Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 8 september 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties;
- het vonnis van 12 november 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- de akte van 7 januari 2021 van [bedrijf B] met producties 52 tot en met 58;
- het proces-verbaal van de op 13 januari 2021 gehouden mondelinge behandeling;
- de akte na comparitie, tevens vermindering van eis, van [bedrijf B] ;
- de antwoordakte van [persoon A] .
2..De vaststaande feiten
Artikel 21 Nevenarbeid
3..Het geschil in conventie
4..Het geschil in reconventie
5..De beoordeling
6..De beslissing
- het bruto-equivalent van € 9.000,- netto, vermeerderd met 8% vakantiebijslag over dat bedrag en met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over die bedragen vanaf 31 maart 2020 tot de dag van algehele voldoening;
- de wettelijke verhoging van 25% ex artikel 7:625 BW over het bruto-equivalent van € 9.000,- netto en 8% vakantiebijslag, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 8 september 2020 tot de dag van algehele voldoening;
- een bedrag van € 1.155,55 wegens buitengerechtelijke kosten;
- € 236,- aan griffierecht;
- € 100,89 aan kosten voor de dagvaarding;
- € 996,- aan salaris voor de gemachtigde;
- voornoemde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW ingaande veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening;