ECLI:NL:RBROT:2021:3941

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
KTN-8959098_04052021
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding en ontruiming van een huurovereenkomst wegens geluidsoverlast

In deze zaak heeft Woonkracht10, een stichting gevestigd te Zwijndrecht, een vordering ingediend tot ontbinding van de huurovereenkomst met [gedaagde] en ontruiming van de woning wegens geluidsoverlast. De procedure begon met een dagvaarding op 30 december 2020, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 15 maart 2021. De kantonrechter heeft op 22 april 2021 uitspraak gedaan. De huurovereenkomst tussen Woonkracht10 en [gedaagde] bestaat sinds 23 juni 2015. Woonkracht10 heeft meerdere klachten ontvangen van omwonenden, waaronder [naam persoon 1], over overlast veroorzaakt door [gedaagde], zoals het smijten met deuren en het afspelen van harde muziek. Ondanks herhaalde waarschuwingen heeft [gedaagde] haar gedrag niet aangepast. Woonkracht10 heeft bewijs gepresenteerd in de vorm van logboeken en getuigenverklaringen, maar de kantonrechter oordeelde dat de overlast niet van zodanig gewicht was dat ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de vordering van Woonkracht10 afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis dient als waarschuwing voor [gedaagde] dat toekomstige overlast kan leiden tot andere juridische gevolgen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8959098 CV EXPL 21-76
uitspraak: 22 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
de stichting
Woonkracht10,
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.E. Roeters van Lennep,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.M.C. Wessels.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Woonkracht10’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 30 december 2020, met producties;
de conclusie van antwoord, met producties;
het tussenvonnis van 4 februari 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de voorafgaand aan de mondelinge behandeling overgelegde producties van de zijde van Woonkracht10;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 maart 2021.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

2.1
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken staat het volgende tussen partijen vast.
2.2
Tussen Woonkracht10 en [gedaagde] bestaat sinds 23 juni 2015 een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan het [adres gedaagde] te Zwijndrecht (hierna ook: de woning).
2.3
Op de huurovereenkomst zijn de door Woonkracht10 overgelegde algemene huurvoorwaarden huurovereenkomst Woonkracht10 van toepassing. Daarin staat onder meer het volgende:
De algemene verplichtingen van huurderartikel 6[…]6.6.Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten, dan wel woonomgeving bevinden. […]”
2.4
De woning is onderdeel van een flatgebouw en bevindt zich in een hoek van dat gebouw, naast het gemeenschappelijke trappenhuis en boven de bergingsruimte. Direct boven de woning van [gedaagde] bevindt zich de woning van mevrouw [naam persoon 1] (hierna: [naam persoon 1] ).
2.5
In januari en februari 2018 heeft Woonkracht10 [gedaagde] aangeschreven over meerdere meldingen van omwonenden met betrekking tot overlast veroorzaakt door [gedaagde] , bestaande uit het smijten met deuren.
2.6
Bij brief van 16 oktober 2018 heeft ARAG Rechtsbijstand namens [naam persoon 1] Woonkracht10 gesommeerd op te treden richting [gedaagde] . In de brief staat onder meer te lezen:
“[…] Sinds 1984 huurt cliënte de woning gelegen te Zwijndrecht aan het [adres] . Tot de zomer van 2015 heeft cliënte met veel plezier genoten van de woning. Aan het woongenot is abrupt een einde gekomen toen mevrouw [gedaagde] , tevens huurster van u, onder cliënte is komen wonen. Sindsdien ervaart cliënte dagelijks overlast. Waar de overlast eerst bestond uit luide muziek en zeer hard slaande deuren bestaat de overlast nu uit het vele malen per dag en nacht smijten van spullen op de laminaatvloer evenals de badkamer- en toiletvloer. […]”
2.7
Op 3 januari 2019 heeft wijkagent [naam wijkagent] (hierna: [naam wijkagent] ) een onderzoek ingesteld naar aanleiding van meldingen van [naam persoon 1] bij de politie omtrent geluidsoverlast die zij ervaart van [gedaagde] . [naam wijkagent] heeft naar aanleiding van dit onderzoek een mutatierapport opgesteld. In het rapport staat onder meer:
“[…] [naam persoon 1] en rapp. spraken af, dat [naam persoon 1] op donderdag 03 januari 2018 om 10.00 uur gaat stofzuigen. Rapp. staat dan in het trappenhuis om te luisteren naar de
geluidsoverlast afkomstig van [gedaagde] . De woningen van [naam persoon 1] en [gedaagde] grenzen aan het trappenhuis.
Op donderdag 03 januari 2018 om 09.50 uur stond rapp. in het trappenhuis.
Rapp. belde naar [naam persoon 1] , dat zij met stofzuigen kan gaan beginnen. Vervolgens hoorde rapp. ongeveer 15 minuten lang met regelmaat hard gebonk afkomstig uit de woning van [gedaagde] .
Rapp. belde hierop aan bij de woning van [gedaagde] . [gedaagde] opende de voordeur van haar woning. Rapp. confronteerde [gedaagde] met zijn bevindingen.
[gedaagde] vertelde, dat haar bovenbuurvrouw een borderliner is, die altijd op alle
tijden herrie moet maken. En van actie krijgt men een reactie. Woonkracht10 weet hiervan alles af.”
2.8
Naar aanleiding van het rapport van [naam wijkagent] heeft de advocaat van Woonkracht10 [gedaagde] bij brief van 12 februari 2019 gesommeerd te stoppen met het veroorzaken van (geluids)overlast. In die brief is vermeld dat Woonkracht10 een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning zal starten indien [gedaagde] niet stopt met het veroorzaken van overlast richting [naam persoon 1] .
2.9
Op 3 en 4 maart 2019 heeft [gedaagde] via de website van Woonkracht10 meldingen gedaan van overlast die zij ervaart van [naam persoon 1] .
2.1
Op 21 maart 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde] en twee medewerkers van Woonkracht10. [gedaagde] heeft Woonkracht10 toen verzocht een geluidsmeter in haar woning te plaatsen om duidelijkheid te krijgen over de overlast die zij ervaart van [naam persoon 1] .
2.11
Tussen 13 september 2019 en 26 september 2019 heeft een geluidsmeting plaatsgevonden in de woning van [gedaagde] . Er zijn geen geluiden geconstateerd die boven de toepasselijke norm uitgaan.
2.12
Namens [naam persoon 1] heeft ARAG Rechtsbijstand bij brief van 15 mei 2020 [gedaagde] gesommeerd te stoppen met het veroorzaken van overlast.
2.13
Eveneens bij brief van 15 mei 2020 heeft Woonkracht10 [gedaagde] verzocht te verhuizen en heeft zij aangekondigd zo nodig een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst te zullen starten. In die brief staat onder meer:
“Belletje drukken
Wij hebben meldingen van uw bovenbuurvrouw ontvangen dat zij vermoedde dat u belletje drukt bij haar. Omdat dit regelmatig gebeurde hebben wij de camerabeelden uitgekeken op de genoemde data en tijdstippen. En inderdaad zien wij u elke keer bij het bellenboord verschijnen. Wij hebben deze beelden veiliggesteld. Dit valt in onze ogen onder pesten/treiteren en onaangepast gedrag wat onacceptabel is. Stop daarmee.
Bonken (geluidsoverlast)
Uw bovenbuurvrouw geeft al langere tijd aan dat u geluidsoverlast, vooral gebonk, veroorzaakt. In het verleden heeft u al aangegeven dat u zelf bewust reageerde op het geluid van uw bovenbuurvrouw met het zelf bewust veroorzaken van geluidsoverlast. U vertelde ons vorig jaar daarmee gestopt te zijn. Wij hebben vorig jaar bij u een geluidsmeting uitgevoerd die aangaf dat het geluid dat uw buurvrouw dagelijks veroorzaakt onder de norm blijft. Er is hier dus sprake van leefgeluiden en geen geluidsoverlast. Nu hebben we in de afgelopen weken ook een geluidsmeting uitgevoerd bij uw buurvrouw en kunnen we inderdaad duidelijk het gebonk waarnemen vanuit uw woning. Dit geluid gaat duidelijk over de norm heen met andere woorden er is hier wel sprake van geluidsoverlast. U beweert elke keer dat u geen geluidsoverlast meer veroorzaakt. Dat is dus niet waar. Stop met het veroorzaken van geluidsoverlast.”
2.14
[gedaagde] heeft bij e-mailbericht van 18 mei 2020 aan Woonkracht10 laten weten dat zij geen overlast veroorzaakt.
2.15
[naam persoon 1] heeft van 25 mei 2016 tot 18 juli 2020 een logboek bijgehouden waarin zij de datum, het tijdstip en de aard van de door haar ervaren overlast heeft genoteerd. In dit logboek wordt onder meer melding gemaakt van slaan met deuren, stuiteren met een bal, bonken op de vloer of tegen de muur door [gedaagde] en van harde muziek afgespeeld door [gedaagde] .
2.16
Van 3 april 2020 tot en met 16 mei 2020 heeft [naam persoon 1] een overzicht bijgehouden waarin zij heeft genoteerd op welke dagen en uren er bij haar werd belletje getrokken. Zij heeft in dit overzicht 26 gevallen van belletje trekken genoteerd.
2.17
Woonkracht10 heeft op 22 juli 2020 bij de Rechtbank Rotterdam verzocht om een voorlopig getuigenverhoor teneinde bewijs te verzamelen van overlast veroorzaakt door [gedaagde] en door haar broer [naam broer gedaagde] die, evenals [gedaagde] , een woning in het complex [naam complex] te Zwijndrecht bewoont.
2.18
[gedaagde] heeft van 11 september 2020 tot 30 november 2020 een logboek bijgehouden waarin zij de datum, het tijdstip en de aard van de door haar ervaren overlast heeft genoteerd. In dit logboek wordt onder meer melding gemaakt van bonken op de vloer en slaan met deuren, getik tegen verwarmingsbuizen, “wc gebonk getreiter”, stofzuigen en lopen door [naam persoon 1] .
2.19
Op 12, 20 en 21 oktober 2020 hebben, in het kader van het in 2.17 genoemde voorlopig getuigenverhoor, getuigenverhoren plaatsgevonden. De getuigen van Woonkracht10 hebben, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
[naam persoon 1] :
“U toont mij het overlastlogboek dat door Woonkracht als productie 33 bij het verzoekschrift is gevoegd. Ik herken dat als mijn eigen overlastlogboek. Ik heb dat overlastlogboek naar waarheid ingevuld. Het begon met harde muziek van mevrouw [gedaagde] .[…]
U vraagt mij waar de overlast, naast harde muziek, nog meer uit bestaat. Ik antwoord daarop dat het begon met deuren smijten, echt met een rotklap en met een voetbal stuiteren door het huis, ook in de nacht. Andere buren hebben dit slaan met deuren en stuiteren met een voetbal ook gehoord. Later ging mevrouw [gedaagde] bonken op de vloeren als ik ging stofzuigen, wel een kwartier lang. Een andere bewoner, mevrouw [naam persoon 2] , die dit bonken in het trappenhuis had gehoord, zei dat het leek alsof een woning kort en klein werd geslagen.
U toont mij een overzicht dat door Woonkracht als productie 34 bij het verzoekschrift is gevoegd. Ik herken dit als mijn overzicht van belletje trekken in 2020. Ik heb dit overzicht naar waarheid ingevuld. Ik heb daarin opgeschreven op welke data en welke tijdstippen in april en mei 2020 er bij mij belletje getrokken werd. Naar mijn stellige overtuiging gebeurde dit door mevrouw [gedaagde] . Ik kan niemand anders bedenken die om 5 uur ‘s morgens naar beneden gaat lopen om belletje te trekken.
U toont mij productie 31, dat zijn foto’s van mijn wasgoed dat aan het balkon hangt. Ik heb die foto’s zelf gemaakt. Ik had mijn dekbedovertrek om een uur of 11:00 buiten gehangen en toen ik het om 13:15 uur wilde binnenhalen zag ik dat er bleekvlekken op zaten en die waren duidelijk schuin van onderaf gespoten.
De heer [naam persoon 3] (hierna: [naam persoon 3] ), bovenbuurman van [naam broer gedaagde] :
“In een lang weekend in 2020 hebben de heer [gedaagde] en mevrouw [gedaagde] diverse keren filmopnames gemaakt met hun mobiele telefoon van mij en mijn gezin terwijl wij buiten waren. Ik heb dit gemeld bij de politie en bij Woonkracht en daarna is het opgehouden. Ik voelde me aangetast in mijn privacy en ik vond het vooral heel vervelend dat iemand beschikt over beeldopnames van mijn kinderen.”
Mevrouw [naam persoon 4] , partner van [naam persoon 3] (hierna: [naam persoon 4] ):
“Ik ken mevrouw [gedaagde] , maar heb haar nooit zelf gesproken. Zij bemoeit zich overal mee. Als ze op bezoek komt bij haar broer en ziet dat mijn vriend op de galerij een sigaret staat te roken terwijl hij misschien net voor het slaapkamerraam van dhr. [gedaagde] staat, dan zegt ze tegen hem: “wegwezen hier, jij hebt hier niks te zoeken”. Ze scheldt mijn vriend uit als zij hem tegenkomt en ze heeft tegen mijn vriend in het Bosnisch gezegd over mijn schoonmoeder: “Zij gaat dood” of iets in die trant. Ik beschouw mijn schoonmoeder als mijn eigen moeder, dus dit raakte mij wel.”
Mevrouw [naam persoon 5] , onderbuurvrouw van [naam broer gedaagde] :
“Een paar weken geleden was er een incident. Dhr. [gedaagde] stond toen ineens bij mij voor het keukenraam en keek naar binnen. Ik heb het raam open gedaan en heb tegen hem gezegd: “als er iets is dan moet je het zeggen, maar niet gaan staan gluren”. Een vriendin van mij was hierbij aanwezig, die heeft het gezien. De kinderen waren er ook bij. Vervolgens kwamen mevrouw [gedaagde] erbij en de vader van meneer en mevrouw [gedaagde] . De vader woont een huis verderop op mijn galerij. Mevrouw [gedaagde] kwam fysiek erg dichtbij mij en uitte allerlei valse beschuldigingen. Zij zei tegen mij: “zit je aan de drugs ofzo?” ik zei tegen haar: “waar heb je het over, ik heb twee kinderen, doe normaal”. Ik voelde mij geïntimideerd, mijn kinderen zijn echt bang. Zij zijn bang dat ze dhr. [gedaagde] tegen komen. Ik voel me zelf ook niet prettig met de aanwezigheid van dhr. [gedaagde] . Het bederft mijn woongenot.”
2.2
In de contra-enquête is onder meer de heer [naam vader gedaagde] , vader van [gedaagde] , gehoord. Deze heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard;
“Ik ben de vader van [naam broer gedaagde] en [gedaagde] . Ik woon ook in de flat aan het [naam locatie] . Ik woon op nummer 236. [naam broer gedaagde] en [gedaagde] veroorzaken geen overlast, zij ondervinden overlast.[…]
Ik ben bij diverse gesprekken geweest tussen Woonkracht en [gedaagde] en haar bovenbuurvrouw mevrouw [naam persoon 1] . Dat was in 2018 en 2019. Het ging dan om klachten van [gedaagde] over overlast die mevrouw [naam persoon 1] veroorzaakte en klachten van mevrouw [naam persoon 1] over overlast die [gedaagde] veroorzaakte. […] Woonkracht heeft uiteindelijk naar aanleiding van deze gesprekken niks gedaan. […]
Ik wil verklaren over het incident waarover ook mevrouw [naam persoon 5] heeft verklaard. Op een gegeven moment hoorde ik heel hard geschreeuw op de galerij en vervolgens zag ik mijn zoon en dochter bij mij voor de deur. Mijn zoon vertelde dat ze voorbij de woning van mevrouw [naam persoon 5] liepen, op weg naar mij toe, en dat er toen zij voorbij liepen vanuit het keukenraam keihard naar mijn zoon werd geschreeuwd. Ik ben toen naar mevrouw [naam persoon 5] toe gegaan en heb daar aangebeld. Zij deed de deur open en begon te schreeuwen over dingen waar ik niet bij was geweest en waar ik niks mee te maken had. Mijn dochter stond naast mij. Mijn zoon was bij mij voor de voordeur blijven staan. Mevrouw [naam persoon 5] zei dat mijn zoon bij haar door het raam naar binnen had staan kijken. Dat is onbegrijpelijk voor mij. Er was ook een vriendin van mevrouw [naam persoon 5] bij en die zij niets. Mevrouw [naam persoon 5] ging helemaal over de rooie en op een gegeven moment vroeg mijn dochter: “Heeft u soms drugs gebruikt”?”
2.21
De politie eenheid Rotterdam, locatie Zwijndrecht, heeft op grond van artikel 20 van de Wet politiegegevens een rapport met politiegegevens over [gedaagde] en haar broer [naam broer gedaagde] aan Woonkracht10 verstrekt. Dit rapport is door Woonkracht10 overgelegd. In dit rapport staat onder meer vermeld:
“[…] Grondslag voor de verstrekking van politiegegevens aan de advocaat van woningcorporatie Woonkracht10 is artikel 20 Wet Politiegegevens (WPG). De gegevens worden verstrekt in het kader van zwaarwegend algemeen belang, waarvoor in deze verstrekking verdere onderbouwing wordt gegeven. […] Daarnaast wordt de informatie verstrekt onder het Convenant gezamenlijke aanpak van woonoverlast 1 september 2016. […]
De heer [naam broer gedaagde] en mevrouw [gedaagde] zijn broer en zus. Ze wonen ieder in een eigen woning aan het [naam locatie] in Zwijndrecht. De woningen zijn onderdeel van een appartementencomplex. Sinds 2016 zijn er bij de politie meldingen bekend van onder andere overlast veroorzaakt door, of gemeld door [gedaagde] . Sinds 2017 zijn er bij de politie meldingen bekend van onder andere overlast veroorzaakt door, of gemeld door [naam broer gedaagde] . […]
Vanaf eind 2016 zijn er in de politiesystemen 101 meldingen opgeslagen gedaan door [gedaagde] . 7 meldingen zijn gedaan in de periode 2016 tot en met 2019 en 94 meldingen in het jaar 2020. De meldingen vóór 2020 gaan over overlast die zij ervaart vanuit de omgeving. Buurtbemiddeling wordt voorgesteld, maar wordt door haar afgeslagen. Door de politie en WK 10 is onderzoek gedaan naar deze klachten. De klachten betreffende geluidsoverlast bleken in alle gevallen gewone dagelijkse leef geluiden te zijn en er was derhalve geenszins sprake van woonoverlast.
Gedurende 2020 doet zij veelvuldig meldingen bij de politie. De meldingen bevatten inhoudelijk geen concrete melding dan wel vraag of verzoek om actie van de politie. De meldingen bevatten over het algemeen een onsamenhangend verhaal van haar bevindingen. Mevrouw geeft aan dat deze meldingen bedoelt zijn voor dossieropbouw ten behoeve van haar advocaat.”

3..Het geschil

3.1
Woonkracht10 heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de huurovereenkomst tussen Woonkracht10 en [gedaagde] met betrekking tot de woning aan de [adres gedaagde] te Zwijndrecht te ontbinden;
2. [gedaagde] te veroordelen de woning aan de [adres gedaagde] te Zwijndrecht binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen met al het hare en de haren en door afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Woonkracht10 te stellen;
3. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Woonkracht10 legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft overlast veroorzaakt welke overlast bestaat uit het afspelen van harde muziek en het hard slaan met deuren alsmede het smijten met spullen op de laminaatvloer en de badkamer- en toiletvloer. [gedaagde] treitert [naam persoon 1] . [gedaagde] heeft vele onterechte meldingen van overlast veroorzaakt door omwonenden gedaan bij Woonkracht10 en de politie en veroorzaakt ook anderszins overlast voor omwonenden. [gedaagde] had haar gedrag moeten aanpassen nadat zij er op geattendeerd was door Woonkracht10 en de politie. Dat heeft zij niet gedaan. Aldus schiet [gedaagde] tekort in de nakoming van de uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichting geen overlast te veroorzaken. Deze tekortkoming is van voldoende gewicht om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning te rechtvaardigen.
3.3
[gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering en voert daartoe het volgende aan. [gedaagde] veroorzaakt geen overlast. Uit de door Woonkracht10 overgelegde overlastmeldingen blijkt dat slechts één bewoner van het complex, [naam persoon 1] , overlast ervaart van [gedaagde] . [naam persoon 1] veroorzaakt zelf overlast. Voor zover al sprake is van overlast veroorzaakt door [gedaagde] , is geen sprake van ernstige, structurele overlast die ontruiming van de woning rechtvaardigt. Indien de vorderingen van Woonkracht10 worden toegewezen dient het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard.

4..De beoordeling

4.1
[gedaagde] is op grond van de huurovereenkomst verplicht zich te onthouden van het veroorzaken van overlast aan omwonenden. Indien [gedaagde] overlast veroorzaakt, schiet zij derhalve tekort in de nakoming van haar verplichtingen onder de huurovereenkomst. Een tekortkoming in de nakoming geeft aan Woonkracht10 het recht de huurovereenkomst te ontbinden, tenzij die tekortkoming gelet op haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 BW). Bij de beantwoording van de vraag of de ontbinding gerechtvaardigd is dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval.
4.2
Woonkracht10 stelt ter onderbouwing van haar vordering tot ontbinding dat [gedaagde] geluidsoverlast veroorzaakt, dat zij vele malen heeft belletje getrokken bij [naam persoon 1] en ook op andere manieren [naam persoon 1] treitert en dat zij valse meldingen omtrent omwonenden bij de politie heeft gedaan en ook anderszins overlast voor omwonenden veroorzaakt.
4.3
De kantonrechter zal deze stellingen en het daartegen gevoerde verweer hierna bespreken.
De stelling dat [gedaagde] geluidsoverlast veroorzaakt
4.4
Woonkracht10 wijst ter onderbouwing van haar stelling op het logboek en de getuigenverklaring van [naam persoon 1] en het in 2.7 genoemde rapport van wijkagent [naam wijkagent] . Voorts stelt Woonkracht10 dat een geluidsmeting heeft plaatsgevonden in de woning van [naam persoon 1] en dat tijdens die meting één keer geluidsoverlast door hard bonken van [gedaagde] is geregistreerd.
4.5
[gedaagde] ontkent dat zij geluidsoverlast veroorzaakt. Zij stelt dat wijkagent [naam wijkagent] tegenover haar heeft verklaard dat zijn bevindingen niet juist waren. Zij betwist het resultaat van de geluidsmeting bij gebrek aan wetenschap en stelt dat één keer geluidsoverlast door hard bonken geen voortdurende, structurele huuroverlast is.
4.6
Uit het logboek en de getuigenverklaring van [naam persoon 1] blijkt dat [naam persoon 1] al vele jaren overlast ervaart van geluiden uit de woning van [gedaagde] . Gezien haar belang bij de uitkomst van deze procedure moeten het logboek en de verklaring van [naam persoon 1] echter met enige reserve worden beoordeeld. Bovendien kan er niet van uitgegaan worden dat hetgeen [naam persoon 1] als geluidsoverlast ervaart ook naar objectieve maatstaven als geluidsoverlast dient te worden gekwalificeerd. Daarom kan zonder aanvullend bewijs niet worden aangenomen dat [gedaagde] geluidsoverlast veroorzaakt die ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
4.7
De verklaring van [naam persoon 1] wordt ondersteund door het rapport van [naam wijkagent] . [naam wijkagent] verklaart dat hij [gedaagde] gedurende ongeveer 15 minuten hard hoort bonken terwijl [naam persoon 1] aan het stofzuigen is. Omdat niet is gebleken dat [naam wijkagent] zijn rapport heeft ingetrokken of aangepast, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van het rapport. Vast staat derhalve dat [gedaagde] ten tijde van het onderzoek van [naam wijkagent] geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Daarmee is echter nog niet vastgesteld dat [gedaagde] méér dan incidenteel geluidsoverlast heeft veroorzaakt.
4.8
In de woning van [naam persoon 1] heeft een geluidsmeting plaatsgevonden waarbij volgens Woonkracht10 één keer geluidsoverlast door hard bonken van [gedaagde] is geregistreerd. [naam wijkconsulent] heeft ter zitting verklaard dat het een meting betrof van veertien dagen en dat op één geluidsfragment te horen is dat er wordt gebonkt door [gedaagde] . Indien van de juistheid van die verklaring wordt uitgegaan, en de kantonrechter heeft geen reden om aan die juistheid te twijfelen, dan wijst de geluidsmeting eerder op incidentele dan structurele geluidsoverlast.
4.9
De verklaring van [naam persoon 1] wordt dus niet wordt ondersteund door bewijs van structurele of veelvuldige geluidsoverlast. Dit betekent dat dergelijke overlast op grond van het geleverde bewijs niet vaststaat. Wat vaststaat is dat [gedaagde] enkele keren geluidsoverlast heeft veroorzaakt. Zij is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de huurovereenkomst. Die tekortkoming is echter van onvoldoende gewicht om ontbinding van de huurovereenkomst van [gedaagde] te rechtvaardigen.
De stelling dat [gedaagde] vele malen heeft belletje getrokken bij [naam persoon 1]
4.1
Woonkracht10 wijst ter onderbouwing van haar stelling op het in 2.16 genoemde overzicht van [naam persoon 1] en de getuigenverklaring van [naam persoon 1] .
4.11
[gedaagde] ontkent het belletje trekken maar erkent dat zij een keer in de centrale hal bij [naam persoon 1] heeft aangebeld omdat zij [naam persoon 1] wilde spreken.
4.12
[naam wijkconsulent] heeft ter zitting verklaard:
“Die camerabeelden staan op mijn telefoon. Je kan zien dat de tijd overeenkomt met wat [naam persoon 1] heeft aangegeven en je ziet duidelijk dat [gedaagde] op de trap naar beneden loopt naar de brievenbus maar vervolgens voor het belbord blijft staan en daar iets doet en dan weer terugloopt.”
4.13
[gedaagde] heeft ter zitting verklaard:
“Ik heb het een paar keer gedaan omdat ik overlast van haar krijg. Ik kan nachts niet slapen, vanwege de wc problemen van [naam persoon 1] . Het aanbellen was puur om te vragen waar [naam persoon 1] mee bezig was en niet om te treiteren.”
4.14
Uit de verklaringen van [naam wijkconsulent] en [gedaagde] ter zitting blijkt dat [gedaagde] in de periode van 3 april tot 16 mei 2020 ten minste een paar keer bij [naam persoon 1] heeft aangebeld, kennelijk ook ’s nachts. Dat [gedaagde] dit deed om [naam persoon 1] te spreken te krijgen is onaannemelijk. In dat geval had het immers meer voor de hand gelegen om bij de voordeur van [naam persoon 1] aan te bellen in plaats van in de centrale hal. Dat [gedaagde] heeft aangebeld om [naam persoon 1] te treiteren staat dus wel vast. Daarmee heeft [gedaagde] overlast veroorzaakt. Om hoeveel keer het gaat, is niet duidelijk. [naam wijkconsulent] heeft niet verklaard hoe vaak zij [gedaagde] bij het belbord heeft zien verschijnen.
4.15
Vast staat dat [gedaagde] in de periode van 3 april tot 16 mei 2020 een paar keer heeft aangebeld om [naam persoon 1] te treiteren. Zij is daarmee tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen onder de huurovereenkomst. Mede gelet op het feit dat gesteld noch gebleken is dat het belletje trekken zich ook buiten de genoemde periode heeft voorgedaan, is die tekortkoming echter van onvoldoende gewicht om ontbinding van de huurovereenkomst van [gedaagde] te rechtvaardigen.
De stelling dat [gedaagde] [naam persoon 1] ook op andere manieren treitert
4.16
Woonkracht10 stelt dat [gedaagde] anonieme briefkaarten heeft gestuurd naar vrienden van [naam persoon 1] , waarin zij [naam persoon 1] zwart maakt en valselijk beschuldigt, dat zij zich met haar vader heeft opgehouden rond de woning van vrienden van [naam persoon 1] , dat zij wasgoed van [naam persoon 1] met bleekmiddel heeft bespoten en dat zij [naam persoon 1] een keer heeft gevolgd tijdens het winkelen in Rotterdam. Ter onderbouwing van deze stelling wijst Woonkracht10 op de verklaring van [naam persoon 1] .
4.17
[gedaagde] ontkent de beschuldigingen van [naam persoon 1] .
4.18
Zoals in 4.6 overwogen, kan de verklaring van [naam persoon 1] , gelet op haar belang bij de uitkomst van deze procedure, zonder aanvullend bewijs geen bewijs opleveren van de door Woonkracht10 gestelde feiten. Dergelijk aanvullend bewijs heeft Woonkracht10 omtrent de gestelde feiten zoals in 4.16 beschreven niet geleverd. Dit betekent dat die feiten niet vaststaan en niet tot ontbinding van de huurovereenkomst kunnen leiden.
De stelling dat [gedaagde] valse meldingen bij de politie heeft gedaan
4.19
Woonkracht10 stelt dat [gedaagde] vele onterechte meldingen van overlast veroorzaakt door omwonenden heeft gedaan bij de politie en dat omwonenden hierdoor worden geconfronteerd met bezoek van geüniformeerde politie. Ter onderbouwing van deze stelling wijst Woonkracht10 op het in 2.21 genoemde politierapport.
4.2
[gedaagde] stelt dat haar gedrag ten aanzien van de politie irrelevant is voor de beoordeling van de vordering.
4.21
Uit het in 2.21 genoemde politierapport blijkt dat [gedaagde] zeer veelvuldig meldingen bij de politie doet: zeven keer in de periode 2016 tot en met 2019 en 94 keer in 2020. De meldingen vóór 2020 gaan over overlast die zij ervaart vanuit de omgeving. De meldingen daarna bevatten geen vraag of verzoek om actie van de politie. De kantonrechter leidt hieruit af dat de omwonenden van [gedaagde] na 2019 geen last (meer) hebben ondervonden van de meldingen door [gedaagde] . Voor de meldingen van vóór die tijd ligt dat wellicht anders. Dit betreft zeven meldingen. Dat deze meldingen tot overlast hebben geleid, is echter niet gebleken. Geen enkele getuige maakt melding van politiebezoek naar aanleiding van een onterechte melding door [gedaagde] . Bovendien heeft [gedaagde] nu al bijna anderhalf jaar geen meldingen gedaan die een verzoek om actie door de politie inhouden. Dit betekent dat van overlast voor omwonenden als gevolg van onterechte meldingen bij de politie door [gedaagde] geen sprake is.
De stelling dat [gedaagde] ook anderszins overlast veroorzaakt
4.22
Woonkracht10 stelt dat uit de getuigenverklaringen van [naam persoon 3] , [naam persoon 4] en [naam persoon 5] blijkt van overlast veroorzaakt door [gedaagde] . Ter ondersteuning van de verklaring van [naam persoon 5] heeft Woonkracht10 een schriftelijke verklaring overgelegd van een vriendin van [naam persoon 5] , mevrouw [naam persoon 6] (hierna: [naam persoon 6] ). Voorts heeft Woonkracht10 schriftelijke verklaringen overgelegd van mevrouw [naam persoon 7] (hierna: [naam persoon 7] ), bovenbuurvrouw van de vader van [gedaagde] , en van mevrouw [naam persoon 8] (hierna: [naam persoon 8] ), buurvrouw van [naam persoon 7] . Volgens Woonkracht10 blijkt ook uit die verklaringen dat [gedaagde] overlast voor omwonenden veroorzaakt.
4.23
De kantonrechter zal de genoemde verklaringen en hetgeen [gedaagde] daartegen heeft aangevoerd hierna bespreken.
De verklaring van [naam persoon 3]
4.24
verklaart dat [gedaagde] en haar broer tijdens een lang weekend in 2020 diverse keren filmopnames hebben gemaakt met hun mobiele telefoon van hem en zijn gezin terwijl zij buiten waren
4.25
[gedaagde] stelt dat [naam persoon 3] weliswaar verklaart dat zij filmopnames zou hebben gemaakt maar dat hij niets verklaart over door haar veroorzaakte overlast.
4.26
[gedaagde] betwist niet dat zij filmopnames van [naam persoon 3] en zijn gezin heeft gemaakt. Zij betwist slechts dat zij daarmee overlast heeft veroorzaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter valt het ongevraagd maken van filmopnames van mensen wel degelijk als overlast aan te merken. Hiermee wordt immers inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokken personen. Vast staat derhalve dat [gedaagde] overlast heeft veroorzaakt voor [naam persoon 3] en zijn gezin. Nu sprake is van een incident en [gedaagde] nadien blijkens de verklaring van [naam persoon 3] geen filmopnames meer heeft gemaakt van hem en zijn gezin, is deze overlast echter van onvoldoende gewicht om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen.
De verklaring van [naam persoon 4]
4.27
verklaart dat zij [gedaagde] nooit heeft gesproken, dat [gedaagde] haar vriend ( [naam persoon 3] ) uitscheldt als ze hem tegenkomt en dat [gedaagde] tegen [naam persoon 3] in het Bosnisch over de moeder van [naam persoon 3] heeft gezegd “Zij gaat dood” of iets in die trant.
4.28
[gedaagde] stelt dat [naam persoon 4] weliswaar verklaart dat [gedaagde] zich overal mee zou bemoeien maar niets verklaart over overlast.
4.29
[gedaagde] betwist niet dat zij [naam persoon 3] uitscheldt als zij hem tegenkomt en evenmin dat zij de door [naam persoon 4] genoemde opmerking over de moeder van [naam persoon 3] heeft gemaakt. Zij betwist slechts dat zij daarmee overlast heeft veroorzaakt. Dat [naam persoon 3] last ondervindt van het gedrag van [gedaagde] is inderdaad niet gebleken. [naam persoon 3] zelf verklaart niets over schelden door [gedaagde] en niets over een opmerking van [gedaagde] over zijn moeder. De kantonrechter leidt hieruit af dat [naam persoon 3] geen vermeldenswaardige overlast ervaart van dit gedrag van [gedaagde] . Dat [gedaagde] met haar gedrag jegens [naam persoon 3] overlast veroorzaakt, staat derhalve niet vast.
De verklaringen van [naam persoon 5] en [naam persoon 6]
4.3
De verklaring van [naam persoon 5] is weergegeven in 2.19. Over [gedaagde] heeft [naam persoon 5] verklaard dat zij erg dichtbij haar kwam en aan haar vroeg “zit je aan de drugs of zo?”. In een latere, schriftelijke verklaring schrijft zij dat [gedaagde] keihard schreeuwde.
4.31
[naam persoon 6] heeft in haar schriftelijke verklaring onder meer verklaard:
“Vervolgens komt zijn dochter [ [gedaagde] ] erbij, deze staat een beetje zenuwachtig heen en weer te springen en roept uit het niets heb je drugs op ofzo?! Ondertussen gaat de discussie verder en zij blijft doorgaan met haar zenuwachtige heen en weer geloop/gespring, haar vader stuurt haar weg, want zo komen we er niet uit. Er is op dit moment geen sprake van escalatie dus ik houd me er buiten.
[…]
Vervolgens komt er politie langs ?? Waarvoor geen idee?? Discussie was al afgesloten ?? Ik kan mij ook niet herinneren dat een van de partijen gedreigd heeft met de politie te bellen”.
4.32
[gedaagde] stelt dat [naam persoon 5] niet over door [gedaagde] veroorzaakte overlast heeft verklaard maar over een enkel incident, en dat haar vader een verklaring met een geheel andere, tegengestelde inhoud over dit incident afgelegd. De verklaring van [naam persoon 6] wordt door [gedaagde] niet betwist.
4.33
De vader van [gedaagde] heeft als getuige verklaard dat [naam persoon 5] helemaal over de rooie ging en dat [gedaagde] op een gegeven moment aan haar vroeg: “Heeft u soms drugs gebruikt?”.
4.34
De kantonrechter leidt uit de verklaringen van [naam persoon 5] , [naam persoon 6] en de vader van [gedaagde] af dat [gedaagde] in het incident een ondergeschikte rol had. De verklaring van [naam persoon 5] dat [gedaagde] keihard schreeuwde en erg dicht bij haar kwam, wordt niet ondersteund door de verklaring van [naam persoon 6] . Evenmin lijkt [naam persoon 6] het gedrag van [gedaagde] als intimiderend of bedreigend te hebben ervaren. Wat vast staat is dat [gedaagde] , al dan niet op luide toon, aan [naam persoon 5] heeft gevraagd of zij drugs gebruikt. Dit is onvoldoende om van overlast veroorzaakt door [gedaagde] te spreken.
De verklaringen van [naam persoon 7] en [naam persoon 8]
4.35
[naam persoon 7] verklaart in haar schriftelijke verklaring over een incident met [gedaagde] en de vader van [gedaagde] . Zij verklaart samengevat dat [gedaagde] en de vader van [gedaagde] op 7 juli 2019 bij haar aanbelden, kennelijk om te klagen over geluidsoverlast, dat de vader van [gedaagde] begon te schreeuwen en erg agressief overkwam en dat [gedaagde] haar probeerde te slaan.
4.36
[naam persoon 8] verklaart samengevat dat zij op 7 juli 2019 in haar woning luide stemmen hoorde waardoor haar zoontje niet kon slapen, dat deze stemmen afkomstig bleken van de galerij waar [gedaagde] en de vader van [gedaagde] met vrij luide stem tegen [naam persoon 7] aan het praten waren, dat zij zag dat [naam persoon 7] erg geschrokken was en dat zij [gedaagde] en de vader van [gedaagde] heeft verzocht weg te gaan.
4.37
[gedaagde] betwist de juistheid van de verklaringen van [naam persoon 7] en [naam persoon 8] .
4.38
De waardering van de bewijskracht van schriftelijke verklaringen zoals die van [naam persoon 7] en [naam persoon 8] is aan het oordeel van de rechter overgelaten. Bij de beoordeling van dit bewijs zal de rechter zich in het bijzonder dienen af te vragen, in hoeverre aan de betrouwbaarheid van de verklaring afbreuk wordt gedaan door het feit dat hij de persoon die de verklaring heeft afgelegd, niet zelf heeft kunnen horen in een verhoor waarbij ook de tegenpartij aanwezig heeft kunnen zijn, en door het feit dat de verklaring niet onder ede is afgelegd. Voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de verklaring is voorts niet slechts de inhoud ervan van belang, maar zal ook betekenis kunnen worden gehecht aan andere feiten en omstandigheden, zoals de wijze waarop de verklaring tot stand is gekomen. (HR 23-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2986).
4.39
Gelet op hetgeen in 4.38 is overwogen, moeten de verklaringen van [naam persoon 7] en [naam persoon 8] met de nodige reserve worden beoordeeld. De kantonrechter acht die verklaringen desalniettemin geloofwaardig en weegt daarbij mee dat zij een persoonlijke en authentieke indruk maken en geen blijk geven van onderlinge afstemming. Dat [gedaagde] met stemverheffing tegen [naam persoon 7] heeft gesproken en daarmee overlast voor [naam persoon 7] en [naam persoon 8] heeft veroorzaakt, staat daarmee vast. Niet vast staat dat [gedaagde] heeft geprobeerd [naam persoon 7] te slaan. De verklaring van [naam persoon 7] wordt op dit punt niet ondersteund door de verklaring van [naam persoon 8] .
4.4
De overlast die op grond van de verklaringen van [naam persoon 7] en [naam persoon 8] kan worden vastgesteld, betreft een incident. Gesteld noch gebleken is dat [naam persoon 7] en [naam persoon 8] vaker last van [gedaagde] hebben gehad. Daarom is hier geen sprake van overlast van zodanig gewicht dat deze ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
Slotsom
4.41
Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] overlast voor omwonenden heeft veroorzaakt. Het volgende is komen vast te staan:
  • [gedaagde] heeft geluidsoverlast veroorzaakt voor [naam persoon 1] . Dat [gedaagde] meer dan incidenteel geluidsoverlast heeft veroorzaakt, is niet komen vast te staan.
  • [gedaagde] heeft belletje getrokken bij [naam persoon 1] . Dat [gedaagde] meer dan een paar keer belletje heeft getrokken, en dat zij dit ook buiten de periode van 3 april 2020 tot 16 mei 2020 heeft gedaan, is niet komen vast te staan.
  • [gedaagde] heeft filmopnames gemaakt van [naam persoon 3] en zijn gezin. Dit is één keer gebeurd
  • [gedaagde] heeft [naam persoon 7] onheus bejegend en daarbij geluidsoverlast veroorzaakt. Dit is één keer gebeurd.
4.42
De vaststaande gevallen van overlast zijn ieder op zich van onvoldoende gewicht om ontbinding van de huurovereenkomst van [gedaagde] te rechtvaardigen. De vraag die thans moet worden beantwoord is of die gevallen in onderlinge samenhang bezien van voldoende gewicht zijn om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat niet het geval. De kantonrechter weegt daarbij mee dat behalve [naam persoon 1] en [naam persoon 3] kennelijk geen der omwonenden eigener beweging een klacht over [gedaagde] heeft ingediend bij Woonkracht10. [naam persoon 3] heeft (volgens zijn eigen verklaring) één keer over [gedaagde] geklaagd. Dit betrof het incident waarover hij als getuige heeft verklaard. De klachten over voortdurende overlast komen dus uitsluitend van [naam persoon 1] . Dat sprake is van voortdurende overlast is echter niet in deze procedure komen vast te staan. Het geleverde bewijs is daartoe onvoldoende. Dat [gedaagde] incidenteel overlast veroorzaakt staat wel vast. Dit is echter onvoldoende om ontbinding van de huurovereenkomst van [gedaagde] te rechtvaardigen.
4.43
Woonkracht10 heeft aangeboden haar stellingen te bewijzen door alle middelen rechtens, in het bijzonder door het horen van getuigen, waaronder de wijkagent, die volgens Woonkracht10 kan verklaren hoe ernstig de overlast is die door [gedaagde] wordt veroorzaakt. Woonkracht10 heeft echter reeds negen getuigen laten horen en heeft niet aangegeven op welke gestelde feiten het bewijsaanbod betrekking heeft. Daarom zal de kantonrechter het bewijsaanbod als onvoldoende specifiek passeren.
4.44
Gelet op het voorgaande zal de vordering van Woonkracht10 worden afgewezen. De kantonrechter wil [gedaagde] wel meegeven dat dit vonnis geen vrijbrief is om (al dan niet incidenteel) overlast te veroorzaken. De weegschaal is nu in het voordeel van [gedaagde] doorgeslagen. In een nieuwe procedure kan dat echter anders zijn. [gedaagde] dient dit vonnis daarom ook als een waarschuwing aan haar adres te lezen.
4.45
Woonkracht10 zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, bestaande uit salaris voor de gemachtigde: € 600,- (twee punten, à € 300,00 per punt).

5..De beslissing

De kantonrechter
:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt Woonkracht10 in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde,
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens en uitgesproken door mr. G.A.F.M. Wouters ter openbare terechtzitting.
35789/45449/24134