ECLI:NL:RBROT:2021:3924

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
9079989 VV EXPL 21-105
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. drs. D.L. Spierings
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding ontruiming van een woning wegens huurachterstand en geen hoofdverblijf

In deze zaak heeft de stichting Havensteder een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die de woning van de overleden huurder [naam 4] zonder recht of titel onder zich houden. De huurovereenkomst is geëindigd na het overlijden van [naam 4] op 18 december 2016, en gedaagden hebben geen actie ondernomen om de huurovereenkomst voort te zetten. Havensteder vordert ontruiming van de woning, betaling van achterstallige huur en gebruiksvergoedingen, en stelt dat gedaagden geen hoofdverblijf in de woning hebben. De kantonrechter heeft op 16 april 2021 uitspraak gedaan en de vorderingen van Havensteder toegewezen. De kantonrechter oordeelt dat ontruiming een ingrijpende maatregel is, maar dat Havensteder een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming vanwege het tekort aan sociale huurwoningen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden zonder recht of titel in de woning verblijven en dat de vordering tot ontruiming toewijsbaar is. Gedaagden zijn veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en gebruiksvergoedingen, en de proceskosten zijn aan Havensteder toegewezen. De ontruimingstermijn is vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9079989 VV EXPL 21-105
uitspraak: 16 april 2021
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.E. Roeters van Lennep te Rotterdam,
tegen:
[gedaagden]
,
laatstelijk wonende te [plaatsnaam],
gedaagden,
die procederen in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘Havensteder’ en ‘[gedaagden]’.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
• de dagvaarding van 24 maart 2021, met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 april 2021. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Aan de zijde van de eisende partij is verschenen [naam 1], woonconsulente bij Havensteder, bijgestaan door haar gemachtigde. Aan de zijde van gedaagde partij is verschenen [naam 2] (hierna: ‘[naam 2]’), [naam 3].
1.3
De kantonrechter heeft de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[naam 4] huurde sinds 29 mei 1984 van (de rechtsvoorgangster van) Havensteder de woning gelegen aan de [adres] (hierna: “de woning” of “het gehuurde”).
2.2
Op 18 december 2016 is [naam 4] overleden. [naam 2] is sinds 13 september 2019 uitgeschreven van het adres van de woning. [naam 5], zoon van [naam 4], is sinds 6 mei 2015 ingeschreven op het adres van de woning.

3..De vordering

3.1
Havensteder vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagden] te veroordelen om met onmiddellijke ingang de woning te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Havensteder te stellen;
[gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van € 1.250,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vervaldata van de termijnen tot aan de dag van algehele voldoening;
[gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen tot betaling van € 467,92 per maand vanaf 1 april 2021 tot aan het tijdstip van de daadwerkelijke ontruiming, en voor een gedeelte van de maand een pro rata te berekenen gedeelte van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de termijnen tot aan de dag van algehele voldoening;
[gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan haar vorderingen legt Havensteder - zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang - het volgende ten grondslag.
[gedaagden] houden de woning zonder recht of titel onder zich aangezien de huurovereenkomst is geëindigd. Als eigenaar van de woning is Havensteder op grond van artikel 5:2 BW bevoegd te woning van iedereen die haar zonder recht of titel onder zich houdt, op te eisen. Na het overlijden van [naam 4] is de woning door [gedaagden] niet opgeleverd aan Havensteder. Evenmin hebben [gedaagden] hun hoofdverblijf in de woning. De woning staat echter nog wel vol met spullen. [naam 2] heeft het doen voorkomen alsof zij nog woonachtig was in de woning, maar tijdens een binnentreding in de woning door de politie is geconstateerd dat er niemand in de woning aanwezig was en dat de woning afgesloten was van nutsvoorzieningen. Omwonenden hebben aan Havensteder bevestigd dat er niemand in de woning woonde. De heer [naam 5] staat nog wel ingeschreven op het adres van de woning, maar ook hij heeft daar niet zijn hoofdverblijf. Aangezien [gedaagden] de woning niet vrijwillig hebben verlaten, ziet Havensteder zich genoodzaakt de ontruiming van de in haar eigendom zijnde woning te vorderen.
Voorts worden er stelselmatig te weinig huurpenningen c.q. gebruiksvergoedingen betaald, waardoor een betalingsachterstand is ontstaan. Ondanks aanmaningen hebben [gedaagden] de verschuldigde bedragen niet volledig voldaan. Daarom zijn zij tevens wettelijke rente verschuldigd geworden.
3.3
Havensteder heeft een spoedeisend belang bij ontruiming van het gehuurde. Zij kan de uitkomst van een bodemprocedure niet afwachten, omdat er een groot tekort aan sociale huurwoningen bestaat en de woning daarom zo spoedig mogelijk toegewezen dient te worden aan een woningzoekende.

4..Het verweer

4.1
[gedaagden] hebben verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang – hierna worden ingegaan.

5..De beoordeling

5.1
In geschil is of [gedaagden] de woning dienen te ontruimen en of zij nog een bedrag aan achterstallige huurpenningen c.q. gebruiksvergoedingen aan Havensteder verschuldigd zijn.
5.2
De kantonrechter stelt voorop dat ontruiming van een woning een ingrijpende maatregel is. Een ontruimingsvordering is in kort geding toewijsbaar, indien voldoende aannemelijk is dat deze vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen en indien het belang van Havensteder bij het treffen van een voorlopige voorziening dermate spoedeisend is dat van Havensteder niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Havensteder een voldoende spoedeisend belang bij de door haar gevorderde voorlopige voorziening, zodat zij in zoverre ontvankelijk is in haar vordering.
5.3
In dit kort geding dient, mede op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht, te worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van Havensteder in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Daarbij dient de kantonrechter uit te gaan van de feiten met de beperkte toetsing daarvan, aangezien een kort geding procedure zich niet leent voor nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering.
5.4
Niet in geschil is dat [naam 4] bij overlijden de enige huurder van de woning was. Op grond van artikel 7:268 lid 2 BW geldt dat een persoon die geen medehuurder is, maar wel met de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding heeft gehad alsmede zijn hoofdverblijf in de woning heeft, de huur gedurende zes maanden na het overlijden van de huurder voortzet als huurder. Binnen deze termijn kan de samenwoner vorderen de met de overleden huurder geldende huurovereenkomst ook nadien voort te zetten. Vaststaat dat [gedaagden] van deze mogelijkheid geen gebruik hebben gemaakt. De huurovereenkomst is op grond van artikel 7:268 lid 6 BW dan ook van rechtswege geëindigd aan het eind van de tweede maand na het overlijden van [naam 4].
5.5
Ter zitting heeft [naam 2] aangevoerd dat zij nog wel woonachtig is in de woning en daar ook wil blijven. Zij was er niet van op de hoogte dat zij zelf nog actie moest ondernemen om de huurovereenkomst te kunnen voortzetten. Havensteder stelt echter dat [naam 2] geen hoofdverblijf in de woning had en heeft daartoe aangevoerd dat zij al sinds 13 september 2019 is uitgeschreven van het adres. Omwonenden zouden aan Havensteder hebben bevestigd dat er niemand in de woning woonde en bij diverse bezoeken van Havensteder aan de woning leek er niemand thuis te zijn en de brievenbus dusdanig vol dat er geen post meer bij paste. Bovendien is na binnentreding van de politie geconstateerd dat er niemand in de woning verbleef en dat de woning afgesloten was van nutsvoorzieningen. [naam 2] heeft het voorgaande niet betwist. Door daartegen enkel aan te voeren dat zij geen gebruik maakt van nutsvoorzieningen en op het moment van bezoeken binnentreden waarschijnlijk weg was voor een boodschap of familiebezoek, heeft zij haar verweer onvoldoende onderbouwd. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagden] zonder recht of titel in de woning verblijven. Dat [naam 5] nog staat ingeschreven op het adres van de woning maakt dit niet anders, aangezien [naam 2] ter zitting heeft erkend dat hij daar niet zijn hoofdverblijf heeft en het adres enkel gebruikt als postadres. De vordering tot ontruiming van de woning wordt daarom toegewezen. Gelet op de door [naam 2] aangevoerde persoonlijke omstandigheden, stelt de kantonrechter de ontruimingstermijn vast op 14 dagen na de betekening van dit vonnis aan [gedaagden].
5.6
[gedaagden] hebben niet betwist dat sprake is van een achterstand in de betaling van de huurpenningen c.q. gebruiksvergoedingen. Evenmin hebben zij de hoogte van het door Havensteder gevorderde bedrag betwist. Dit deel van de vordering wordt daarom toegewezen.
5.7
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen verweer is gevoerd.
5.8
De verschuldigde gebruiksvergoedingen vanaf 1 april 2021 tot en met het moment van ontruiming worden eveneens toegewezen, voor zover deze termijnen nog niet zijn voldaan.
5.9
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

6..De beslissing

De kantonrechter
:
treft de volgende voorlopige voorzieningen:
veroordeelt [gedaagden] om binnen 14 dagen na de uitspraak van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken, voor zover deze laatste niet het eigendom van Havensteder zijn, en onder afgifte van alle sleutels ter vrije en algehele beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van € 1.250,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vervaldata van de termijnen tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan Havensteder te betalen € 467,92 per maand, met ingang van de maand april 2021 tot aan het tijdstip van de ontruiming, en voor een gedeelte van de maand een pro rata te berekenen gedeelte van dit bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de termijnen tot aan de dag van algehele voldoening, een en ander voor zover met ingang van de maand april 2021 geen gebruiksvergoeding is betaald;
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Havensteder vastgesteld op € 507,- aan griffierecht, € 106,01 aan dagvaardingskosten en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. D.L. Spierings en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416