ECLI:NL:RBROT:2021:3927

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
10/156130-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van harddrugs en softdrugs met bijbehorende straffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van handel in en voorhanden hebben van harddrugs en softdrugs. De tenlastelegging omvatte vier feiten, waarbij de verdachte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 juni 2020 in Spijkenisse meerdere keren cocaïne, MDMA, amfetamine en hennep heeft verkocht en voorhanden heeft gehad. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 5.493,50. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte bekend was met de feiten en dat er voldoende bewijs was, waaronder getuigenverklaringen, die de beschuldigingen ondersteunden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten 1 en 2, die betrekking hebben op de verkoop van harddrugs, en feiten 3 en 4, die betrekking hebben op het voorhanden hebben van deze middelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en een geldboete van € 4.500. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn abstinentie van harddrugs en alcohol tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, en de noodzaak van toezicht en begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft geoordeeld dat detentie niet wenselijk was, gezien de positieve ontwikkeling van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/156130-20
Datum uitspraak: 26 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans ingeschreven in de basisregistratie personen en verblijvende op het adres:
[verblijfadres verdachte] , [postcode] [verblijfplaats] ,
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd komt de beschuldiging neer op handel in en voorhanden hebben van verdovende middelen. Onder 1. is dit ten laste gelegd als het in de periode van 1 januari 2020 tot en met 12 juni 2020 te Spijkenisse verkopen van gebruikershoeveelheden cocaïne, MDMA en amfetamine; onder 2. als het toen en daar verkopen van hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep; onder 3. als het op 12 juni te Spijkenisse voorhanden hebben van 23,8 gram cocaïne en 48 pillen met MDMA en amfetamine; en onder 4. als het toen en daar voorhanden hebben van 839,4 gram hennep.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (met uitzondering van MDMA en/of amfetamine), 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde een meldplicht met toezicht van de reclassering, en tot een geldboete van € 5.493,50.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering voorhanden hebben harddrugs en softdrugs (feiten 3 en 4)
Het onder 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijsoverwegingen ten laste gelegde periode handel harddrugs en softdrugs
(feiten 1 en 2)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient deels van deze feiten te worden vrijgesproken voor zover het betreft de ten laste gelegde periode van 1 januari 2020 tot en met 28 april 2020.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft bekend vanaf maart 2020 tot zijn aanhouding op 12 juni 2020 hard- en softdrugs aan derden te hebben verkocht. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier meerdere getuigenverklaringen bevinden. Getuige [naam getuige 1] heeft al op 26 maart 2020 bij de politie verklaard over de verkoop van drugs door de verdachte bij het winkelcentrum in Spijkenisse. Ook de getuigen [naam getuige 2] , [naam getuige 3] en [naam getuige 4] hebben verklaard dat zij respectievelijk 5 of 6 jaar, 8 of 9 jaar en ongeveer een half jaar hard- dan wel softdrugs van de verdachte kochten. Gelet op deze verklaringen acht de rechtbank handel in hard- en softdrugs over de gehele ten laste gelegde periode wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij
in de periode van 01 januari 2020 tot en met 12 juni 2020
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard opzettelijk meermalen telkens
heeft verkocht en afgeleverd een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne zijnde coca
ïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
hij
in de periode van 01 januari 2020 tot en met 12 juni 2020 te
Spijkenisse, gemeente Nissewaard meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep telkens
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3
hij
op 12 juni 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 23,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende coca
ïne en/of
ongeveer 48 pillen (totaal: 16,8 gram), in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA,
zijnde coca
ïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4
hij
op 12 juni 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 839,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De kennelijke verschrijvingen in de bewezen verklaarde tenlastelegging zijn in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 2
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 3
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 4
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van bijna een half jaar schuldig gemaakt aan handel in hard- en softdrugs. Ook heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, MDMA en hennep. Het gebruik van drugs is schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers. De handel in drugs vormt bovendien een schakel in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ernstig ontwricht. De verdachte heeft met zijn handelen alleen oog gehad voor zijn eigen financieel gewin en het bekostigen van zijn eigen drugsverslaving ten koste van de volksgezondheid en daarmee een bijdrage geleverd aan de instandhouding van die keten van criminele activiteiten. Dat de verdachte een onderdeel van die keten was, blijkt ook uit de omstandigheid dat in zijn woning een grote aan verdachte toebehorende handelshoeveelheid van cocaïne en hennep is aangetroffen, alsmede 48 MDMA-pillen, een weegschaal en een grote hoeveelheid contant geld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Reclasseringsrapportage
De rechtbank heeft ook gekeken naar het voortgangsverslag van 8 april 2021 van GGZ Antes, afdeling reclassering, waar de verdachte sinds de start van de schorsing van de voorlopige hechtenis in juni 2020 onder reclasseringstoezicht staat. Uit het rapport volgt onder meer dat de verdachte altijd zijn afspraken bij de reclassering is nagekomen en zich begeleidbaar heeft opgesteld. De leefsituatie van de verdachte is niet volledig stabiel, omdat hij niet beschikt over zelfstandige huisvesting. Desondanks is er een wel een aantal belangrijke beschermende factoren, zoals het hebben van een dagbesteding, zelfredzaamheid, financiële stabiliteit en abstinentie van harddrugs en alcohol. Wanneer de verdachte beschikt over stabiele huisvesting zal dit het recidiverisico doen verlagen. Op dat moment kan ook behandeling weer worden opgestart, wanneer er een hulpvraag is. In eerste instantie werd behandeling opgestart vanwege de verslavingsproblematiek die nog een rol speelde ten tijde van het delict. De verdachte is gedurende het toezicht echter abstinent geweest van harddrugs en alcohol, zo blijkt uit urinecontroles. De verdachte gebruikt wel cannabis, maar dit is in mindere mate van invloed op het recidiverisico dan harddrugs. Behandeling op dat gebied is, zolang de verdachte abstinent blijft, niet nodig. Psychologische behandeling kan echter nog meerwaarde hebben. Verder is verkrijgen van huisvesting een belangrijk doel, maar omdat de verdachte is aangewezen op zelfstandige huisvesting, kan de reclassering hier niet bij ondersteunen. Mogelijk kan in het geval van een veroordeling oplegging van enkel algemene voorwaarden worden overwogen. Als toezicht van de reclassering wordt opgelegd, zal de verdachte opnieuw worden aangemeld voor behandeling wanneer zijn leefsituatie stabiel is en zal de abstinentie van middelen worden gemonitord. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld en het risico op letselschade en op onttrekking als laag.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. In het belang van de continuering van de reeds gestarte begeleiding en toezicht van de reclassering, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de positieve wending die de verdachte aan zijn leven heeft gegeven ziet de rechtbank echter aanleiding om het verzoek van de verdediging te volgen en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Bij het afzien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank in het bijzonder laten meewegen dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en voorts niet is gebleken dat de verdachte tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis van 10 maanden nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Ook verblijft de verdachte bewust in een andere woonplaats en heeft hij gebroken met de personen die hem in negatieve zin beïnvloedden. De verdachte is gedurende de schorsing van de voorlopige hechtenis abstinent geweest van harddrugs en alcohol en heeft tijdens de zitting de indruk gewekt dat hij open staat voor gedragsverandering en mee wil werken aan begeleiding door de reclassering. De verdachte heeft ter zitting – anders dan in het voortgangsverslag is vermeld – verklaard dat hij de gesprekken met de reclassering en het toezicht als waardevol ervaart en dit graag wil continueren. Gelet op de persoon van de verdachte is er een noodzaak van sturing en toezicht op de verdachte om gedragsverandering verder te bewerkstelligen en acht de rechtbank detentie niet wenselijk.
Om evenwel recht te doen aan de ernst van de feiten, zal de rechtbank aan de verdachte een taakstraf van de maximale duur, een flinke voorwaardelijke gevangenisstraf en een geldboete opleggen.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf van belang als stok achter de deur. De voorwaardelijke straf dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, het door de reclassering gestarte toezicht voort te zetten en de geadviseerde mogelijke behandeling en begeleiding in te kaderen. De rechtbank acht, met de officier van justitie, het opleggen van een meldplicht als bijzondere voorwaarde met toezicht van de reclassering daarbij noodzakelijk. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de voorwaarde die door de reclassering in het reclasseringsrapport is geformuleerd.
Alles afwegend acht de rechtbank het opleggen van een taakstraf van 240 uur, met aftrek van voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een geldboete van € 4.500,00 passend en geboden. De geldboete is passend en geboden nu de verdachte de feiten uit financieel gewin heeft gepleegd.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
232 (tweehonderdtweeëndertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
116 (honderdzestien) dagen;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 4.500,00 (vierduizendvijfhonderd euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde:
zich zal melden bij Reclassering Nederland en zich zal houden aan de aanwijzingen, ook als deze inhouden (ambulante) behandeling voor zijn drugsgebruik en/of controles op zijn
middelengebruik;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst, met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en R.H. Kroon, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 april 2021.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij
in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 12 juni 2020
te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk meermalen, althans eenmaal (telkens)
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
een of meer handels- en/of gebruikershoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaine en/of
een of meer handels- en/of gebruikershoeveelheden, in elk geval een hoeveelheid
van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine,
zijnde cocaine en/of MDMA en/of amfetamine
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
hij
in of omstreeks de periode van 01 januari 2020 tot en met 12 juni 2020 te
Spijkenisse, gemeente Nissewaard
meermalen althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
een of meer hoeveelheden van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep (telkens)
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij
op of omstreeks 12 juni 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 23,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaineen/of
ongeveer 48 pillen (totaal: 16,8 gram), in elk geval een hoeveelheid van
een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine,
zijnde cocaine en/of MDMA en/of amfetamine
(telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij
op of omstreeks 12 juni 2020 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 839,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram
hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.