik, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 7] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte 7] op [geboortedatum verdachte 7] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 7] , [postcode verdachte 7] [woonplaats verdachte 7] ,
raadsman mr. S.F. Nelisse, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 8],
geboren te [geboorteplaats verdachte 8] op [geboortedatum verdachte 8] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 8] , [postcode verdachte 8] [woonplaats verdachte 8] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 9],
geboren te [geboorteplaats verdachte 9] op [geboortedatum verdachte 9] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 9] , [postcode verdachte 9] [woonplaats verdachte 9] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 10],
geboren te [geboorteplaats verdachte 10] op [geboortedatum verdachte 10] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 10] , [postcode verdachte 10] [woonplaats verdachte 10] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 11],
geboren te [geboorteplaats verdachte 11] ( [geboorteland verdachte 11] ) op [geboortedatum verdachte 11] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 11] , [postcode verdachte 11] [woonplaats verdachte 11]
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. M.R. Kok, advocaat te Rotterdam,
[naam verdachte 12],
geboren te [geboorteplaats verdachte 12] op [geboortedatum verdachte 12] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 12] , [postcode verdachte 12] [woonplaats verdachte 12] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Sittard, raadsman mr. H. Raza, advocaat te Rotterdam
en
[naam verdachte 13],
geboren te [geboorteplaats verdachte 13] op [geboortedatum verdachte 13] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte 13] , [postcode verdachte 13] [woonplaats verdachte 13] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Middelburg,
raadsvrouw mr. S.A. van den Boom, advocaat te Rotterdam.

1..Algemene inleiding

Deze beslissing is gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 januari 2021. Op deze terechtzitting (een regiezitting in de mega Flamenco) zijn de door de verdediging vooraf ingediende en de op de zitting kenbaar gemaakte onderzoekswensen besproken. Verder zijn tijdens de zitting door de verdediging gedane verzoeken tot opheffing en/of schorsing van de voorlopige hechtenis behandeld.
Het dossier is thans nog niet geheel compleet. Aan het dossier zal onder andere nog het proces-verbaal worden toegevoegd waarin de in dit onderzoek gebruikte bijzondere opsporingsbevoegdheden en andere (opsporings)methodieken worden beschreven, inclusief de aanvraagrapportages en beslissingen van de bevoegde autoriteit. In zoverre is sprake van een tussenbeslissing.
De hierna vermelde beslissingen gelden, tenzij anders is aangegeven, ten aanzien van alle verdachten.

2..Beslissingen ten aanzien van de onderzoekswensen

2.1.
Proceshouding en toetsing van onderzoekswensen
Bij het beoordelen van onderzoekswensen kan de proceshouding van een verdachte van belang zijn. Weigeren om een inhoudelijke verklaring af te leggen is geen reden om een verzoek tot het verrichten van onderzoekshandelingen af te wijzen. Een inhoudelijke verklaring, of juist het ontbreken daarvan, van de zijde van een verdachte heeft echter wel invloed op de wijze waarop de rechtbank kan toetsen óf een bepaald verzoek -geheel of gedeeltelijk- redelijkerwijs van belang is voor het nemen van een beslissing in het kader van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank zal een concreet voorbeeld geven ter verduidelijking. De verdachten hebben tot nu toe geen enkele verklaring met betrekking tot de feiten afgelegd. Het is dus voor de rechtbank onbekend of een verdachte zich op het standpunt stelt dat het a.
nietzijntoestel is, b. dat hij
slechtseen van de gebruikerswas of c. dat de weergegeven gesprekken
niet goed, niet volledigen/of buiten hun verband zijn weergegeven in het dossier, zodat op basis daarvan ten onrechte een voor verdachte belastend beeld wordt geschetst. In dit voorbeeld met behulp van die - in de ogen van de verdediging- mogelijk verkeerde/onvolledige weergave van de (encrochat)communicatie. Zonder nadere inhoudelijke verklaringen kan het verdedigingsbelang bij de ingediende onderzoekswensen dus slechts worden beoordeeld op basis van de verdere inhoud van het dossier.
2.2.
Inleiding met betrekking tot de onderzoekswensen
De rechtbank zal hierna eerst ingaan op de onderzoekswensen die zien op de encrochat-gesprekken. Daarbij is door de verdediging gevraagd stukken toe te voegen uit het encrochat-onderzoek en om getuigen te doen horen in verband met dit onderzoek. Daarna komen de overige verzoeken tot het horen van getuigen aan de orde. Tenslotte komen enkele nadere onderzoekswensen van technische aard aan de orde.
2.3.
Encrochat-gerelateerde verzoeken
Verzoeken
De verdediging heeft een aantal onderling samenhangende verzoeken gedaan die in essentie alle te maken hebben met de overdracht van gegevens uit het onderzoek 26Lemont naar het onderzoek Flamenco. De verzoeken omvatten:
toevoegen van stukken uit het onderzoek 26Lemont, de JIT-overeenkomst die ten grondslag ligt aan het onderzoek 26Lemont en de Franse tegenhanger ervan, en een aantal Franse dossierstukken uit dat (Franse) onderzoek;
de originele processen-verbaal en beslissingen van de onderzoeksrechter in de Franse taal, waarvan eerder een vertaling is gevoegd bij een aan dit dossier toegevoegd proces-verbaal (met bijlagen) van de zaaksofficieren van justitie van het onderzoek 26Lemont;
het verhoor als getuige van twee officieren van justitie die leiding geven aan het onderzoek 26Lemont [1] en van twee politieambtenaren, [naam politieambtenaar 1] (Hoofd Landelijke Recherche)en [naam politieambtenaar 2] (Team High Tech Crime).
Inleiding
Het onderzoek tegen de verdachten in het onderzoek Flamenco ziet, voor zover hier van belang, op het gebruik van encrochat-toestellen om met (door de gebruiker) toegelaten andere gebruikers van encrochat-toestellen zodanig te kunnen communiceren dat de inhoud van die communicatie niet door derden ontcijferd zou kunnen worden. Het onderzoek tegen mogelijk strafrechtelijke aspecten van het aanbieden van deze zgn. encrochatdiensten/-toestellen is een afzonderlijk onderzoek, en staat bekend onder de naam 26Lemont. In deze strafzaak is er informatie overgedragen vanuit het onderzoek 26Lemont. Kern van dat onderzoek is, voor de zaak Flamenco, dat gedurende een aantal maanden de inhoud van (tekst)gesprekken tussen een aantal encrochat-accounts is gedeeld met het politieteam dat werkte aan de zaak Flamenco. De verdediging heeft verzocht stukken toe te voegen uit, kort gezegd, het onderzoek 26Lemont en het daarmee samenhangende (strafrechtelijk) onderzoek in Frankrijk.
Beoordeling
Er is op geen enkele wijze gebleken dat er meer verband is tussen de onderzoeken 26Lemont en Flamenco dan dat een aantal verdachten in de onderhavige strafzaak gebruiker zou zijn geweest van een of meer van dergelijke encrochat-toestellen. Het gaat om twee gescheiden onderzoeken. Dat in het onderzoek 26Lemont is gekozen voor een onderzoek naar mogelijke medeplichtigheid door een crimineel samenwerkingsverband aan andere strafbare feiten door andere individuen en/of (criminele) samenwerkingsverbanden, maakt dat niet anders. Door dergelijke diensten te verlenen ontstaat niet als vanzelf een groter (crimineel) samenwerkingsverband, zoals door de raadsman mr. Jhingoer in de zaak [naam verdachte 4] is gesteld.
Aan de rechtbank en de verdediging zijn enkele stukken beschikbaar gesteld die inzicht (beogen te) verschaffen in de verstrekking van (encrochat-)gegevens vanuit het onderzoek 26Lemont en de voorwaarden die daarbij van kracht waren. Een van deze stukken is het proces-verbaal van 20 september 2020, waarin de rechter-commissaris een nadere toelichting geeft bij het verlenen van een machtiging als bedoeld in art. 126uba Sv, in combinatie met een (machtiging tot het geven van een) bevel tot het opnemen van (tele)communicatie als bedoeld in art. 126t Sv. Deze machtiging is door de rechter-commissaris verlengd op 28 april 2020, 21 mei 2020 en 18 juni 2020, telkens onder de voorwaarden die door de rechter-commissaris eerder waren verbonden aan de initiële machtiging. De voorwaarden 4 tot en met 7 zijn door de rechter-commissaris duidelijk weergegeven in zijn proces-verbaal [2] . Ook volgt uit dit proces-verbaal dat door de officieren van justitie alleen informatie is verstrekt vanuit het onderzoek 26Lemont aan andere onderzoeken mét toestemming van de rechter-commissaris.
Uit het bovenstaande volgt dat de encrochat-informatie in de zaak Flamenco rechtmatig is verkregen. Deze informatie is, duidelijk geclausuleerd en pas na voorafgaande toestemming van de rechter-commissaris, door daartoe bevoegde officieren van het landelijk parket verstrekt aan de officier(en) van justitie die leiding gaf/gaven aan het onderzoeksteam Flamenco.
Dat er door de politie en/of het openbaar ministerie - los van het onderzoek Flamenco - eerder onderzoek is gedaan naar de technische mogelijkheden om de (versleutelde) encrochat-(tele)communicatie inzichtelijk te maken, maakt dat niet anders. Het is op zich niet verboden om encrochat-apparatuur te gebruiken. Daartegenover staat dat, zodra een machtiging is verleend, opsporingsinstanties gerechtigd zijn om, met inachtneming van de voorwaarden in een dergelijke machtiging, de aangetroffen communicatie te ontsleutelen. Dergelijke inspanningen zijn in beginsel rechtmatig, en vormen pas aanleiding tot nader onderzoek indien er (tenminste) een begin van aannemelijkheid ontstaat dat er op concrete punten mogelijk sprake is van handelen in strijd met die machtiging en/of van ander onrechtmatig handelen. Dat geldt eens te meer in een geval als dit, waarbij de (overgedragen) informatie is verkregen bij een derde in een strafrechtelijk onderzoek tegen die derde en daarna –zo leidt de rechtbank af uit het tot op heden gevormde dossier- op de voorgeschreven wijze is overgedragen aan een ander onderzoeksteam. De door de verdediging gehanteerde zinsnede “het OM is een en ondeelbaar”, is op dit punt niet juist. De wetgever heeft in art. 126dd Sv kaders en regels gesteld voor dit soort gebruik/overdracht van informatie, reeds hieruit volgt dat het door de verdediging gestelde niet opgaat. Daar komt nog bij dat er voor een procedure is gekozen die (anonieme) gebruikers van encrochat-toestellen in hun algemeenheid beschermde: de rechter-commissaris toetste voorafgaand aan de verstrekking of dergelijke informatie zou worden gebruikt in een onderzoek naar strafbare feiten die vallen binnen voorwaarde 7 van de machtiging (voor zover in deze zaak van belang): “De vergaarde informatie/telecommunicatie zal slechts ter beschikking worden gesteld voor onderzoeken naar strafbare feiten die naar hun aard, in georganiseerd verband gepleegd of beraamd, een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken,(…).”
Conclusie ten aanzien van het verzoek tot toevoegen van stukken en het horen van de officieren van justitie van het onderzoek 26Lemont en de verbalisanten/ politieambtenaren [naam politieambtenaar 1] en [naam politieambtenaar 2] als getuige
De rechtbank wijst op grond van het bovenstaande
het verzoekom stukken uit het 26Lemont-onderzoek (en/of het Franse parallel-onderzoek) toe te voegen aan het strafdossier
af.
Er bestaat evenmin reden om de politieambtenaren [naam politieambtenaar 1] en [naam politieambtenaar 2] te horen als getuige. Hetzelfde geldt voor de officieren van justitie aangeduid met [code officier 1] en [code officier 2] . Er is, zoals gezegd, geen begin van aannemelijkheid dat de encrochat-informatie anders dan rechtmatig is verkregen en hetzelfde geldt voor de overdracht van een deel van deze informatie aan de (zaak)officier van justitie van het onderzoek Flamenco. Daarom kan het toevoegen van de gevraagde stukken en/of het verhoor van deze vier getuigen in redelijkheid niet van belang zijn voor een van de beslissingen ex art. 348 en/of 350 Sv.
Conclusie ten aanzien van het verzoek tot verstrekken van originele (Franstalige) verzoeken en beslissingen uit 26Lemont en/of het Franse parallelle encrochat-onderzoek
De verdediging heeft gevraagd om bepaalde originele stukken uit het Franse (gedeelte van het) encrochat-onderzoek, waarvan de vertalingen zijn gevoegd bij de brief van 28 september 2020 van de officieren van justitie [code officier 1] en [code officier 2] , toe te voegen aan het dossier. Deze stukken zijn vertaald door een beëdigd vertaalster vanuit de Franse taal in de Nederlandse taal. Er is geen begin van aannemelijkheid dat de genoemde vertalingen qua inhoud en strekking afwijken van de originelen. Onder deze omstandigheid bestaat er geen verdedigingsbelang deze originele stukken toe te (doen) voegen aan dit strafdossier.
2.4.
Nader onderzoek verdediging encrochat-informatie
De verdediging heeft verzocht alle encrochat-gegevens te mogen inzien die zijn verstrekt aan het onderzoeksteam Flamenco en die als zodanig aan de basis liggen van de in het dossier weergegeven gesprekken.
Beoordeling
Aanvankelijk leek dit technisch op eenvoudige wijze te kunnen te worden gerealiseerd, en is op 14 oktober 2020 tijdens de eerste pro forma zitting door de officier van justitie toegezegd [3] dat aan de verdediging een dergelijk bestand zou worden verstrekt. Tijdens de behandeling op 11 januari 2021 heeft de officier van justitie uiteengezet dat het verstrekken van een eenvoudig doorzoekbaar bestand niet mogelijk is, aangezien de vormgeving en de omvang van de verstrekte gegevens daaraan in de weg staan. Het programma Hansken maakt een dergelijk onderzoek wel mogelijk, maar kan uitsluitend worden gebruikt op locatie bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), en daarbij kan om beveiligingsredenen een verdachte die zich in voorlopige hechtenis bevindt niet (fysiek) aanwezig zijn.
De rechtbank wil in een aanvullend proces-verbaal graag nader worden voorgelicht over de technische (on)mogelijkheden en de redenen waarom de eerder toegezegde informatie door de verdediging slechts bij het NFI kan worden ingezien. Indien de beantwoording tot gevolg zou hebben dat de belangen van art. 187d Sv aan de orde zouden zijn, verzoekt de rechtbank (ook) dit aspect zo veel als mogelijk uit te leggen.
Voor hetgeen hierna volgt, gaat de rechtbank uit van de door de officier van justitie beschreven kaders. Het standpunt van de verdachten ten aanzien van de aan hen toegeschreven telefoon(s) en de inhoud van de weergegeven gesprekken kan daarbij niet worden meegewogen, aangezien de verdachten zich in essentie hebben beroepen op hun zwijgrecht. De rechtbank heeft eerder al aangegeven dat dit tot op zekere hoogte invloed heeft op de toetsing.
De rechtbank zal de verdediging in de gelegenheid stellen om
uiterlijk 21 februari 2021aan de officier van justitie een overzicht te verstrekken van in het dossier weergegeven gesprekken die zij nader wensen te onderzoeken. Het kan dan gaan om een verzoek tot integrale en letterlijke weergave (indien niet al het geval) van het desbetreffende gesprek. Het kan daarbij ook gaan om een aantal geclusterd weergegeven gesprekken, waarbij voorshands het dossier het uitgangspunt vormt. De raadsman/-vrouw wordt verzocht een kopie van een eventueel verzoek in kopie te sturen aan de voorzitter en de griffiers. Indien op basis van nadere informatie, zoals een inhoudelijke en/of anderszins relevante verklaring van de verdachte daartoe aanleiding bestaat, kan een nieuw verzoek worden gedaan. De eerstvolgende pro forma-/regiezitting
op 9 april 2021zal daartoe ruimte bieden. Ook deze zitting zal worden voorafgegaan door een
schriftelijke voorbereiding. De voorzitter zal tijdig de kaders hiervoor via e-mail doorgeven.
2.5.
Verhoor getuigen
Verhoor medeverdachten
Het betreft hier in essentie het verzoek om getuigen te horen die in het dossier 11B Opiumwet als verdachte zijn aangemerkt als lid (of in een andere hoedanigheid deelnemer zouden zijn) van een crimineel samenwerkingsverband als bedoeld in art. 11B Opiumwet/art. 140 Sr. Hoewel deze medeverdachten tot op heden niet of zeer beperkt inhoudelijk hebben verklaard, ziet de rechtbank ten aanzien van de navolgende getuigen een verdedigingsbelang. In zoverre worden de verzoeken toegewezen. De rechtbank merkt daarbij op dat het hier niet gaat om getuigen die belastend over verdachte hebben verklaard, zodat de rechtbank thans volstaat met de hierna te noemen medeverdachten. Deze getuigen zullen door de rechtbank worden gehoord op de volgende pro forma/regiezitting
van 9 april 2021.Dit heeft tot gevolg dat alle hierna te noemen medeverdachten moeten verschijnen ter zitting. Over de verdere (technische) uitvoering van deze verhoren zal nader met de officier van justitie en de verdediging worden gecommuniceerd door de voorzitter.
Vanwege de noodzaak dat de verdachten op 9 april 2021 ter zitting aanwezig zijn om als getuige te kunnen worden gehoord, zal een (voorwaardelijk) bevel tot medebrenging worden afgegeven.
Verder merkt de rechtbank op dat een verdachte uiteraard niet als getuige zal worden gehoord in zijn eigen strafzaak.
Het spreekt bij dit alles voor zich dat, indien de stand van het dossier op een later moment door nieuwe informatie daartoe aanleiding geeft, alsdan opnieuw een gemotiveerd verzoek kan worden gedaan om een (of meer) andere persoon (of personen) dan de hierna te noemen personen als getuige te horen.
Toe te wijzen getuigen (niet als getuige in eigen strafzaak):
  • [naam verdachte 1]
  • [naam verdachte 2]
  • [naam verdachte 3]
  • [naam verdachte 4]
  • [naam verdachte 5]
  • [naam verdachte 8]
  • [naam verdachte 9]
  • [naam verdachte 10]
  • [naam verdachte 11]
  • [naam verdachte 12] en
  • [naam verdachte 13]
Overige getuigen in een of meer van de zaken en verzoek tot inzage van stukken
Zaak [naam verdachte 11]
In de zaak van de verdachte [naam verdachte 11] ziet de rechtbank tevens een verdedigingsbelang om de navolgende getuige te mogen horen ter zake hierna aan te geven onderwerpen.
[naam getuige 1] ( [naam functie] ), p/a [adres 1] , [postcode 1] [plaats 1] .
Deze getuige kan bevraagd worden met betrekking tot de gang van zaken rond de beveiliging en de registratie van toegangsbewegingen, toegespitst op de door getuige [naam getuige 2] beschreven gang van zaken, zoals weergegeven in diens verhoor d.d. 8 mei 2020 (proces-verbaal zaaksdossier zaak 3 “uithaal cocaïne 24 april 2020”, documentcode [code document] , in dat dossier opgenomen in de bijlagen p. 54 tot en met 56). De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris voor het horen van deze getuige.
Zaak [naam verdachte 9]
In de zaak van de verdachte [naam verdachte 9] ziet de rechtbank een verdedigingsbelang om de navolgende getuigen te mogen horen ter zake hierna aan te geven onderwerpen.
  • [naam getuige 3]
  • [naam getuige 4]
  • [naam getuige 5]
  • [naam getuige 6] , adres: [adres 2] , [postcode 2] [plaats 2]
Deze getuigen kunnen bevraagd worden met betrekking tot de gang van zaken rond (mogelijke) uitlatingen van verdachte kort na het politieoptreden tegen getuige [naam getuige 3] en de daarmee samenhangende doorzoeking op 20 juli 2020, en hetgeen in dit verband verder is verklaard door [naam getuige 3] en/of de hiervoor genoemde getuige(n) en/of de verdachte. Getuige [naam getuige 5] kan tevens worden bevraagd over de gang van zaken met betrekking tot de stacaravan op de camping [naam camping] , inclusief de financiële aspecten van de aanschaf van die stacaravan en/of de standplaats ervan. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris voor het horen van deze getuigen. In het geval van getuige [naam getuige 5] kan de rechter-commissaris tevens aandacht besteden aan c.q. vragen stellen over onderwerpen waarvan de rechter-commissaris van oordeel is dat die redelijkerwijs kunnen bijdragen aan een adequate (verdere) behandeling van de zaak door de zittingsrechter.
  • [naam getuige 7]
  • [naam getuige 6] , adres: [adres 2] , [postcode 2] [plaats 2] ;
Deze getuigen kunnen bevraagd worden ter zake het gebruik van de auto met kenteken [kentekennummer] en over de gang van zaken met betrekking tot de stacaravan op de camping [naam camping] , inclusief de financiële aspecten van de aanschaf van die stacaravan en/of de standplaats ervan. Ook voor het horen van deze getuigen zal de rechtbank de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris.
Voor wat betreft het horen van de “financieel betrokkenen van vakantiepark [naam camping] ” overweegt de rechtbank het volgende. Dit verzoek is niet toegespitst op een op te roepen persoon of personen. De rechtbank wijst het verzoek daarom af, en geeft de raadsman in overweging om, zodra de raadsman beschikt over meer (en) concrete informatie, de officier van justitie te verzoeken om de politie nader proces-verbaal te laten opmaken aan de hand van alsdan door de raadsman omtrent dit onderwerp op te geven vragen.
2.6.
Inzage in stukken van onderzoek tegen [naam getuige 3] (zaak [naam verdachte 9] )
In de zaak [naam verdachte 9] heeft de raadsman mr. Weski gevraagd om de stukken in te mogen zien die zijn opgemaakt in het onderzoek tegen [naam getuige 3] . De rechtbank ziet geen verdedigingsbelang op dit punt. De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat de aanvankelijke verdenking tegen deze persoon later onterecht is gebleken. Dit onderzoek is geseponeerd met als reden: “ten onrechte als verdachte gemeld”. Gelet op deze afdoening en gelet op de nadere stukken die nog ter zake de IMSI-metingen aan het dossier zullen worden toegevoegd, ziet de rechtbank geen verdedigingsbelang om op dit punt de officier(en) van justitie de opdracht te geven de verzochte inzage te verlenen.
2.7.
Benoeming NFI-deskundige ter zake nadere waarschijnlijkheidsanalyse telefoongegevens
Door de verdediging is verzocht een deskundige te benoemen die, kort gezegd, aan de hand van de verkeersdata van de telefoontoestellen A. en B. (B. is het encrochat-toestel), waaronder in elk geval de zendmastgegevens, een waarschijnlijkheidsoordeel kan geven over de vraag of beide telefoons in bezit/gebruik waren van een bepaalde persoon of dat dit niet het geval is. De officieren van justitie achten een dergelijk onderzoek eveneens gewenst. De rechtbank acht het voor de volledigheid en evenwichtigheid van het onderzoek van belang dat het hierna te noemen onderzoek door de te benoemen deskundige zal worden uitgevoerd. De politie heeft op basis van de verkeersgegevens van beide telefoontoestellen, met name de omstandigheid dat beide toestellen op een aantal momenten (zouden) hebben aangestraald op dezelfde zendmasten, afgeleid dat het zeer waarschijnlijk is dat beide toestellen in gebruik/bezit waren bij
éénpersoon, terwijl de verdachte betwist dat hij gebruiker was van toestel B.
Hypothese 1: De telefoontoestellen A. en B. waren op data C. en(etc.) bij één persoon in bezit/gebruik en
Hypothese 2: De telefoontoestellen A. en B. waren op data C. en(etc.)
nietbij één persoon in bezit/gebruik
Aan de te benoemen deskundigen worden alle verkeersdata ter beschikking gesteld die de politie heeft gebruikt bij haar analyse die heeft geleid tot het oordeel dat is verwoord op
pagina 1 tot en met pagina 26 van het proces-verbaal “Algemeen dossier”. Op basis van deze gegevens wordt de deskundige verzocht onderzoek te doen aan de hand van hypothesen 1 en 2, en daarbij -indien mogelijk- een waarschijnlijkheidsoordeel te geven hoeveel maal de ene hypothese waarschijnlijker is dan de andere hypothese.
Verder wordt de deskundige verzocht aan te geven of er uit de ter beschikking te stellen gegevens nog andere resultaten zijn af te leiden die, in de visie van de deskundige, van invloed zijn op zijn/haar oordeel met betrekking tot de waarschijnlijkheid van de hypothesen 1 en 2 en -daarmee- van hun onderlinge kansverhouding.
De rechtbank zal de zaak ten behoeve van deze benoeming verwijzen naar de rechter-commissaris, met het verzoek om aan de hand van het bovenstaande een opdracht te geven aan de deskundige van het NFI. De rechtbank stelt de officier(en) van justitie en de raadslieden in de gelegenheid aan de rechter-commissaris (een) voorstel(len) te doen ter zake de naam van de te benoemen (NFI-)deskundige. Ter zake het door de politie aan de deskundige te verstrekken bronmateriaal zal de officier van justitie worden verzocht om, voorafgaand aan het verstrekken ervan, een opsomming/omschrijving van dit bronmateriaal te verstrekken aan de rechtbank, de rechter-commissaris en de raadslieden.
2.8.
Betrouwbaarheid TEMS-meting/”IMSI-catcher”
De verdediging heeft verzocht om een deskundige aanvullend te laten rapporteren ter zake, kort gezegd, de betrouwbaarheid van de metingen die zijn gebruikt bij de plaatsbepaling(en) van een aantal mobiele telefoons. De officier van justitie heeft verwezen naar het nog te verstrekken methodieken-proces-verbaal, en heeft daarbij vermeld dat de thans door de verdediging benoemde (betrouwbaarheids)aspecten daarin nader op adequate wijze zullen worden toegelicht.
Bij deze stand van zaken ziet de rechtbank (nog) geen verdedigingsbelang, en zal zij dit verzoek op dit moment afwijzen. Na het verstrekken van het methodieken-proces-verbaal kan eventueel opnieuw een gemotiveerd verzoek worden gedaan.
2.9.
TCI-berichten (zaak [naam verdachte 12] )
De raadsman en de officieren van justitie zullen dit punt onderling trachten op te lossen. Op dit moment ziet de rechtbank geen verdedigingsbelang, aangezien de TCI-berichten geen bewijsmiddel zijn en evenmin op andere wijze aannemelijk is gemaakt dat het gevraagde aanvullende onderzoek van belang is voor één van de vragen uit art. 348 of 350 Sv.
2.10.
Verzoek tot afsplitsing zaak [naam zaak]
Mr. Jhingoer heeft de rechtbank verzocht om over te gaan tot afsplitsing van de strafzaak tegen zijn cliënt, omdat onvoldoende ernstige bezwaren bestaan ter zake de stelling dat de verdachte [naam verdachte 4] gebruik maakt van de encrochat-naam Mintcat. Te verrichten onderzoekshandelingen in de strafzaken van de medeverdachten zijn voor de verdachte [naam verdachte 4] niet relevant en zouden de afdoening van zijn strafzaak onnodig vertragen.
De rechtbank acht, op basis van het tot op heden gevormde dossier, voldoende ernstige bezwaren tegen de verdachte [naam verdachte 4] aanwezig ter zake de (mogelijke) betrokkenheid bij - kort gezegd - de uithaal van 600 kilogram cocaïne op 24 april 2020 en is van oordeel dat afsplitsing van de zaak van verdachte niet in het belang is van het onderzoek.

3..Beslissingen ten aanzien van de voorlopige hechtenis

De ernstige bezwaren zijn nog in volle omvang aanwezig. Uit de inhoud van de zaaksdossiers en het proces-verbaal met bijlagen Flamenco komt voor geen van de verdachten op dit punt een gunstiger beeld naar voren. De verdachten hebben er al vroeg in de procedure voor gekozen om geen inhoudelijke verklaring af te leggen. Dat is uiteraard een aan de verdachte toekomend recht. Die keuze heeft echter wel tot gevolg dat er geen gerichte tegenspraak is ten aanzien van de mogelijke rol van de verdachte in het gehele dossier of relevante gedeelten ervan. Door het afleggen van een dergelijke verklaring zou/zal mogelijk een ander beeld (kunnen) ontstaan ter zake de feiten op de vordering tot voorlopige hechtenis en/of de dagvaarding. Dit aspect speelt ook een rol bij de toetsing van de gronden.
Daarbij merkt de rechtbank op dat haar beslissingen ten aanzien van het voorarrest alleen zien op de komende drie maanden. De toetsing zal, indien en voor zover voorlopige hechtenis aanwezig zal zijn, elke drie maanden opnieuw in volle omvang worden uitgevoerd door de rechtbank. Zoals in elke zaak waarin zich een of meer verdachten in voorarrest bevinden.
Tot nu toe zijn als gronden voor voorlopige hechtenis, kort gezegd, de 12-jaarsgrond (met ernstig geschokte rechtsorde) en recidivegronden [4] aanwezig geacht. Bij de toetsing nu heeft de rechtbank niet alleen in abstracto gekeken naar de aard en omvang van de strafbare feiten op de vordering, maar ook op de concrete uitvoering ervan zoals beschreven in het nu beschikbare dossier. Het dossier laat, op dit moment en getoetst op het niveau van ernstige bezwaren, een beeld zien van een zeer goed georganiseerd crimineel samenwerkingsverband dat als zodanig in staat was veel en grote transporten van vermoedelijk cocaïne te organiseren. Een deel van die transporten is blijkbaar onderschept, maar bij een substantieel ander deel zou dat niet het geval zijn geweest. Het samenwerkingsverband zou tevens in staat zijn gebleken beveiligingsmedewerkers (en/of andere personen die in een andere functie werkzaam waren in de haven) tegen betaling informatie te laten verstrekken en/of mee te (laten) werken aan, kort gezegd, het omzeilen/verijdelen van beveiligingsvoorschriften die er juist toe strekken onbevoegden buiten bepaalde haventerreinen zoals de ECT te houden. Uit het dossier lijkt verder te volgen dat de werkzaamheden grondig werden voorbereid en op professionele wijze werden uitgevoerd, onder andere een aantal maal met volledig gekopieerde (ECT-gerelateerde) voertuigen. Ook het gebruik van encrochat-communicatie zou gezien kunnen worden als een dergelijke aanwijzing. Verder lijkt er veel geld te zijn gemoeid geweest met de strafbare feiten, niet alleen beoordeeld naar de waarde van de ingevoerde cocaïne, maar mogelijk ook -en in relatie daarmee- naar de beloning voor deelnemers aan/bij bepaalde feiten binnen het crimineel samenwerkingsverband. Verder zou uit de inhoud van de encrochat-gesprekken in het dossier afgeleid kunnen worden dat elke verdachte qua persoon geschikt is bevonden om vanaf een bepaald moment en ieder in zijn eigen rol deel te (blijven) nemen aan dit samenwerkingsverband.
Dit alles brengt de rechtbank tot het oordeel dat de gronden beide nog aanwezig zijn.
In de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden ziet de rechtbank, afgezet tegen het strafvorderlijk belang, op dit moment onvoldoende grondslag om tot schorsing van de voorlopige hechtenis over te gaan. De verzoeken tot opheffing, dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis zullen daarom worden afgewezen

4..Reclasseringsrapport

Uit het bovenstaande volgt tevens dat op dit moment geen onderzoek zal worden opgedragen naar de mogelijkheden voor Elektronisch Toezicht.
Het spreekt voor zich dat de rechtbank (in elk geval) ten tijde van de inhoudelijke behandeling in alle zaken wil beschikken over een inhoudelijk reclasseringsrapport, en draagt de officier(en) van justitie op daartoe opdracht te geven.

5..BESLISSING

Ten aanzien van de onderzoekswensen:

Nader onderzoek verdediging encrochat-informatie:
- De rechtbank draagt de officieren van justitie op om nadere informatie te geven over de aard van de technische (on)mogelijkheden en de redenen waarom de eerder toegezegde informatie door de verdediging slechts bij het NFI kan worden ingezien;
- De rechtbank stelt de verdediging in de gelegenheid om
uiterlijk 21 februari 2021aan de officier van justitie een overzicht te verstrekken van in het dossier weergegeven gesprekken die zij nader wensen te onderzoeken. Het kan dan gaan om een verzoek tot integrale en letterlijke weergave (indien niet al het geval) van het desbetreffende gesprek. Het kan daarbij ook gaan om een aantal geclusterd weergegeven gesprekken, waarbij voorshands het dossier het uitgangspunt vormt. De raadsman/-vrouw wordt verzocht een kopie van een eventueel verzoek in kopie te sturen aan de voorzitter en de griffiers. Indien op basis van nadere informatie, zoals een inhoudelijke en/of anderszins relevante verklaring van de verdachte daartoe aanleiding bestaat, kan een nieuw verzoek worden gedaan. De eerstvolgende pro forma-/regiezitting
op 9 april 2021zal daartoe ruimte bieden. Ook deze zitting zal worden voorafgegaan door een
schriftelijke voorbereiding. De voorzitter zal tijdig de kaders hiervoor via e-mail doorgeven;
Verhoor medeverdachten als getuigen (in alle zaken):
- De verzoeken om de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] , [naam medeverdachte 3] , [naam medeverdachte 4] , [naam medeverdachte 5] , [naam medeverdachte 6] , [naam medeverdachte 7] , [naam medeverdachte 8] , [naam medeverdachte 9] , [naam medeverdachte 10] en [naam medeverdachte 11] als getuige te horen worden toegewezen.
Deze getuigen zullen door de rechtbank worden gehoord op de volgende pro forma/regiezitting
van 9 april 2021.
- Ten aanzien van deze getuigen zal een (voorwaardelijk) bevel tot medebrenging worden afgegeven. Deze bevelen worden nog afzonderlijk op schrift gesteld;
Overige verzoeken tot horen van getuigen:
- Het
in de zaak [naam verdachte 11]gedane verzoek om [naam getuige 1] ( [naam functie] ), p/a [adres 1] , [postcode 1] [plaats 1] , als getuige te horen wordt toegewezen;
- Het
in de zaak [naam verdachte 9]gedane verzoek om de navolgende personen als getuigen te horen wordt toegewezen:
  • [naam getuige 3]
  • [naam getuige 4]
  • [naam getuige 5]
  • [naam getuige 6] , adres: [adres 2] , [postcode 2] [plaats 2]
  • [naam getuige 7]
Benoeming NFI-deskundige ter zake nadere waarschijnlijkheidsanalyse telefoongegevens:
  • De verzoeken om een deskundige te benoemen die, kort gezegd, aan de hand van de verkeersdata van de telefoontoestellen A. en B. (B. is het encrochat-toestel), waaronder in elk geval de zendmastgegevens, een waarschijnlijkheidsoordeel kan geven over de vraag of beide telefoons in bezit/gebruik waren van een bepaalde persoon of dat dit niet het geval is, worden toegewezen;
  • De
  • De rechtbank stelt de officier(en) van justitie en de raadslieden in de gelegenheid aan de rechter-commissaris (een) voorstel(len) te doen ter zake de naam van de te benoemen (NFI-)deskundige;
  • Ter zake het door de politie aan de deskundige te verstrekken bronmateriaal zal de officier van justitie worden verzocht om, voorafgaand aan het verstrekken ervan, een opsomming/omschrijving van dit bronmateriaal te verstrekken aan de rechtbank, de rechter-commissaris en de raadslieden.
Overige verzoeken:
De overige verzoeken worden afgewezen.
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis:
De verzoeken tot opheffing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen;
De verzoeken tot schorsing van de voorlopige hechtenis worden afgewezen;
Ten aanzien van het openmaken van een reclasseringsrapport:
De in de zaken van de verdachten [naam verdachte 2] , [naam verdachte 3] en [naam verdachte 13] (meer) subsidiair gedane verzoeken om de officier van justitie opdracht te geven om een reclasseringsrapport op te laten stellen met betrekking tot de mogelijkheden voor schorsing van de voorlopige hechtenis met Elektronisch Toezicht worden afgewezen.
De officieren van justitie worden opgedragen ten behoeve van de inhoudelijke behandeling van de zaak door de reclassering voorlichtingsrapport over de verdachten te laten uitbrengen.
Deze beslissing is op 25 januari 2021 genomen door mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. L. Feraaune en J.M.L. van Mulbregt, rechters, in het bijzijn van mrs. M. van der Hoeff en A.K. van Zanten, griffiers. Deze beslissing zal op 25 januari 2021 via de e-mail worden verstuurd aan de officieren van justitie en de raadslieden, en zal tevens worden gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van de zitting van 11 januari 2021.

Voetnoten

1.In het dossier Flamenco uitsluitend bekend als [code officier 1] en [code officier 2] .
2.Zie proces-verbaal van rechter-commissaris mr. Schols d.d. 20 september 2020, p. 1 laatste alinea, doorlopend in p. 2 eerste alinea.
3.Citaat proces-verbaal 14 oktober 2020, p. 3: “Daarna zijn er subsets ten behoeve van dit onderzoek gemaakt. Die worden tegelijk met het einddossier ter beschikking gesteld aan de rechtbank en de raadslieden en doorzoekbaar gemaakt. (...) Die subset zal dus onderdeel uitmaken van het dossier”.
4.Het gaat, kort gezegd, om zowel de zesjaars-recidivegrond als de gevaarzettingsgrond, beide opgenomen in art. 67a lid 2 onder 2 Sv.