Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 30 augustus 2019, met producties 1 tot en met 18;
- de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van repliek tevens akte van eisvermindering, met producties 19 en 20;
- de conclusie van dupliek, met producties 10 tot en met 19;
- de akte overlegging producties tevens akte van eisvermeerdering van [eiseres] , met producties 21 tot en met 23;
- het proces-verbaal van comparitie gehouden op 2 november 2020;
- de brief van 12 februari 2021 van [eiseres] met een reactie op het proces-verbaal.
2..De feiten
3..Het geschil
4..De beoordeling
Eiswijzigingen
onvoorwaardelijkeverbintenis uit overeenkomst
voorwaardelijkhebben willen nakomen. Integendeel: uit de formulering van artikel 5 kan niet anders worden begrepen dan dat hier de steller van de akte (en dat waren niet partijen zelf, maar hun notaris) partijen wilde voorlichten. De voorlichting is algemeen van aard en gaat over “een” cessie; niet concreet over
dezecessie. De voorlichting gaat over wat de wet zegt over de rechtsgeldigheid van een levering, niet over de wil van partijen.
isgeldig als aan de voorwaarden voor toepassing van de bepaling is voldaan. Een beroep door de verkrijger is geen vereiste voor het intreden van dat rechtsgevolg. Dat is ook wel logisch in het in Nederland geldende stelsel van overdracht van rechten. Als een eerdere overdracht niet slaagt, gaan in beginsel alle latere onderuit omdat telkens beschikkingsbevoegdheid heeft ontbroken. Als zo’n latere overdracht moet worden beoordeeld, kan zich de situatie voordoen dat de geldigheid van een eerdere overdracht moet worden onderzocht, terwijl bij die eerdere overdracht geen van de partijen van de latere overdracht betrokken is. In de lezing van [eiseres] staat een latere verkrijger, die geen partij was bij de overdracht die geheeld moet worden, met lege handen. Immers, als een beroep alleen kan worden gedaan door de toenmalige verkrijger, dan sluit dat anderen uit. De rechtbank is van oordeel dat ook in een geschil om een latere verkrijging de geldigheid – en dus in dit geval: de goede trouw – bij een eerdere overdracht moet (kunnen) worden onderzocht, ook zonder de noodzakelijke betrokkenheid van de toenmalige partijen. De rechtbank verwerpt dan ook het betoog van [eiseres] dat alleen aan beoordeling van de goede trouw wordt toegekomen als zij daar als verkrijger een beroep op doet.
€ 9.642,00(3,0 punten × tarief € 3.214,00)