Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en twee dagen met aftrek, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 220 uren;
- oplegging van een gedragsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het wetboek van Strafrecht (Sr), te weten een contactverbod met aangeefster [naam slachtoffer] , bij overtreding van welke maatregel twee weken hechtenis moet worden opgelegd, met een maximum van negen maanden;
- dadelijke uitvoerbaarheid van de gedragsbeperkende maatregel;
- verlenging van de proeftijd met één jaar in de zaak met parketnummer 10/740312-16.
4..Waardering van het bewijs
5..Strafbaarheid feit
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf en maatregel
8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
9..Vordering tenuitvoerlegging
10..Toepasselijke wettelijke voorschriften
11..Bijlagen
12..Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) dagen;
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren;
60 (zestig) dagen;
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
benadeelde partij [naam slachtoffer]ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot een bedrag
van € 7.067,94 (zegge: zevenduizendzevenenzestig en vierennegentig cent),bestaande uit € 2.067,94 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 juni 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, en veroordeelt de verdachte die, met zijn mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is ̶ met dien verstande dat indien en voor zover de één aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd ̶ om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij;
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [naam slachtoffer] te betalen
€ 7.067,94 (zegge: zevenduizend zevenenzestig en vierennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 jun 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening en bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 7.067,94 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
70 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;