ECLI:NL:RBROT:2021:3822

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
C/10/614875 / JE RK 21-620
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2021 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder verlengd tot 24 april 2021 en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om deze verlenging met een jaar. De ouders van [voornaam minderjarige] zijn gescheiden en er is sprake van een conflictueuze situatie waarbij de communicatie tussen hen moeizaam verloopt. De vader steunt het verzoek van de GI, terwijl de moeder verweer voert en stelt dat een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij ook een tolk aanwezig was voor de moeder, die de Nederlandse taal niet machtig is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de situatie van [voornaam minderjarige] nog steeds bedreigd wordt door de conflicten tussen de ouders, wat zich uit in stress en andere emotionele problemen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te waarborgen en om hulpverlening in te zetten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ouders zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/614875 / JE RK 21-620
Datum uitspraak: 13 april 2021

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2009 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats moeder] ,
advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman, te Rotterdam,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats vader] .

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlagen van de GI van 11 maart 2021, ingekomen bij de griffie op 11 maart 2021.
Op 13 april 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden en heeft de kinderrechter de zaak met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. C.C.J.L. Huurman;
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, [naam vertegenwoordiger 1] en [naam vertegenwoordiger 2] .
Aangezien de moeder de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig is, maar wel de Spaanse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam tolk] , tolk in de Spaanse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de partner van de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 7 oktober 2020 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 24 april 2021.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de beschikking.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De ouders voeren nog steeds strijd. Er is sprake van wederzijds wantrouwen. [voornaam minderjarige] kan geen onbelast contact hebben met beide ouders en wordt belast met volwassen zaken. In september 2020 zou Kinderen uit de Knel (KUK) starten. Vanwege de door de moeder gestarte juridische procedures over de alimentatie kon dit traject niet starten. Ook andere hulpverlening is niet van de grond gekomen. De komende periode wil de GI bekijken of de inzet van Ouderschap Na Scheiding (ONS) mogelijk is, of individuele hulpverlening voor [voornaam minderjarige] nodig is en of het huidige ouderschapsplan herzien kan worden. Het ouderschapsplan is niet meer uitvoerbaar, omdat de vader is verhuisd en er geen sprake meer is van co-ouderschap.

De standpunten

De vader is het eens met het verzoek. De communicatie met de moeder via e-mailberichten verloopt moeizaam. Onlangs heeft de moeder een vertrouwelijk gesprek van [voornaam minderjarige] via zijn telefoon afgeluisterd. [voornaam minderjarige] is iedere twee weken een weekend bij de vader. De vader heeft tussendoor geen contact met [voornaam minderjarige] . Volgens de vader vindt [voornaam minderjarige] de huidige situatie vervelend. Hij heeft daardoor last van zijn buik, ervaart stress en is snel moe. De vader is van mening dat [voornaam minderjarige] rust nodig heeft. De vader heeft er weinig vertrouwen in dat de situatie gaat veranderen en dat de communicatie met de moeder zal verbeteren.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek. De moeder vindt een ondertoezichtstelling niet noodzakelijk. Zij is bereid om hulpverlening te accepteren. De zorgen zijn gelegen in de moeizame communicatie tussen de ouders. Hoewel de moeder inziet dat de wijze van communiceren moet veranderen, is zij van mening dat nu de omgangsregeling is gewijzigd er meer rust en duidelijkheid is voor [voornaam minderjarige] . [voornaam minderjarige] krijgt last van zijn buik door de gesprekken met de jeugdbeschermer. De ouders kunnen via e-mailberichten communiceren met elkaar. De moeder is bereid om te werken aan de communicatie en wil in het vrijwillig kader deelnemen aan de hulpverlening. Primair wordt verzocht om het verzoek van de GI af te wijzen en subsidiair om de ondertoezichtstelling voor een kortere duur van zes maanden te verlengen.

De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar.
Op dit moment wordt [voornaam minderjarige] nog onveranderd in zijn ontwikkeling bedreigd. De ouders zijn in 2015 gescheiden en blijken nog steeds niet in staat om op een voor [voornaam minderjarige] niet-belastende manier met elkaar te communiceren. Zij voeren al jarenlang strijd met elkaar. Er is sprake van onderling wantrouwen. [voornaam minderjarige] heeft veel last van deze situatie. Hij ervaart dat hij geen onbelast contact kan hebben met beide ouders en met volwassen zaken wordt belast. Dit uit zich bij [voornaam minderjarige] in spanning en stress, buikpijn en een negatief zelfbeeld. Het afgelopen jaar is er geen hulpverlening van de grond gekomen, waardoor de zorgen niet zijn weggenomen. De GI is voornemens om hulpverlening in te zetten om de communicatie tussen de ouders te verbeteren, zoals ONS, en individuele hulpverlening voor [voornaam minderjarige] om te leren omgaan met de scheiding van de ouders. Anders dan de advocaat van de moeder ter zitting heeft gesteld, is de kinderrechter van oordeel dat de inzet van een jeugdbeschermer voor de verzochte duur nog noodzakelijk is om de benodigde hulpverlening in te zetten en de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] te volgen. De komende periode is het van belang dat de ouders de situatie structureel gaan verbeteren in het belang van [voornaam minderjarige] .

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] tot 24 april 2022;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 april 2021 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Ruijgrok, als griffier. Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 28 april 2021.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.