Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, ingekomen op 16 februari 2021, met producties;
- het verweerschrift, met producties;
- de pleitaantekeningen zijdens [verzoekster] .
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van de werknemer, [verweerder], door de werkgever, [verzoekster]. De werkgever heeft aangevoerd dat er bedrijfseconomische redenen zijn voor het ontslag van de werknemer, die sinds 1 mei 2018 in dienst was als Business Analysis & Process Consultant. De werkgever heeft eerder toestemming gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst te beëindigen, maar deze toestemming werd geweigerd. Het UWV oordeelde dat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat het ontslag ten dienste stond van een doelmatige bedrijfsvoering.
Tijdens de mondelinge behandeling is de kantonrechter ingelicht over de financiële situatie van de werkgever, die door de coronacrisis was verslechterd. De werkgever heeft aangegeven dat er kostenbesparende maatregelen moesten worden genomen, waaronder het laten vervallen van twee arbeidsplaatsen van BAPC's. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkgever voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er een bedrijfseconomische noodzaak was voor het ontslag van de werknemer. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de functie van de werknemer niet cruciaal was voor de operationele bedrijfsprocessen en dat er geen andere mogelijkheden waren voor herplaatsing.
De kantonrechter heeft het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toegewezen, met ingang van 1 juni 2021, en heeft de werkgever veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 6.988,56 aan de werknemer. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. R.R. Roukema en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.