Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..[persoon A] ,
[persoon B],
1..De procedure
- de dagvaarding van 28 juli 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties;
- de brief van 30 november 2020 van deze rechtbank;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met productie;
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 22 december 2020;
- de akte overlegging nadere productie van 6 januari 2021, van de zijde van Sportplaza;
- de akte nadere productie, ingediend op 19 januari 2021, van de zijde van [persoon A] c.s.
2..De feiten
3..Het geschil
in conventie
Primair
4..De beoordeling
in conventie
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
waaronder begrepen bouwers, (onder)aannemers, installateurs en leveranciers gaan hierbij over op koper.” [onderstreping rb], waaruit volgt dat artikel 4 op product- en soortgelijke aansprakelijkheden ziet, en gezien artikel 3 van de leveringsakte, dat ziet op baten van het verkochte - waar huuropbrengsten onder vallen. Nu uit artikel 3 volgt dat de baten (pas) vanaf het tijdstip van levering ten goede komen aan de koper, kan op basis van de leveringsakte niet worden vastgesteld dat het aan [persoon F] toekomende onverdeelde deel van de huurvordering eveneens is overgedragen.