Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de akte met producties van de man,
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 5 februari 2021,
- de opmerkingen van de man over het (buiten aanwezigheid van partijen opgemaakte) proces-verbaal,
- de akte van de vrouw, met producties,
- de antwoordakte van de man.
2..De feiten
3..De vordering en het verweer
Primair:
- het (1/10e) eigendomsaandeel in [naam onroerend goed] voor een bedrag € 34.518,00
- het deel van de polis met polisnummer [polisnummer] bij Reaal dat ziet op het
4..De beoordeling
voor een bedrag[van]
€ 34.518.” De rechtbank begrijpt, gelet op de totale aanschafprijs van [naam onroerend goed] van € 360.000 (bestaande uit het onder 4.7 genoemde bedrag van € 345.182,00 en een aanbetaling), dat de man met dit bedrag de
waardebedoelt van het 10% eigendomsaandeel, en dat hij dus niet bedoelt: dat aan de vrouw € 34.518 toekomt. Dit oordeel vindt bevestiging in eigen stellingname van de man dat aan de vrouw € 17.259 toekomt (dagvaarding, dat nummer 14).
- € 161.618,50 te betalen door de vrouw aan de man, uit hoofde van het arrest van het gerechtshof van 19 april 2019 (€ 102.500 verrekening waarde woning te Hellevoetsluis + € 58.867,00 verrekening beleggingsrekeningen vrouw + € 251,50 verrekening banksaldi ten name van de vrouw);
- € 21.081,59 te betalen door de man aan de vrouw (€ 17.259,00 verrekening helft van 1/10e eigendomsdeel in [naam onroerend goed] + € 1.502,73 verrekening banksaldi man + € 2.319,86 pensioenverevening polis Reaal).
hoogtevan de vordering van de man betreft als volgt. De man neemt in zijn vordering kennelijk bedragen mee waarover het gerechtshof al heeft beslist in zijn meest recente arrest. De rechtbank mag daar echter niet nogmaals over beslissen. De rechtbank zal de man dus in ieder geval geen € 140.536,91 toewijzen. De rechtbank zal aan de man slechts toewijzen hetgeen hem toekomt uit hoofde van onderhavig vonnis. Het is dan, zoals gezegd, aan partijen zelf om wederzijdse vorderingen, hen toekomend uit hoofde van onderhavig vonnis en het voormelde arrest, met elkaar te verrekenen. Het standpunt van de vrouw over de
opeisbaarheidvan de vordering van de man is op zich juist, maar maakt voor de te nemen beslissing niet uit. De uitspraak van het gerechtshof over de opeisbaarheid van de vordering van de man blijft onverkort gelden.
‘De man heeft tegenover de betwisting door de vrouw niet aangetoond dat er daadwerkelijke sprake is van een lening van de man aan [naam 3] en dat deze lening een schuld van de huwelijksgemeenschap is’.”
biedt bewijs aan voor al zijn stellingen zonder dat hij enige bewijslast op zich neemt welke ingevolge de wet niet voor zijn rekening komt.” Dat is geen concreet (getuigen) bewijsaanbod. De rechtbank kan aldus niet beoordelen of dit aanbod tot beslissing van het geschil kan leiden. Daarom gaat de rechtbank aan het bewijsaanbod voorbij. De vordering van de man zal worden afgewezen. Voor het
ambtshalveopdragen van bewijs ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding. Daarbij weegt mee dat partijen al vele procedures gevoerd hebben.
5..De beslissing
- het (1/10e) eigendomsaandeel in [naam onroerend goed] tegen een waarde van € 34.518,00,
- het deel van de polis met polisnummer [polisnummer] bij Reaal dat ziet op het ouderdomspensioen tegen een waarde van € 73.530,72,
- de bankrekeningen ten name van de man met een totaal saldo op de peildatum ter
- € 17.259,00 ter zake de verrekening van het 1/10e eigendomsdeel in [naam onroerend goed] ,
- € 2.319,86 ter zake de pensioenverevening met betrekking tot de polis bij Reaal,
- € 1.502,73 ter zake de verrekening van de banksaldi van de man (helft saldi),