ECLI:NL:RBROT:2021:384

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
25 januari 2021
Zaaknummer
610045 / HA RK 20-1349
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in civielrechtelijke procedure

Op 25 januari 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. E.I. Mentink, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 1. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat de verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek. De verzoeker had, ondanks voldoende gelegenheid, niet onderbouwd waarom hij meende dat de rechter betrokken was bij zijn zaak. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter geen enkele bemoeienis heeft gehad met de civielrechtelijke procedure tussen Stichting [naam stichting] als eiseres en verzoeker als gedaagde, die onder de zaak 8333783 CV EXPL 20-5731 valt. De rechter heeft in haar schriftelijke reactie aangegeven dat zij werkzaam is in team kanton 1, terwijl de betreffende zaak in team kanton 2 wordt behandeld. Dit bevestigt dat er geen grond is voor de vrees van de verzoeker dat de rechter vooringenomen zou zijn. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek geen toegevoegde waarde zou hebben en heeft het verzoek daarom afgewezen. De beslissing is genomen zonder verdere behandeling van de beschuldigingen van de verzoeker aan het adres van de rechter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 610045 / HA RK 20-1349
Beslissing van 25 januari 2021
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. E.I. Mentink, senior rechter in de rechtbank Rotterdam, team kanton 1 (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Bij deze rechtbank is aanhangig de civielrechtelijke procedure tussen Stichting [naam stichting] als eiseres tegen verzoeker als gedaagde, welke procedure als kenmerk heeft 8333783 CV EXPL 20-5731.
Per e-mailbericht van 19 december 2020 heeft verzoeker wraking van de rechter verzocht.
Bij brieven van 21 december 2020 is aan verzoeker en de rechter bericht dat de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is gepland op de zitting van de wrakingskamer op
8 januari 2021 om 14.00 uur, waarbij hen tevens de namen van de rechters zijn meegedeeld die het verzoek op genoemde datum en tijdstip zullen behandelen.
Bij e‑mailbericht van 21 december 2020 heeft verzoeker een van de rechters gewraakt die op 8 januari 2021 het wrakingsverzoek zouden gaan behandelen.
Bij beslissing van de wrakingskamer van 14 januari 2021 is het wrakingsverzoek van 21 december 2020 afgewezen.
De bij e‑mailbericht van 19 december 2020 gewraakte rechter is in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het wrakingsverzoek te reageren. De rechter heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij e-mailberichten van 3 januari 2021 en 4 januari 2021.
Aan de wrakingskamer is ter beschikking gesteld het dossier van de hiervoor omschreven civielrechtelijke procedure.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
  • het e-mailbericht van 4 januari 2021 van de algemeen secretaris van de wrakingskamer aan verzoeker en
  • het e-mailbericht van 6 januari 2021 van verzoeker aan de algemeen secretaris.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben.
2.2
In haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek heeft de rechter meegedeeld dat zij geen bemoeienis heeft of heeft gehad met de civielrechtelijke procedure van Stichting [naam stichting] als eiseres tegen verzoeker als gedaagde, temeer nu die zaak is behandeling is in team kanton 2, terwijl zij zelf werkzaam is in team kanton 1 van de rechtbank Rotterdam.
Uit het dossier van de genoemde procedure blijkt evenmin van enige handeling of beslissing van de rechter in die zaak.
2.3
Per e-mailbericht van de algemeen secretaris van 4 januari 2021 is verzoeker in de gelegenheid gesteld nader te onderbouwen op welke gedragingen, handelingen en/of beslissingen van de rechter in de bewuste zaak zijn wrakingsverzoek is gegrond. In zijn reactie van 6 januari 2021 uit verzoeker een aantal grieven jegens (onder andere) de rechter.
2.4
Gezien het vorenstaande is de wrakingskamer van oordeel dat verzoeker voldoende gelegenheid heeft gehad om (nader) te onderbouwen zijn stelling dat de rechter zijn zaak behandelt of heeft behandeld, doch dat hij van die gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt. Onder deze omstandigheden gaat de wrakingskamer uit van de juistheid van de stelling van de rechter dat zij geen enkele bemoeienis heeft of heeft gehad met de behandeling van de zaak van verzoeker.
2.5
Een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting zal, bij deze stand van zaken, geen enkele toegevoegde waarde hebben. De wrakingskamer komt daarom terug van haar eerder aangekondigde voornemen het wrakingsverzoek ter zitting te behandelen.
2.6
Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder d, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank en zonder behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting, niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.
2.7
Gezien deze beslissing komt de wrakingskamer niet toe aan bespreking van de door verzoeker geuite beschuldigen aan het adres van de rechter.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. E.I. Mentink.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.A. Kalk, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette en
mr. drs. J. van den Bos, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. M.G.L. de Vette in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2021 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier
en door hen ondertekend.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. E.I. Mentink
- GGN Mastering Credit B.V.