ECLI:NL:RBROT:2021:3899

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
3 mei 2021
Zaaknummer
C/10/595467 / HA ZA 20-410
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over meer- en minderwerk, kwaliteit van werkzaamheden en vertraging bij de bouw van schepen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen de besloten vennootschappen Kramer Marine Service B.V. en Machinefabriek Padmos Stellendam B.V. over een overeenkomst voor engineeringswerkzaamheden voor de bouw van twee schepen. De rechtbank heeft op 28 april 2021 vonnis gewezen in deze zaak, waarin de partijen betrokken zijn bij een conflict over meer- en minderwerk, de kwaliteit van de geleverde werkzaamheden en de vertraging in de uitvoering van de overeenkomst. Kramer vordert betaling van openstaande facturen, terwijl Padmos verweer voert en tegenvorderingen indient, waaronder schadevergoeding voor vermeend minderwerk en vertraging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende onderbouwing is voor de vorderingen van Kramer en heeft een mondelinge behandeling gelast om de geschilpunten verder te bespreken. De rechtbank heeft ook de partijen opgedragen om schriftelijke reacties voor te bereiden over de verschillende geschilpunten, waaronder de kwaliteit van de tekeningen en de aanlevering van dwg-bestanden. De zaak is complex en vereist verdere uitleg en bewijsvoering van beide partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/595467 / HA ZA 20-410
Vonnis van 28 april 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KRAMER MARINE SERVICE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.A. Visser te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MACHINEFABRIEK PADMOS STELLENDAM B.V.,
gevestigd te Stellendam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L. Alberts te Hardinxveld-Giessendam.
Partijen zullen hierna Kramer en Padmos genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met één productie en een USB-stick;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met producties;
  • de conclusie van dupliek in reconventie, met producties;
  • de akte uitlating producties van Padmos;
  • de antwoordakte van Kramer.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2..De feiten

Overeenkomst voor engineeringswerkzaamheden voor de [scheepsnaam 1] en de [scheepsnaam 2]

2.1.
Kramer en Padmos hebben een overeenkomst gesloten op grond waarvan Kramer
engineeringswerkzaamheden heeft verricht voor twee door Padmos te bouwen schepen (hierna: de overeenkomst).
2.2.
De schepen waarop de overeenkomst ziet, werden oorspronkelijk aangeduid als de [scheepsnaam 1] en de [scheepsnaam 2] . Later kreeg de [scheepsnaam 1] de aanduiding [scheepsnaam 3] en werd de [scheepsnaam 2] de [scheepsnaam 1] genoemd. In dit vonnis zal steeds de oorspronkelijke aanduiding worden gebruikt.
2.3.
Het ontwerp voor de schepen was gebaseerd op een eerder door Padmos gebouwd schip, de [scheepsnaam 4] . Voor de [scheepsnaam 4] had Kramer Marine Engineering B.V. (hierna: KME), een zustervennootschap van Kramer, in opdracht van Padmos werkzaamheden verricht.
2.4.
De overeenkomst tussen Kramer en Padmos is neergelegd in een door Padmos aanvaarde offerte van KME van 1 mei 2018. Partijen zijn later overeengekomen dat KME als opdrachtnemer werd vervangen door Kramer.
2.5.
De offerte bepaalt onder meer het volgende:
“Dokmaatschappij Padmos B.V. heeft [KME] verzocht om een offerte te maken van het ontwerp en engineeringspakket voor een [scheepsnaam 1] en [scheepsnaam 2] op dezelfde basis van de reeds door KME ontwikkelde [scheepsnaam 4] met daarin meegenomen de opties zoals omschreven in de bijlage voor [scheepsnaam 1] en [scheepsnaam 2] voor een 30m Trawler op basis van de volgende documenten:
1. [scheepsnaam 4] -copy, documentenlijst volgens bijlage 2
2. Optie lijst met keuzes voor [scheepsnaam 1] en [scheepsnaam 2]
3. Bespreking bij KME met [naam 1] en [naam 2] op 11 april 2018
4. Bouwplanning: 17.103 Planning [scheepsnaam 1] Urk
Hierbij zijn de volgende opties van de optie lijst gevraagd voor de [scheepsnaam 1] en [scheepsnaam 2] :
• [scheepsnaam 1] en [scheepsnaam 2] Opties Nummers 1, 2, 7, 8, 14, 15, 16, 21, 22, 26, 28, 29, 35, 42, 43, 49,2 en 50,2
• [scheepsnaam 2] Opties 1, 6, 20, 25 en 32
• Padmos aanpassingen tov [scheepsnaam 4] : A, B, C, D, E en F
• Verschansing 50mm rand en Railing naast de Brug Optie 51 en 52 in de lijst
• Ladder in Nis met verschansingsdeurtje aan SB en BB
• Eventueel Ballastkiel aanpassen naar nieuwe situatie.
Oplevering
[KME] zal de volgende documenten opleveren:
1. Dezelfde documenten als bij [scheepsnaam 4] voor [scheepsnaam 1] en voor [scheepsnaam 2] .
De opgeleverde documenten zullen bestaan uit een tekeningenpakket. Deze informatie zal 2D-AutoCAD
(*.dwg) en/of pdf-formaat. (indien van toepassing). Het pakket zal bestaan uit de volgende documenten:
Standaard zullen de documenten worden geleverd in de Engelse Taal. De documenten zullen worden toegeleverd volgens de Standaard van Kramer Marine Engineering B.V.. De Constructie details zullen worden uitgevoerd volgens de standaard van Kramer Marine Engineering B.V. Indien van toepassing dan zullen de Constructieplannen worden gemaakt met schaal 1:100/1:75, De werktekeningen worden gemaakt met schaal 1:25. De digitale onderdelen en tekeningen zijn 1:1. Er kan desgewenst worden afgeweken van de standaard opleveringsdocumenten van Kramer Marine Engineering B.V., Maar dit moet dit wel voor de start van het project worden aangegeven.
Documentatie en Regelgeving
De documenten zullen worden opgeleverd volgens de Rules and Regulations van Bureau Veritas. Het schip zal gaan varen onder de Nederlandse vlag, zonder klasse keur.
Voor het uitvoeren van deze opdracht wordt verondersteld dat:
1. Kick off Meeting bij KME om het complete model en alle documenten te controleren.
2. KME verzorgt de Approval Documenten voor ILenT volgens de documentenlijst.
3. KME verzorgt alle bouwbegeleiding met betrekking tot vragen en/of opmerkingen van Casco en Sectie Bouw Rotterdam B.V.
4. De keur van alle documenten door de betreffende autoriteiten en/of Klasse bureau zal door de opdrachtgever worden verzorgd.
5. Kosten voor keur van het klasse bureau en de vlag autoriteiten zijn uitgesloten in deze offerte.
6. Scope van de documenten, zoals in de bijlage 2 met de documentenlijst.
7. Snijfiles waar mogelijk (in afwijking tot CIG-standaard) volgens de Cutting Guidelines van De Boer Staal.
8. KME maakt het ontwerp exclusief voor Padmos B.V.
a. Hierbij geldt dat Padmos de eigenaar is van het ontwerp.
b. Dat KME voor een vaste prijs een identiek snijpakket voor een nieuw bouwnummer kan leveren, (zie bij Kosten) en zoals besproken tijdens de bespreking met de afrekening van het meerwerk.
Levertijd
De planning zal overeenkomstig de bouwplanning in overleg met de opdrachtgever worden opgesteld. De totale doorlooptijd is ongeveer 10 tot 16 weken, voor het eerste bouwnummer, exclusief de tijd voor het keuren van de plannen door het klasse bureau en/of IL en T. De planning voor de productie/snijfiles zal in overleg met Padmos en Casco en Sectiebouw Rotterdam BV worden opgesteld overeenkomstig met de bouwplanning van Padmos volgens bijlage 4.
Kosten
De kosten voor een nieuw en identiek bouwnummer aan [scheepsnaam 4] zoals hierboven omschreven kan u worden aangeboden voor de vaste prijs van: € 30.500,00 Exclusief BTW per bouwnummer (…)
Betaling zal plaatsvinden volgens onderstaand schema:
10% bij opdracht [scheepsnaam 1] - [scheepsnaam 3]
10% Na het afronden van de eerste secties [scheepsnaam 1] - [scheepsnaam 3]
10% bij opleveren plan Approval documents [scheepsnaam 1] - [scheepsnaam 3]
10% bij na het afronden van de opdracht [scheepsnaam 1] - [scheepsnaam 3]
De kosten voor een nieuw en identiek bouwnummer aan [scheepsnaam 4] of [scheepsnaam 1] zoals hierboven omschreven kan u worden aangeboden voor de vaste prijs van: € 30.500,00 Exclusief BTW (…)
Betaling zal plaatsvinden volgens onderstaand schema:
10% bij aanvang van [scheepsnaam 2]
30% Na het afronden van de eerste secties [scheepsnaam 2]
30% bij opleveren plan Approval documents [scheepsnaam 2]
30% bij na het afronden van de opdracht [scheepsnaam 2]
De kosten voor de Opties zoals omschreven voor [scheepsnaam 1] zoals hierboven omschreven kan u worden aangeboden voor de vaste prijs van: € 80.750,00 Exclusief BTW (…)
Betaling zal plaatsvinden volgens onderstaand schema:
10% bij opdracht [scheepsnaam 1] - [scheepsnaam 3]
30% Na het afronden van de eerste secties [scheepsnaam 1] - [scheepsnaam 3]
30% bij opleveren plan Approval documents [scheepsnaam 1] - [scheepsnaam 3]
30% Na het afronden van de opdracht [scheepsnaam 1] - [scheepsnaam 3]
De kosten voor de Opties zoals omschreven voor [scheepsnaam 2] zoals hierboven omschreven kan u worden aangeboden voor de vaste prijs van: € 7.250,00 Exclusief BTW (…)
Betaling zal plaatsvinden volgens onderstaand schema:
10% bij aanvang van [scheepsnaam 2]
30% Na het afronden van de eerste secties [scheepsnaam 2]
30% bij opleveren plan Approval documents [scheepsnaam 2]
30% Na het afronden van de opdracht [scheepsnaam 2]
Meerwerk kosten
Werkzaamheden welke niet zijn gespecificeerd en daarom dus buiten deze opdracht vallen zullen worden afgerekend op basis van regie, tegen een tarief van €75,00 per uur (excl. BTW). Alle reiskosten worden in rekening gebracht voor een tarief van €0.50 (excl. BTW) per gereden kilometer. (…)”.
2.6.
Bij de offerte zaten onder meer de volgende bijlagen:
  • het algemeen Plan [scheepsnaam 1] en [scheepsnaam 2] met een lijst van aanpassingen op de [scheepsnaam 4] (bijlage 1),
  • een optielijst van Padmos (bijlage 2),
  • de option matrix, een overzicht waarin Kramer de opties van bijlage 2 heeft verwerkt, waarin onder meer staat welke partij welke documenten moet aanleveren (bijlage 3);
  • een prijslijst voor de opties (bijlage 4);
  • een planning voor de [scheepsnaam 1] (Bijlage 6).
2.7.
Kramer is in week 14 (april) van 2018 gestart met de uitvoering van haar werkzaamheden. Zij heeft de laatste bestanden voor de [scheepsnaam 1] op 14 januari 2019 aangeleverd en de laatste bestanden voor de [scheepsnaam 2] op 3 april 2019.
Andere betrokkenen bij de [scheepsnaam 1] en [scheepsnaam 2]
2.8.
Padmos werkte voor de bouw van de [scheepsnaam 1] en [scheepsnaam 2] samen met [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf]).
2.9.
Padmos liet assemblagewerkzaamheden voor de [scheepsnaam 1] en [scheepsnaam 2] uitvoeren door Casco- & Sectiebouw Rotterdam B.V.(hierna: CSR).
Correspondentie over de offerte en over de uitvoering van de overeenkomst
2.10.
Padmos schreef in een e-mail van 20 april 2018 aan KME/Kramer:
“Heb je aangepaste offerte gezien en wil je nog het volgende voorstel doen:
- Alle documenten opleveren in dwg en pdf formaat (…)
- Eerste sectie productieklaar 10 weken na opdracht laatste sectie 16 weken na opdracht (…)”.
2.11.
In antwoord hierop schreef KME/Kramer aan Padmos op 23 april 2018:
“Naar aanleiding van jouw email het volgende i.v.m. het aanpassen van de offerte :
- Wij leveren altijd alle documenten op in DWG en PDF, indien mogelijk, soms is dit niet mogelijk, indien er geen dwg voor handen is, zoals bij een Calculatie of een rapport.
(…)
Ook zullen we er alles aan doen om e.e.a. zo snel mogelijk en binnen de gevraagde planning op te leveren.”.
2.12.
Tijdens de uitvoering van de overeenkomst heeft Padmos diverse malen bij Kramer aangedrongen op (tijdige) aanlevering van stukken. Dit gebeurde onder meer op 26 oktober 2018, 23 november 2018, 11 januari 2019 (‘
het project loopt enorm achter qua voortgang …. Ik vraag nu al sinds week 40 vorig jaar om een planning en heb nog steeds niets fatsoenlijks …’) en 1 maart 2019.
Correspondentie mei-juni 2019
2.13.
In de periode mei – juni 2019 hebben partijen gemaild over meer- en minderwerk, de aanlevering van bepaalde tekeningen en de kosten van de vertraging. Kort gezegd vroeg Padmos om een opgave van meerwerk, verrekening voor minderwerk, verstrekking van bepaalde tekeningen in .dwg-format en overleg over de vertraging. Kramer gaf in de mailwisseling aan dat zij een meerwerklijst zou maken, dat er geen minderwerk was, dat de gevraagde tekeningen niet in .dwg-format beschikbaar zijn en dat de vertraging niet aan haar was te wijten.
2.14.
In voornoemde mailwisseling schreef Kramer op 17 juni 2019 (over de hierna te bespreken dwg-bestanden):
“Van de railing rond het stuurhuis is een assembly gemaakt in ShipConstructor. Ik kan je de .DWG wel toesturen, echter werkt dit alleen in ShipConstructor en niet in een andere versie van AutoCAD. Vandaar dat we dan een pdf aanleveren.”.
(Deels) onbetaalde facturen van Kramer aan Padmos
2.15.
De volgende facturen van Kramer aan Padmos zijn niet of niet volledig betaald: factuur 19012 van 4 april 2019 voor € 25.727,23 (incl. BTW), factuur 19017 van 28 oktober 2019 voor € 63.742,80 (incl. BTW) en factuur 19018 van 28 oktober 2019 voor € 10.046,03 (incl. BTW). Factuur 19012 is voor de helft betaald, facturen 19017 en 19018 zijn niet betaald. De laatste twee genoemde facturen zijn meerwerkfacturen en daarbij zaten meerwerklijsten.
2.16.
Door de advocaten van partijen is gecorrespondeerd over de facturen.
Facturen van CSR aan Padmos
2.17.
CSR heeft Padmos facturen gezonden van 7 maart en 24 juni 2019 met als omschrijving (zakelijk weergegeven) meerwerk ten behoeve van de [scheepsnaam 1] en [scheepsnaam 2] en steigerbouwkosten. De facturenbedragen waren € 67.537,50 en € 53.125,- (excl. BTW).

3..Het geschil

in conventie

3.1.
Kramer vordert – samengevat – dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Padmos veroordeelt tot betaling van de openstaande bedragen van de facturen 19012, 19017 en 19018, zijnde € 12.863,6, € 63.742,80 en € 10.046,03, vermeerderd met rente;
II. Padmos veroordeelt tot betaling van € 1.641,52 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met rente;
III. Padmos veroordeelt in de proceskosten, vermeerderd met rente.
3.2.
Padmos voert verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen van Kramer, met veroordeling van Kramer bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad in de proceskosten.
in reconventie
3.3.
Padmos vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
A. Kramer veroordeelt tot betaling van € 37.829,68, vermeerderd met rente;
B. Kramer veroordeelt tot verstrekking van de .dwg bestanden als genoemd in productie 32 in de kolom Ontvangen DWG bestanden met duiding x, op straffe van een dwangsom;
C. Kramer veroordeelt in de proceskosten.
3.4.
Kramer voert verweer. Het verweer strekt tot afwijzing van de vorderingen van Padmos, met veroordeling van Padmos in de proceskosten.

4..De beoordeling in conventie en reconventie

A. Inleiding

4.1.
In de kern genomen gaat het in deze zaak om het volgende. Kramer vordert betaling van haar facturen 19012, 19017 en 19018. Factuur 19012 betreft de slotfactuur voor werkzaamheden uit de scope van de offerte, de beide andere facturen zijn facturen voor meerwerk dat Kramer stelt te hebben uitgevoerd. Padmos heeft de helft van factuur 19012 betaald, op de beide andere facturen heeft zij niets betaald. Padmos betwist op zich de verschuldigdheid van het nog openstaande deel van factuur 19012 niet. Zij betwist wel het grootste deel van het geclaimde meerwerk. Verder stelt Padmos tegenvorderingen op Kramer te hebben. Dit ziet op geclaimd minderwerk, vertragingschade en schade doordat Kramer bepaalde werkzaamheden niet goed zou hebben uitgevoerd. Padmos beroept zich daarom op verrekening en stelt per saldo nog geld van Kramer te krijgen. Dit vordert zij in reconventie. Daarnaast stelt Padmos dat Kramer nalaat bepaalde tekeningen in de vereiste bestandsvorm te verstrekken. Zij beroept zich daarom op opschorting en vordert afgifte van de missende tekeningen in de vereiste bestandsvorm.
4.2.
Voordat de rechtbank nader ingaat op het geschil zelf, merkt zij het volgende op. De eisen van een behoorlijk proces brengen met zich dat partijen niet kunnen volstaan met het in het geding brengen van producties zonder een duidelijke toelichting te geven welke delen van die stukken relevant zijn en waarom. Het is niet de taak van de rechtbank om in overgelegde stukken op zoek te gaan naar argumenten voor of tegen een bepaalde positie. Concreet betekent dit dat de rechtbank voorbij gaat aan de USB-stick die Kramer in het geding heeft gebracht. Op die USB-stick staan 1004 bestanden, veelal emails met bijlagen, met een totale omvang van circa 1,6 Gb. Hierbij is als productie 16 een overzicht van 10 pagina’s gevoegd, maar daarin wordt op geen enkele wijze een verband gelegd met de onderliggende documenten of uitgelegd hoe die stukken de stellingen van Kramer onderbouwen.
B. Meerwerk
4.3.
Voor het meerwerk zijn twee zaken van belang. Allereerst is van belang dat in de overeenkomst staat dat werkzaamheden die buiten de opdracht vallen, worden afgerekend voor een tarief van € 75,- per uur (excl. BTW en reiskosten). Daarnaast is artikel 7:755 BW van belang. Op grond daarvan kan een aannemer alleen een vergoeding voor meerwerk vragen voor toevoegingen of veranderingen in het overeengekomen werk die de opdrachtgever heeft gewenst. Bovendien moet de aannemer volgens dit wetsartikel de opdrachtgever tijdig hebben gewezen op de te verwachten prijsverhoging, tenzij de opdrachtgever die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen.
4.4.
De discussie over het meerwerk is door partijen slechts summier gevoerd. Voorafgaand aan deze procedure heeft er geen overleg plaatsgevonden. Partijen geven elkaar daarvan de schuld, maar dat is in dit stadium van het geschil van minder groot belang. Het gaat uiteindelijk om de verschuldigdheid van het meerwerk en feit is dat partijen het er niet over hebben gehad. Kramer heeft bij dagvaarding vier meerwerklijsten overgelegd met honderden posten met per post een summiere omschrijving, een datum en een opgave van de tijd die het gekost heeft (meestal 1,0 uur). Later heeft Kramer de hiervoor al genoemde productie 16 en de USB stick overgelegd, zonder daarbij een concrete uitleg of onderbouwing van haar meerwerkfacturen te geven. Padmos heeft op haar beurt twee producties overgelegd waarin zij de meerwerkposten op een geclusterde wijze bespreekt. Van veel posten zegt zij zonder veel toelichting dat het gaat om onderdelen van de oorspronkelijke opdracht. Verder betwist Padmos (op enkele posten na) met meerwerk te hebben ingestemd en stelt zij dat Kramer bovendien niet (en zeker niet tijdig) heeft gewaarschuwd voor de omvang van de te verwachten prijsverhoging. Kramer heeft in reactie hierop gesteld dat de opdrachten van Padmos voor meerwerk uit de emails op de USB stick blijken, maar heeft niet aangegeven welke emails dat betreft. Kramer erkent dat zij niet heeft gewaarschuwd voor de financiële consequenties van het meerwerk, maar wijst erop dat Padmos drie grote scheepswerven exploiteert. De rechtbank begrijpt deze laatste stelling aldus dat Padmos volgens Kramer ook zonder waarschuwing moet hebben begrepen wat de financiële consequenties (bij benadering) waren.
4.5.
Het gevolg van het voorgaande is dat er geen duidelijke stellingen voorliggen die de rechtbank (of een door de rechtbank te benoemen deskundige) zou kunnen beoordelen. Er mist een duidelijke omschrijving per post of samenhangende groep posten met antwoord op de volgende vragen:
(1) welke werkzaamheden betreft het?
(2) waarom vallen deze werkzaamheden niet onder de oorspronkelijke opdracht?
(3) waaruit blijkt dat Padmos deze werkzaamheden gewild?
(4) waaruit blijkt dat Padmos ook zonder een waarschuwing van Kramer had moeten begrijpen wat de financiële consequenties van deze werkzaamheden zouden zijn? Is dat alleen omdat Padmos scheepswerven exploiteert (een stelling waar Padmos overigens nog niet op heeft kunnen reageren)?
4.6.
Het had op de weg van Kramer gelegen om het geclaimde meerwerk in deze procedure op inzichtelijke wijze te onderbouwen, zodat Padmos daarop had kunnen reageren. Op Kramer rust immers de stelplicht en – indien daaraan wordt toegekomen – de bewijslast over het meerwerk. Dat het grote aantal kleine posten dit wellicht economisch onaantrekkelijk maakt, doet daaraan niet af. Toch zal de rechtbank een mondelinge behandeling gelasten om ervoor te zorgen dat er alsnog een inhoudelijk debat over het meerwerk plaatsvindt. Het meerwerk hoort immers tot de kern van het geschil en partijen zijn er niet bij gebaat als het meerwerk eerst in een eventueel hoger beroep voor het eerst besproken gaat worden. Gegeven het grote aantal posten met een kleine omvang is het daarbij de bedoeling met partijen te bespreken welke mate van onderbouwing nodig is en welke posten zich lenen voor een gezamenlijke beoordeling. Ook wil de rechtbank vaststellen over welke posten daadwerkelijk een discussie is en welke niet. Ook wil de rechtbank bespreken of er een deskundige benoemd moet worden en zo ja, wie en met welke – concrete – opdracht. De rechtbank gaat geen deskundige benoemen louter op basis van productie 16 en de USB-stick. Ook een deskundige is er niet om voor partijen in producties op zoek te gaan naar hun argumenten.
4.7.
De rechtbank merkt in algemene zin nog het volgende op. Kramer heeft betoogd dat alle afwijkingen van de [scheepsnaam 4] per definitie meerwerk zijn, tenzij anders afgesproken. Dit argument slaagt niet. Het miskent dat de overeenkomst er nu juist op ziet om het ontwerp aan te passen. Het gaat niet om het verschil tussen [scheepsnaam 4] en [scheepsnaam 1] /[scheepsnaam 2], maar om het verschil tussen de afgesproken werkzaamheden en de uitgevoerde werkzaamheden. Ook de stelling van Kramer dat Padmos zou hebben ingestemd met de meerwerkfacturen slaagt niet. Deze stelling is in strijd met de eigen stellingen van Kramer dat er nooit overleg over de facturen heeft plaatsgevonden. De enkele vraag van Padmos om een meerwerk- en minderwerklijst, is geen erkenning dat het geclaimde meerwerk inderdaad door Padmos gewenst is. Uit die vraag kan alleen afgeleid worden dat Padmos wist dat er meerwerkposten waren, maar dat ontkent zij ook niet. In de processtukken is, behoudens ten aanzien van enkele punten, verder ook geen erkenning door Padmos van de meerwerkfacturen te lezen.
4.8.
Ter voorbereiding op de zitting dient Kramer een schriftelijke reactie te geven op productie 27 en 28 van Padmos. Daarbij gelden de volgende instructies:
  • Kramer dient per groep van samenhangende posten concreet aan te geven (1) waarom er sprake is van meerwerk in de door haar gestelde omvang, (2) waaruit de opdracht of instemming van Padmos met dit meerwerk blijkt en (3) waaruit blijkt dat Padmos ook zonder waarschuwing een reëel inzicht had van de omvang van de te verwachten kosten;
  • Kramer dient niet in te gaan op de meerwerkposten die blijkens genoemde producties volledig geaccepteerd zijn;
  • de reactie dient beperkt te zijn tot 20 pagina’s (A4-formaat, in een normaal te achten opmaak en lettergrootte, inclusief aanhef en afsluiting). Toevoeging van aanvullende producties is niet toegestaan, wel is toegestaan te verwijzen naar stukken op de USB-stick mits dit geschiedt op een direct duidelijke wijze en de reactie zelfstandig leesbaar blijft;
  • de reactie dient uiterlijk acht weken voor de zitting te zijn toegezonden aan de rechtbank en Padmos.
4.9.
Indien Kramer geen gebruik maakt van deze herstelmogelijkheid, zullen haar vorderingen voor het meerwerk worden afgewezen, behoudens het door Padmos erkende bedrag van € 2.250,-.
4.10.
Padmos kan uiterlijk twee weken voor de zitting op de reactie van Kramer reageren. In haar reactie dient zij tevens in te gaan op de eerst bij conclusie van dupliek in reconventie door Kramer ingenomen stelling dat Padmos via een holdingconstructie drie grote scheepswerven exploiteert en met regelmaat regieovereenkomsten sluit met engineers. De rechtbank wil met name weten (1) of dit juist is en (2) zo ja, in welke mate dit betekent dat Padmos ook zonder waarschuwing van Kramer wel bij benadering begreep wat de kosten van eventueel meerwerk zou zijn.
C. Minderwerk
4.11.
Ook de discussie over dit punt is in de processtukken onvoldoende uit de verf gekomen. Padmos stelt dat er voor een bedrag van € 3.553.50 aan minderwerk is. Dit betreft het isolatieplan, de losse sewagetank en het vervallen van het verplaatsen van de luiken. Kramer betwist dat er minderwerk is en stelt dat deze posten niet haar verantwoordelijkheid waren maar die van Padmos. Kramer verwijst hiervoor naar bijlage 3 bij de overeenkomst. Op die verwijzing is door Padmos niet gereageerd. De rechtbank zal daarom ook het minderwerk op de mondelinge behandeling met partijen bespreken.
4.12.
Ter voorbereiding op de zitting dient Padmos een schriftelijke reactie te geven op het standpunt van Kramer dat de gestelde minderwerkposten de verantwoordelijkheid van Padmos waren. Deze reactie dient beperkt te zijn tot maximaal drie pagina (A4 formaat, in een normaal te achten opmaak en lettergrootte en inclusief aanhef en afsluiting) en dient acht weken voor de zitting aan de rechtbank en Kramer te zijn toegezonden. Kramer zal hierop tot uiterlijk twee weken voor de zitting kunnen reageren.
D. Tekeningen in DWG-vorm en/of in laatste versie
4.13.
Dit geschilpunt laat zich als volgt samenvatten.
4.13.1.
Padmos stelt dat Kramer haar verplichtingen onder de overeenkomst (nog) niet is nagekomen doordat zij bepaalde tekeningen niet als dwg-bestand, maar alleen als pdf-bestand aan Padmos ter beschikking heeft gesteld. Daarnaast stelt Padmos dat Kramer bepaalde bestanden niet in de laatste versie heeft aangeleverd. Het gaat onder meer om de tekeningen voor de reling en de luiken. In haar productie 32 heeft Padmos gespecificeerd om welke tekeningen het gaat. Padmos beroept zich daarom op opschorting voor de facturen van Kramer en vordert in reconventie afgifte van de dwg-bestanden. Die vordering betreft dus – zo begrijpt de rechtbank – deels afgifte van dwg-bestanden die tot dusver alleen in pdf zijn verstrekt en deels afgifte van dwg-bestanden waarvan Padmos de laatste versie nog niet heeft gehad.
4.13.2.
Kramer stelt dat de overeenkomst haar de keuze geeft om, al gelang naar de (on)mogelijkheden, te kiezen voor pdf-bestanden in plaats van dwg-bestanden. Verder stelt zij dat de in de productie 32 genoemde bestanden niet onder haar opdracht vielen. Over de reling en luiken, twee specifieke punten uit productie 32, stelt Kramer meer specifiek dat deze niet in de scope van de opdracht zaten, maar dat zij de snijfiles hiervoor als meerwerk heeft aangeleverd en Padmos zelf zou de werktekeningen maken. Aanlevering als dwg-bestand had gekund, maar dat was meerwerk geweest. Kramer stelt ook dat dit een non-issue is, omdat alle geleverde bestanden uit productie 32 uit ShipConstructor komen en daarom – zo begrijpt de rechtbank het verweer – alleen als pdf-bestand kunnen worden aangeleverd.
4.14.
De rechtbank stelt vast dat Kramer onder de overeenkomst geen keuzevrijheid heeft. Zij moet tekeningen zoveel mogelijk in zowel dwg- als pdf-bestandsvorm aanleveren. Alleen als er geen dwg-bestand is, dan kan zij volstaan met een pdf-bestand. Dit blijkt uit de offerte (de tweede alinea onder het kopje oplevering) gelezen tegen de achtergrond van de email van Kramer van 23 april 2018 (zoals hiervoor geciteerd onder 2.5 en 2.11).
4.15.
Voor het overige wil de rechtbank over dit onderwerp een nadere toelichting. In het bijzonder wil de rechtbank van Kramer vernemen hoe haar stelling dat de in productie 32 genoemde bestanden met ShipConstructor zijn vervaardigd en daarom als pdf zijn aangeleverd, zich verhoudt tot haar stelling dat deze werkzaamheden buiten de opdracht vielen. De rechtbank begrijpt dit niet. Ook wil de rechtbank van Kramer een nadere toelichting op de onder 2.14 geciteerde email van Kramer van 17 juni 2019. Daarin schreef Kramer immers dat van de reling rond het stuurhuis een ‘assembly’ was gemaakt in ShipConstructor en dat zij daarvan een dwg-versie kon toesturen maar die werkt alleen in ShipConstructor, zodat zij daarom een pdf-bestand aanleverde. De rechtbank kan dit niet rijmen met de gevoerde verweren. Overigens vindt de rechtbank het ook moeilijk voor te stellen dat een ontwerpprogramma als ShipConstructor alleen pdf-bestanden zou opleveren, zoals Kramer in deze procedure stelt. Verder dient Kramer nader toe te lichten waarom het maken van dwg-bestanden meerwerk zou zijn, gelet op de bepaling in de overeenkomst over het aanleveren van dwg-bestanden.
4.16.
Kramer dient uiterlijk acht weken voor de zitting een schriftelijke reactie te geven op de hiervoor onder 4.15 gestelde vragen. Die reactie dient maximaal 4 pagina’s te beslaan (de overige instructies uit overweging 4.8 zijn van overeenkomstige toepassing). Deze reactie dient zonder raadplegen van de overige processtukken een begrijpelijke uitleg te geven waarom Kramer vindt dat zij de dwg-bestanden genoemd in productie 32 niet (of niet in de laatste versie) hoeft te verstrekken. Padmos zal daarop kunnen reageren, uiterlijk twee weken voor de zitting.
E. Heeft Kramer haar werkzaamheden tijdig uitgevoerd? Voldeed de kwaliteit van de tekeningen?
4.17.
Padmos verwijt Kramer dat zij te lang heeft gedaan over haar werkzaamheden en verwijt haar daarnaast dat de kwaliteit van de tekeningen onvoldoende was. Deze twee geschilpunten houden deels verband met elkaar omdat Padmos stelt dat de kwaliteit van de tekeningen voor (verdere) vertragingen heeft gezorgd. Kramer betwist dat zij haar verplichtingen niet of niet tijdig is nagekomen.
4.18.
Meer specifiek stelt Padmos over deze twee geschilpunten het volgende.
4.18.1.
Kramer heeft zich niet aan de overeengekomen planning van 10 a 16 weken vanaf de aanvang van de opdracht gehouden en een aanmerkelijke vertraging veroorzaakt. Er is hierover regelmatig contact geweest, maar Kramer leverde niet op tijd. Kramer is begonnen in week 14 (april) van 2018 en op 20 september 2018 stuurde zij nog een status / voortgangsoverzicht waaruit bleek dat Kramer rekende met een doorlooptijd van 10 + 16, dus 26 weken. Het leek daarna even beter te gaan, maar Kramer heeft ook deze nieuwe planning niet gehaald. De laatste bestanden ten behoeve van de [scheepsnaam 1] zijn uiteindelijk op 14 januari 2019 door Kramer aangeleverd, dus evident te laat. De laatste bestanden voor de [scheepsnaam 2] werden op 3 april 2019 opgeleverd. Door de vertraging heeft CSR bij brief van 10 juli 2019 aan Padmos extra kosten in rekening gebracht, een bedrag van € 4.050,-.
4.18.2.
Wat betreft de kwaliteit van de tekeningen verwijt Padmos Kramer niet dat de ILT opmerkingen heeft gemaakt op de gemaakte tekeningen en dat daardoor aanpassingen nodig waren. Dat is gebeurd en is op zich geen probleem, aldus Padmos. Padmos verwijt Kramer wel dat zij de door de ILT gemaakte opmerkingen niet volledig of deugdelijk heeft verwerkt. Dat leidde ertoe dat achteraf nog aanvullend snijwerk moest worden uitgevoerd. CSR heeft hiervoor € 24.607,50 voor de [scheepsnaam 1] en € 20.782,50 voor de [scheepsnaam 2] in rekening gebracht. Padmos verwijst in dit verband naar een door haar overgelegde brief van CSR van 10 juli 2019.
4.19.
Kramer betwist dat zij tekortgeschoten is. Zij voert het volgende aan.
4.19.1.
Kramer betwist niet dat het project lang geduurd heeft, maar stelt dat dit komt doordat Padmos haar wensen continu wijzigde en Kramer maanden moest wachten op informatie van Padmos. Afgesproken was een doorlooptijd van 10 a 16 weken, ingaand vanaf het moment dat Padmos de benodigde stukken aan Kramer had verschaft. Padmos diende zich vervolgens daaraan te houden en aan Kramer aan te leveren wat zij nodig had voor de uitvoering van de werkzaamheden, zowel wat betreft de opties als het meerwerk. Dat deed Padmos niet. De continue stroom van wijzigingsverzoeken maakten dat het langer duurde. Meerwerk valt per definitief niet in de doorlooptijd. Verder sluit de overeenkomst expliciet de keurtijd door de ILT uit van de looptijd. In dit geval duurde de keurtijd van de ILT van 28 augustus 2018 tot 30 november 2018. Kramer heeft haar werkzaamheden initieel afgerond in augustus 2018, dus tijdig. Pas op 30 november 2018 kreeg Kramer een reactie van Padmos met wijzigingen. Padmos heeft haar nimmer in gebreke gesteld en ook daarom is Kramer niet schadeplichtig.
4.19.2.
Kramer betwist dat haar tekeningen van onvoldoende kwaliteit was. Zij heeft een goed engineeringspakket geleverd. De opmerkingen die Padmos op 30 november 2018 doorgaf nadat er al vier keurrondes waren geweest (voor de [scheepsnaam 4] , 2 en 3), waren de opvattingen van een lokale surveyor van de ILT en het was niet nodig om ze door te voeren, maar Padmos stond erop. Deze werkzaamheden waren echter niet van tevoren te verwachten of te plannen. Bovendien heeft Padmos onnodig veel tijd laten verstrijken met het keuren door de ILT: op 28 augustus 2018 zijn de werktekeningen van sectie 20 van de [scheepsnaam 1] ter keur ingestuurd door Kramer aan Padmos, maar die heeft ze slechts op 20 november 2018 ingezonden naar de ILT. Dat Padmos zonder toestemming van de ILT met de bouw is begonnen en er vervolgens vertraging ontstond, is haar eigen keuze geweest. Dat het schip niet is gebouwd conform de tekeningen, is niet aan Kramer te wijten. Daarvoor moet Padmos bij CSR zijn.
4.20.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt, waarbij eerst ingegaan zal worden op de gevolgen van het ontbreken van een ingebrekestelling.
4.20.1.
Voor zover de schadevergoedingsvordering van Padmos is gebaseerd op de stelling dat Kramer de tekeningen te laat heeft aangeleverd, kan deze niet toegewezen worden. Aanlevering van de tekeningen was destijds niet onmogelijk. Op grond van artikel 6:74 en 6:85 BW is Kramer voor deze vertragingschade daarom alleen aansprakelijk in de periode dat zij in verzuim was. Verzuim vereist in beginsel een ingebrekestelling, een brief waarin Kramer een laatste kans krijgt om na te komen (artikel 6:82 BW). Het is niet in geschil dat Padmos Kramer niet in gebreke heeft gesteld. Er zijn uitzonderingen op de regel dat een ingebrekestelling vereist is, maar die uitzonderingen zijn hier niet van toepassing. Weliswaar bevat de overeenkomst een termijn voor nakoming, maar die is ‘ongeveer 10 a 16 weken’ en dit is niet voldoende concreet en rechtvaardigt niet dat verzuim (en aansprakelijkheid) zonder ingebrekestelling intreedt. Verder stelt Padmos dat zij uit de houding van Kramer kon afleiden dat deze niet zou nakomen, maar in dat geval is een aansprakelijkstelling als bedoeld in artikel 6:82 lid 2 BW nodig en ook die ontbreekt. Samengevat: Kramer is niet aansprakelijk als zij tekeningen te laat heeft aangeleverd, want Padmos heeft haar geen ingebrekestelling gezonden en die laatste kans had zij Kramer moeten geven.
4.20.2.
Voor zover de vordering van Padmos ziet op schade die zij stelt te hebben geleden doordat Kramer niet deugdelijk is nagekomen, geldt het volgende. Padmos stelt dat Kramer door de ILT gevraagde wijzigingen niet of niet juist heeft doorgevoerd. Daardoor moest snijwerk dat al was uitgevoerd, opnieuw worden gedaan of aangepast. Als dit inderdaad zo gegaan is, dan is Kramer voor deze schade wel aansprakelijk zonder verzuim of ingebrekestelling. Voor deze schade geldt dat er sprake is van een blijvende onmogelijkheid tot (juiste) nakoming: als de tekeningen niet juist zijn aangepast en daardoor snijwerk opnieuw moest gebeuren, dan kan Kramer die tekeningen wel herstellen, maar daarmee is niet meer te voorkomen dat het snijwerk opnieuw gedaan moet worden. Samengevat: als Kramer aan haar opgegeven wijzigingen van de ILT niet doorvoerde en daardoor snijwerk opnieuw moest worden uitgevoerd of worden aangevuld/aangepast, dan is Kramer hiervoor ook zonder de laatste kans van een ingebrekestelling aansprakelijk.
4.20.3.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank verder niet zal onderzoeken of Kramer tekeningen te laat aangeleverd heeft. Er zal wel worden onderzocht of Kramer tekortgeschoten is doordat zij aan haar doorgegeven wijzigingen van de ILT ten onrechte niet of niet juist heeft doorgevoerd.
4.20.4.
Gelet op de stellingen van partijen over en weer zal Padmos worden toegelaten tot het bewijs:
  • dat Kramer aan haar doorgegeven opmerkingen van de ILT niet of niet deugdelijk heeft verwerkt in de tekeningen, en
  • dat dit heeft geleid tot extra kosten (€ 24.607,50 voor de [scheepsnaam 1] en € 20.782,50 voor de [scheepsnaam 2] ).
4.20.5.
Indien Padmos in dit bewijs slaagt, is haar vordering (voor zover het op dit geschilpunt ziet) toewijsbaar. Het verweer van Kramer dat Padmos te vroeg is begonnen met snijwerk, slaagt in dat geval niet. Niet valt in te zien waarom Padmos er niet op mocht vertrouwen dat Kramer aan haar opgegeven wijzigingen niet of niet juist doorvoerde. Ook het verweer dat Kramer de wijzigingen niet nodig vond maar dat Padmos erop stond om het wel te doen, slaagt niet. Kramer diende onder de overeenkomst de haar opgedragen werkzaamheden uit te voeren. Indien Padmos niet slaagt in het bewijs, dan is haar vordering (voor zover het ziet op dit geschilpunt) niet toewijsbaar.
4.20.6.
Padmos dient binnen vier weken na vonnisdatum bij brief de rechtbank te informeren hoe zij dit bewijs wil leveren. Zij dient dan eventuele getuigen op te geven en aan te geven of de benoeming van een deskundige nodig is. Kramer dient vervolgens binnen twee weken te laten weten of er aan haar zijde getuigen gehoord moeten worden over dit onderwerp en/of de benoeming van een deskundige nodig is. De rechtbank zal aan de hand van deze brieven het verdere procesverloop over de bewijsvoering bepalen. Eventuele getuigen – van welke partij ook – zullen zoveel mogelijk worden gehoord tijdens de hiervoor al aangekondigde mondelinge behandeling. Indien één van partijen denkt dat de benoeming van een deskundige op dit punt aangewezen is, dan verzoekt de rechtbank de advocaten om op voorhand te overleggen over een geschikte deskundige en over de te stellen vragen.
F. Overige
4.21.
In het voorgaande is de rechtbank niet ingegaan op de stellingen van partijen over een paar andere onderwerpen. Dat betreft onder meer de vraag wie precies wat heeft gedaan voor het ontwerp van de [scheepsnaam 4] en over het overnemen van een werknemer. De rechtbank ziet onvoldoende relatie met de voorliggende vorderingen.
4.22.
Alle overige beslissingen worden aangehouden.

5..De beslissing

in conventie en reconventie
De rechtbank:
a. beveelt dat partijen, bijgestaan door hun raadslieden, zullen verschijnen op de terechtzitting van mr. N. Doorduijn in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100/125 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd, voor:
- het geven van inlichtingen over (1) het meer- en minderwerk, (2) de dwg-bestanden en (3) de mogelijke benoeming van een deskundige over het niet of op onjuiste wijze aanpassen door Kramer van tekeningen naar aanleiding van opmerkingen van de ILT,
- het horen van getuigen over de kwaliteit van de tekeningen van Kramer, en
- ter beproeving van een minnelijke regeling;
b. bepaalt dat ieder van partijen dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is haar te vertegenwoordigen;
c. bepaalt dat partijen binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank – ter attentie van de roladministratie van de afdeling privaatrecht – de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden augustus tot en met november 2021 dienen op te geven, waarna dag en uur van de zitting zullen worden bepaald;
d. bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van zitting zelfstandig zal bepalen;
e. (
over het meerwerk) gelast:
- Kramer om uiterlijk acht weken voor de zitting de hiervoor onder 4.8 genoemde schriftelijke reactie aan de rechtbank (en de wederpartij) toe te zenden;
- Padmos om uiterlijk twee weken voor de zitting de hiervoor onder 4.10 genoemde schriftelijke reactie aan de rechtbank (en de wederpartij) toe te zenden;
f. (
over het minderwerk) gelast:
- Padmos om uiterlijk acht weken voor de zitting de hiervoor onder 4.12 genoemde schriftelijke reactie aan de rechtbank (en de wederpartij) toe te zenden;
- Kramer om uiterlijk twee weken voor de zitting de hiervoor onder 4.12 genoemde schriftelijke reactie aan de rechtbank (en de wederpartij) toe te zenden;
g. (
over de dwg-bestanden) gelast:
- Kramer om uiterlijk acht weken voor de zitting de hiervoor onder 4.16 genoemde schriftelijke reactie aan de rechtbank (en de wederpartij) toe te zenden;
- Padmos om uiterlijk twee weken voor de zitting de hiervoor onder 4.16 genoemde schriftelijke reactie aan de rechtbank (en de wederpartij) toe te zenden;
h. (
over de kwaliteit van de tekeningen van Kramer) draagt Padmos het bewijs op zoals nader omschreven in overweging 4.20.4 en verwijst voor de verdere procesgang hierover naar overweging 4.20.6, en
i. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Doorduijn en op 28 april 2021 uitgesproken in het openbaar.
1876/32