2.11.Op 20 augustus 2018 is [naam eiseres] op gezamenlijk verzoek van partijen onderzocht door neuroloog [naam 4] (hierna: [naam 4]). In de naar aanleiding daarvan opgemaakte rapportage van 23 mei 2019 (productie 16 bij dagvaarding) wordt, voor zover van belang, vermeld:
“Conclusie:
(…)
De klachten, die zij in aansluiting op het ongeval heeft ontwikkeld, passen in het kader van een chronisch whiplashsyndroom. Objectiveerbare afwijkingen op neurologisch gebied werden daarbij nooit vastgesteld, zodat gesproken kan worden van een whiplash-associated disorder graad 1-2. (…)
Daarnaast geeft zij aan, dat sinds het ongeval haar migraineaanvallen in frequentie zijn toegenomen en ook moeilijker worden onderdrukt.”
[naam 4] beantwoordt de aan hem gestelde vragen als volgt:
“1. SITUATIE MET ONGEVAL
(…)
Anamnese:
a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de
klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige
klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese
vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de
activiteiten van het algemeen dagelijks leven (ADL), loonvormende arbeid en het uitoefenen van
hobby's, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?
(…) Betrokkene geeft aan dat zij bij de botsing geen hoofdletsel heeft opgelopen. Er was geen sprake van bewustzijnsverlies en evenmin van een amnesie voor het gebeuren. Zij had direct na de botsing wel last van pijn in de nek en hoofdpijn, maar heeft de eerste dagen na het ongeval wel geprobeerd haar werkzaamheden als apothekersassistente te continueren. Omdat de pijn niet verminderde heeft zij ongeveer een week na het ongeval haar huisarts geconsulteerd die vaststelde dat zij een whiplashtrauma had en haar een week rust adviseerde. Enkele weken na het ongeval is zij door de huisarts in verband met het aanhouden van de klachten verwezen naar de neuroloog die de diagnose stelde op een whiplashtrauma en een commotio cerebri. Voor verdere behandeling verwees hij naar de revalidatiearts.
Betrokkene was bekend met migraineuze hoofdpijnaanvallen, die gemiddeld eenmaal per twee à
drie maanden optraden en goed reageerden op een Sumatriptan medicatie. Na het ongeval nam de
frequentie van de migraineaanvallen echter fors toe terwijl deze ook minder reageerden op de
medicatie. De aanvallen bestonden uit een bonzende pijn die meestal halfzijdig was gelokaliseerd en
voorafgegaan werd door visuele aurasymptomen. De aanvallen konden één à drie dagen aanhouden
en gingen gepaard met misselijkheid en overgevoeligheid voor licht en geluid.
In december 2015 werd zij voor een second opinion gezien door de neuroloog [naam 3], in het
Albert Schweitzer Ziekenhuis die meende dat er ook sprake was van een medicatieafhankelijke
hoofdpijn gezien de grote hoeveelheden analgetica die zij was gaan gebruiken. Hij adviseerde alle
medicatie enkele maanden te staken hetgeen volgens haar echter niet duidelijk leidde tot een
vermindering van de hoofdpijn. Op dit moment staat zij onder neurologische behandeling in het
Universitair Ziekenhuis Gent, waar zij is behandeld met een dihydro-ergotaminekuur en met Botox
injecties. Deze laatste behandeling is nog lopende.
Voor de klachten als gevolg van het doorgemaakte whiplashtrauma heeft zij verschillende
multidisciplinaire revalidatietrajecten doorlopen die echter niet hebben geleid tot een vermindering
van de klachten. Zij houdt op dit moment veel last van pijn in de nek. Bewegingen van de nek zijn
gevoelig en beperkt. In de armen heeft zij vaak last van tintelingen en dove sensaties. Heffen van de armen gaat moeizaam. In mindere mate houdt zij ook last van pijn laag in de rug.
Naast de pijnklachten klaagt zij ook over problemen met concentratie en geheugen, en is zij snel
vermoeid. Zij slaapt slecht en wordt frequent wakker van de pijn. Zij heeft geen last van
nachtmerries. ‘s Ochtends staat zij vaak laat op, maar overdag moet zij ook weer frequent in bed
liggen als gevolg van de hoofdpijn. De dag brengt zij door met het verrichten van wat lichte
huishoudelijke taken. Sinds een halfjaar is zij gescheiden. Van de kinderen woont de jongste nog
thuis.
Beperkingen wat betreft ADL-activiteiten ervaart zij niet.
Vóór het ongeval deed zij veel aan sport en las zij graag. Naast haar werk deed zij één dag per week nog vrijwilligerswerk. Tot dit alles acht zij zich niet meer in staat. Zij fietst niet meer omdat zij haar nek slecht kan draaien. Autorijden doet zij alleen korte afstanden. Haar sociale contacten zijn beperkt omdat zij drukte niet goed verdraagt en afspraken vaak moet afzeggen als gevolg van een migraineaanval. Zij geeft aan zich niet depressief te voelen maar zij voelt zich wel machteloos door alle beperkingen die na het ongeval zijn opgetreden.
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:
- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
Betrokkene was bekend met migraine. In de journaalgegevens van de huisarts wordt dit al vermeld. De frequentie van de migraineaanvallen was voor het optreden van het ongeval echter betrekkelijk laag en zij kon de hoofdpijn goed onderdrukken met sumatriptan.
(…)
Consistentie:
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals de uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?
De klachten die betrokkene aangeeft te hebben zijn in overeenstemming met de gegevens die in het medisch dossier staan vermeld. Ook de bevindingen van het nu verrichte neurologisch onderzoek zijn daarmee in overeenstemming.
Uit de van betrokkene verkregen informatie kan worden geconcludeerd, dat er geen sprake is geweest van een commotio cerebri, zoals in een deel van de medische correspondentie wordt vermeld.
(…)
Diagnose:
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?
Betrokkene heeft in juni 2015 een kop-staartbotsing doorgemaakt. Er zijn geen aanwijzingen voor ook opgetreden schedel-hersenletsel als gevolg van dit ongeval. Zij heeft daarna klachten ontwikkeld die passen in het kader van een chronisch whiplashsyndroom. Objectiveerbare neurologische afwijkingen kunnen echter niet worden vastgesteld zodat gesproken kan worden van een Whiplash Associated Disorder (WAD) graad 1 tot 2. Betrokkene was voor het ongeval al bekend met migraineaanvallen. Na het ongeval is de frequentie van deze aanvallen sterk toegenomen. Daarnaast heeft zij ook hoofdpijn die meer het karakter heeft van een chronische spierspanningshoofdpijn.
g. Kunt u zowel aan de hand van de AMA-guides to the Evaluation of Permanent Impairment (6e editie) als aan de hand van de AMA Guides aangevuld met de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, aangeven welk percentage blijvende invaliditeit op uw vakgebied ontstaan is? Wilt u de wijze waarop het percentage opgebouwd is zo veel mogelijk toelichten?
Volgens de Richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie kan geen functieverlies worden toegekend aan de opgetreden klachten na het whiplash-trauma gezien de afwezigheid van
objectiveerbare afwijkingen.
In de AMA Guide 6e ed. bestaat deze mogelijkheid wel.
Met verwijzing naar tabel 17-2 van deze gids valt betrokkene onder Class1 van de rubriek “Soft Tissue and non Specific Conditions”.
De Grade Modifiers “Physical Examination” en “Clinical Studies” mogen in haar situatie niet worden toegepast. De Grade Modifier “Functional History” bedraagt 2.
Met gebruikmaking van de bekende formule verschuift het functieverlies dan van graad C naar graad B, hetgeen inhoudt een percentage functieverlies van 3% van de gehele persoon.
Migraine kan eveneens leiden tot functieverlies. Zie hiervoor tabel 13-18 van de AMA Guide.
Betrokkene staat echter nog onder behandeling hiervoor en het effect van deze behandeling dient te worden afgewacht. Op grond van de uitgangspunten van de AMA Guide kan hieraan derhalve nog geen functieverlies worden toegekend.
2. DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval:
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
Betrokkene was bekend met migraineaanvallen die echter met een vrij lage frequentie optreden. De frequentie van deze migraineaanvallen is sinds het ongeval sterk toegenomen.
(…)
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
Ja. Ook zonder ongeval zou betrokkene last hebben gehouden van haar migraine.
d. Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
Betrokkene had al tien jaar last van migraineaanvallen die in de loop der jaren niet duidelijk van karakter en frequentie waren veranderd.”