6.8Bij de vaststelling of een economische eenheid haar identiteit behoudt, moet rekening worden gehouden met alle feitelijke omstandigheden die de betrokken transactie kenmerken, zoals de aard van de betrokken onderneming of vestiging, de vraag of materiële activa als gebouwen en roerende zaken worden overgedragen, de waarde van de immateriële activa op het tijdstip van de overgang, de vraag of vrijwel al het personeel door de nieuwe ondernemer wordt overgenomen of niet, de vraag of de clientèle wordt overgedragen, de mate waarin de vóór en na de overgang verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen en de duur van een eventuele onderbreking van die activiteiten. Al deze factoren zijn evenwel slechts deelaspecten van het te verrichten globale onderzoek en mogen daarom niet elk afzonderlijk worden beoordeeld, zie HvJ EG 18 maart 1986,
NJ1987/502 (
Spijkers). Het belang dat moet worden gehecht aan de onderscheiden factoren, verschilt naar gelang van de uitgeoefende activiteit en tevens van de productiewijze of bedrijfsvoering in de onderneming. Daarbij geldt dus dat de identiteit niet alleen bepaald wordt door de activiteit van de onderneming maar ook door de personeelssamenstelling, de leiding, de taakverdeling, de bedrijfsvoering en de productiemiddelen.
6.8.1Gewezen wordt in de eerste plaats op de geluidsopname van het gesprek dat op 11 december 2019 heeft plaatsgevonden. In voornoemd gesprek verklaard [gedaagde 1] tegenover [eiser] dat alleen klanten en personeel van [gedaagde 1] over gaan naar Japal, zonder dat daarbij is gespecificeerd dat het enkel de afdeling bloemsierteelt betreft. Benadrukt wordt daarbij door [gedaagde 1] “
nou nee, klanten en personeel, meer niet, geen spullen” en “
ook geen bv”.
6.8.2Ten aanzien van hetgeen nadien feitelijk is overgegaan, kan voorts worden vastgesteld dat er vier chauffeurs, die voorheen werkzaam waren voor [gedaagde 1] , bij Japal in dienst zijn getreden. Naast [eiser] zijn van de overige vijf personeelsleden een administratief medewerker en een loodsmedewerker bij [gedaagde 1] in dienst gebleven en hebben de transportmanager en twee chauffeurs op eigen initiatief het dienstverband met [gedaagde 1] beëindigd. Uit het voorgaande volgt weliswaar dat er personeelsleden van [gedaagde 1] naar Japal zijn overgegaan, doch dat het daarbij niet om het merendeel van het personeel gaat. Niet, althans onvoldoende, is daarnaast komen vast te staan, zowel ten aanzien van de overgegane personeelsleden als ten aanzien van de niet overgegane personeelsleden, dat zij aan een specifieke afdeling binnen [gedaagde 1] verbonden waren. Ook blijkt hieruit dat alleen chauffeurs en niet ook de leiding en/of de taakverdeling over zijn gegaan. Japal heeft in dat kader ook onbetwist gesteld dat de chauffeurs die bij haar in dienst zijn getreden voor alle klanten van Japal werkzaam zijn en niet slechts voor de voormalige klanten van [gedaagde 1] . De overgang van een viertal personeelsleden legt naar het oordeel van de kantonrechter bovendien slechts in geringe mate gewicht in de schaal, nu de vervoersbranche meer kan worden aangemerkt als een kapitaalintensieve branche dan een arbeidsintensieve branche.
6.8.3Ten aanzien van de overgedragen clientèle heeft [gedaagde 1] zich op het standpunt gesteld dat zij in de periode 19 december tot en met 24 december 2019, middels diverse
e-mailberichten, alle informatie omtrent klanten van de afdeling bloemsierteelt aan Japal heeft doen toekomen. Voorts heeft zij gewezen op de communicatie die partijen in onderling overleg naar buiten toe aan de klanten van [gedaagde 1] hebben doen uitgaan. Niet betwist is als zodanig door [gedaagde 1] dat zij voorheen met betrekking tot de bloemsierteelt (meer dan) 130 klanten bediende. Anders dan door [gedaagde 1] aangevoerd, is naar het oordeel van de kantonrechter echter niet, althans onvoldoende, komen vast te staan dat [gedaagde 1] aan Japal gegevens van klanten heeft doen toekomen die het door Japal erkende aantal van 26 klanten (ver) overstijgt. In dat verband wordt in de eerste plaats gewezen op de door [gedaagde 1] als productie 9 overgelegde lijst waaruit het aantal van 26 klanten ook volgt, alsmede op de gegevens vermeld in de aanvullende producties 30 en 31 die op diezelfde 26 klanten betrekking hebben. Betwist is daarnaast door Japal dat zij de door [gedaagde 1] als productie 29 overgelegde lijst met de contactgegevens van alle klanten die onder het account [accountnaam] zouden vallen, van [gedaagde 1] heeft ontvangen. Wel volgt uit de bijlagen bij productie 32, waarvan Japal de ontvangst niet heeft betwist, dat [gedaagde 1] aan Japal nog eens gegevens van tien klanten, al dan niet vallende onder het account [accountnaam] , aan Japal heeft doen toekomen. Uitgaande van een totaal aantal van 130 klanten in de bloemsierteelt, is gelet op het voorgaande slechts van een beperkt deel daarvan komen vast te staan dat de klantgegevens zijn overgedragen aan Japal. Niet betwist is voorts door [gedaagde 1] dat Japal uiteindelijk enkel 14 voormalig klanten van [gedaagde 1] is gaan bedienen en ook door [eiser] is verklaard dat Japal slechts een beperkt aantal klanten van [gedaagde 1] heeft overgenomen. Nu het er niet om gaat of partijen de bedoeling hadden om klanten te laten overgaan maar óf de klanten werkelijk zijn overgegaan, kan van een substantiële overgang van clientèle dan ook niet gesproken worden. Daarbij komt dat van een overname van (lopende) contracten met klanten geen sprake is geweest en de bedrijfsvoering van [gedaagde 1] , ook niet voor wat alleen het vervoer van de bloemsierteelt betreft, door Japal dus niet is voortgezet. Door Japal is immers onweersproken gesteld dat zij zelf met de betreffende klanten in onderhandeling is getreden en nieuwe overeenkomsten met eigen voorwaarden is aangegaan. Gewezen wordt voorts op de omstandigheid dat door [eiser] en Japal is gesteld dat de op de lijst met 26 klanten vermeld staande klanten [klant 1] , [klant 4] en [klant 2] niet naar Japal zijn overgegaan maar worden bediend door charters (zelfstandige chauffeurs) die gebruik maken van voertuigen van [bedrijf 1] en door [gedaagde 1] niet is weersproken dat zij voornoemde transporten (op zijn minst) heeft gefaciliteerd. De via media en e-mail naar klanten toe gedane uitlatingen maken daarnaast op zichzelf genomen nog niet dat er ook een daadwerkelijke overgang van onderneming heeft plaatsgevonden.
6.8.4Met betrekking tot de overgang van materiële activa staat als erkend vast dat er een tweetal trekkers, een tweetal trailers en een aanhanger, die voorheen in gebruik waren bij [gedaagde 1] voor het vervoer van bloemsierteelt, thans bij Japal in gebruik zijn. Door [eiser] is gesteld dat er voorheen in totaal 7 trekkers, 8 trailers, één aanhanger en één bakwagen bij [gedaagde 1] in gebruik waren, waarvan naast de thans bij Japal in gebruik zijnde voertuigen, twee trekkers te koop zijn aangeboden via Semtrade, [gedaagde 1] nog een trekker, trailer en bakwagen in haar bezit heeft en van de overige trekkers en trailers onbekend is wat [gedaagde 1] daarmee heeft gedaan. Door Japal is ten aanzien van de voorheen bij [gedaagde 1] in gebruik zijnde voertuigen een aantal van 7 trekkers, 10 trailers, één aanhanger en één bakwagen genoemd. [gedaagde 1] heeft de aantallen van de voorheen bij haar in gebruik zijnde voertuigen alsmede het aantal van de aan Japal overgedragen voertuigen, zoals door Japal en [eiser] genoemd, als zodanig niet betwist. Evenmin heeft zij toegelicht en geconcretiseerd wat er met de voertuigen die niet aan Japal zijn overgedragen is gebeurd. Wel heeft [gedaagde 1] zich erop beroepen dat slechts de aan Japal overgedragen voertuigen werden ingezet voor de afdeling bloemsierteelt. De juistheid van voornoemde stelling is, gelet op de hoeveelheid klanten die door [gedaagde 1] werden bediend, door Japal gemotiveerd betwist en vervolgens door [gedaagde 1] niet verder toegelicht of onderbouwd, zodat hiervan niet kan worden uitgegaan en aan bewijslevering op dit punt niet wordt toegekomen. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat het aantal overgegane voertuigen in verhouding tot het (voorheen) bij [gedaagde 1] in gebruik zijnde aantal voertuigen dusdanig beperkt is, dat van een wezenlijke overgang van materiële activa geen sprake is geweest. Van belang daarbij is dat de kantonrechter van andere van [gedaagde 1] overgenomen activa, zoals bedrijfsgebouwen of machines, niet gebleken is.
6.8.5Hoewel in het onderhavige geval vast staat dat de vóór en na de overgang verrichte activiteiten in grote mate met elkaar overeenkomen en deze activiteiten (zo goed als) direct aansluitend door Japal zijn voortgezet, moet ook aan deze factor naar het oordeel van de kantonrechter niet een doorslaggevend belang worden toegekend. Vast staat immers dat Japal al werkzaam was in dezelfde branche als [gedaagde 1] en zij identieke activiteiten verrichtte. Het uitgangspunt van de Hoge Raad volgende, dient in het geval dat de vervreemder en verkrijger in hetzelfde marktsegment opereren de mate waarin de ondernemingsactiviteiten voor en na de overgang met elkaar overeenkomen op “nihil” te worden gesteld (HR 10 december 2004, JAR 2005/13).
6.8.6Alle voornoemde omstandigheden tezamen en in onderlinge samenhang bezien maken naar het oordeel van de kantonrechter, dat hoewel vaststaat dat er een deel van de voertuigen, de klanten en het personeel van [gedaagde 1] naar Japal zijn overgegaan, van een overgang van een economische eenheid die haar identiteit behoud geen sprake is.