4.2.1.Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 3. primair bewezen kan worden verklaard. Voor het bewijs heeft zij gewezen op de aangifte van de ouders namens [naam slachtoffer 1], het informatieve gesprek zeden, het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het gesprek tussen [naam slachtoffer 1] en haar ouders, het proces-verbaal van bevindingen waarin de verbalisant over een gesprek van de verdachte met zijn begeleider bij Pameijer heeft gerelateerd, de verklaring van de verdachte dat hij op 5 juli 2020 een oranje werkjas droeg en dezelfde modus operandi als bij de feiten 1 en 2.
4.2.2.Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van feit 3 dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van hetgeen onder feit 3 ten laste is gelegd heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de aangifte niet consistent, onbetrouwbaar en tegenstrijdig is. De verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd en steunbewijs ontbreekt. Voor zover de rechtbank oordeelt dat de verdachte de onder feit 3 ten laste gelegde handelingen heeft verricht, heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van ontuchtige handelingen in de zin van artikel 246 Sr. Uit de handelingen en de gebezigde woorden blijkt niet dat sprake was van een seksuele intentie bij de verdachte.
4.2.3.Beoordeling
Betrouwbaarheid verklaring aangever
[naam 1], de vader van [naam slachtoffer 1], heeft namens zijn dochter aangifte gedaan. Zijn destijds negenjarige dochter is op 5 juli 2020 vermoedelijk tussen 14:00 uur en 15:30 uur aan de Libel in Alblasserdam door een oudere man, onder meer gekleed in een oranje hesje, die reed op een motor, betast aan haar billen.
De aangever heeft in het informatieve gesprek zeden en in de aangifte verklaard wat hij van zijn dochter heeft vernomen. Hij heeft verklaard over één handeling en dat zijn dochter de beweging voor deed. Zoals zij het liet zien was dit een strijkende, tillende beweging bij haar billen. Hij heeft ook verklaard dat zijn dochter, die een jurkje met blote benen droeg, heeft verklaard dat de man aan haar billen zat. Zijn dochter maakte daar een beweging bij waarin zij naar boven werd geduwd en werd gewreven over haar billen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever betrouwbaar is. De aangever heeft eenduidig verklaard over het tijdsbestek waarin het voorval heeft plaatsgevonden. De beschrijvingen van de aangever over de handeling die is verricht verschillen niet significant van elkaar. Voldoende is komen vast te staan dat de billen van de dochter van de aangever zijn betast. Verder merkt de rechtbank op dat de woorden van de aangever zijn gebaseerd op hetgeen hem door een negenjarig slachtoffer is verteld. De verklaring van het slachtoffer is betrouwbaar en wordt ook ondersteund door het app bericht van de moeder van het vriendinnetje van [naam slachtoffer 1] waarin staat dat zij tegen haar moeder heeft gezegd dat [naam slachtoffer 1] is aangeraakt door de man met een motorpak en een oranje hesje aan. Het slachtoffer heeft, ondanks haar zeer jonge leeftijd, gedetailleerd en voldoende consistent verklaard en de aangifte van haar vader kan daarom worden gebruikt voor het bewijs.
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring dat de verdachte [naam slachtoffer 1] haar billen heeft betast, dan wel over haar billen heeft gestreken door de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten als zogenoemd schakelbewijs te gebruiken.
De rechtbank is van oordeel dat de aangifte van [naam slachtoffer 2] (feit 1), de aangifte van [naam slachtoffer 3] (feit 2) en de aangifte van [naam slachtoffer 1] (feit 3) kenmerkende gelijkenissen vertonen waardoor sprake is van een specifieke modus operandi van de verdachte. De rechtbank licht dit toe.
In alle aangiftes wordt gesproken over een man op een scooter met een helm op en een oranje jas/hesje aan. De aangiftes zijn gedaan door ouders van meisjes van ongeveer dezelfde leeftijd (9-11 jaar) die buiten aan het spelen waren en door een man tijdens hun spel werden aangesproken. Daarbij komt dat alle feiten hebben plaatsgevonden op korte afstand van elkaar. De locaties waar de door de verdachte bekende feiten hebben plaatsgevonden (Dordrecht en Papendrecht) liggen op ongeveer zeven kilometer afstand van elkaar. De Libel in Alblasserdam ligt op nog geen zes kilometer verwijderd van de locatie in Papendrecht. Verder hebben alle feiten zich voorgedaan op dezelfde middag, binnen een relatief kort tijdsbestek. Het feit in Dordrecht vond plaats omstreeks 14:15 uur, het feit in Papendrecht omstreeks 14:40 uur en het feit in Alblasserdam tussen 14:00 uur en 15:30 uur.
De verdachte heeft over de middag op 5 juli 2020 verklaard dat hij gekleed was in een oranje werkjas en op zijn scooter vanuit de woning van zijn moeder in Dordrecht naar zijn eigen woning in Rotterdam reed. Tijdens het rijden kreeg hij het idee om op zoek te gaan naar minderjarige meisjes. Hij wilde aan hun billen voelen om zo te testen of hij nog seksuele gevoelens voor minderjarige meisjes had. De verdachte heeft verklaard dat hij met die reden Dordrecht Stadspolders is ingegaan. Hij zag twee meisjes lopen en is naar hen toe gereden. De meisjes sprongen weg, omdat zij schrokken. De verdachte heeft toen met zijn arm een zwaaiende beweging gemaakt om een van de meisjes aan te kunnen raken en daarbij de borst van een meisje betast. Omdat de verdachte naar eigen zeggen ‘niets voelde’ is hij doorgereden naar Papendrecht waar hij een meisje zag spelen. Zij was bezig met kikkertjes vangen. Hij is bij haar gaan kijken en heeft toen zijn hand op haar billen gelegd. Daarna is de verdachte weer op zijn scooter gestapt.
Hierbij valt op dat het slachtoffer van feit 2 en [naam slachtoffer 1] bezig waren met het zoeken naar respectievelijk kikkertjes en schelpjes, waarbij de man interesse toonde in hun spel en naast hen kwam staan/hurkte. Terwijl hij naast hen stond/zat raakte de man hun billen aan of streek hij over hun billen.
De verdachte heeft ontkend dat hij die middag in Alblasserdam is geweest en dit feit heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij na het begane feit in Papendrecht zonder benzine kwam te staan en dat hij daarom naar een benzinestation is gelopen. Dit scenario is echter niet te verifiëren nu deze verklaring niet nader is onderbouwd door bijvoorbeeld aan te geven waar de verdachte zonder benzine is komen te staan en waar hij is gaan tanken. Evenmin is deze verklaring te controleren aan de hand van de verkeers- en locatiegegevens van de telefoon die de verdachte bij zich droeg, omdat uit onderzoek is gebleken dat de telefoon van de verdachte op 5 juli 2020 omstreeks 13.30 uur handmatig is uitgeschakeld.
Tegelijkertijd constateert de rechtbank dat dit derde feit wél past bij de verklaring van de verdachte dat hij die middag wilde testen of hij nog seksuele gevoelens had door de billen van meisjes te betasten.
De rechtbank concludeert dat uit de verklaringen van aangevers (althans de ouders van de minderjarige slachtoffers) blijkt dat de aard van de handeling en de wijze waarop die handeling plaatsvond op essentiële punten overeenkomt. Dit maakt dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte ook de billen van de minderjarige dochter van de aangever [naam slachtoffer 1] heeft betast.
Ontuchtige handeling?
De rechtbank ziet zich tot slot voor de vraag gesteld of de door de verdachte gepleegde handeling als ontuchtig moeten worden aangemerkt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
De gedraging van de verdachte waarbij hij de billen van een minderjarig meisje heeft aangeraakt, is seksueel van aard en de handeling is dusdanig in strijd met de sociaal-ethische norm dat sprake is van ontucht. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking de context waarbinnen de verdachte de billen van het meisje heeft aangeraakt, namelijk dat de verdachte die middag bewust op zoek ging naar meisjes om hun billen aan te raken om zich erop te testen of hij nog seksuele gevoelens had voor minderjarige meisjes. De verdachte is met zijn handelen de grens van het toelaatbare overgegaan en de rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw.