Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..De procedure
- verzoeker;
- de heer [naam persoon] , werkzaam bij de [naam bank]
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldregeling door een verzoeker, die te maken heeft met meerdere schuldeisers, waaronder de gemeente Rotterdam. De verzoeker had op 15 januari 2021 een verzoek ingediend op basis van artikel 287a van de Faillissementswet, waarin hij de gemeente Rotterdam verzocht in te stemmen met een aangeboden schuldregeling. De gemeente Rotterdam weigerde echter mee te werken aan deze regeling, omdat zij van mening was dat de vorderingen dateren van na 1 januari 2013 en niet meegenomen mochten worden tegen finale kwijting, conform gemeentebeleid. De rechtbank heeft de belangen van de gemeente afgewogen tegen die van de verzoeker en de andere schuldeisers. De rechtbank concludeerde dat de gemeente Rotterdam in redelijkheid niet kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling, gezien het feit dat twee van de drie schuldeisers akkoord waren gegaan met de regeling en dat de aangeboden regeling goed gedocumenteerd was. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de verzoeker, die zijn schuldenproblematiek wilde oplossen vanuit een stabiele situatie, zwaarder wogen dan het negatieve belang van de gemeente. De rechtbank heeft de gemeente Rotterdam dan ook bevolen in te stemmen met de schuldregeling en veroordeeld in de kosten van de procedure, die op nihil zijn begroot. Het verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling werd afgewezen, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.