Rechtbank Rotterdam
Parketnummer: 10/750220-20
Datum uitspraak: 7 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Middelburg, locatie Torentijd,
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.
1.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2021.
2.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3.Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh heeft gevorderd:
- vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
- bewezenverklaring van het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
4.Waardering van het bewijs
4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 2)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 3)
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering (feit 1 en 4)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 en 4 ten laste gelegde.
Feit 1
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is aangevoerd dat de verdachte weliswaar in de omgeving van het vuurwapen was en dat er DNA-sporen van hem daarop zijn aangetroffen, maar dat de verdachte daar een alternatieve verklaring voor heeft gegeven.
Feit 4
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde is aangevoerd dat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan wapenhandel en zijn verklaring wordt niet weersproken door het bewijs: hij probeerde om alarmpistolen te verkopen als ‘echte’ pistolen, maar zijn pogingen hebben nooit geleid tot een geslaagde verkoop. Deze verklaring wordt ondersteund door het feit dat de politie de verdachte nooit heeft kunnen betrappen op het overdragen van een wapen, ondanks de veelvuldige inzet van observatieteams en onderzoek aan zijn telefoons.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Feit 1
De verdachte heeft verklaard dat hij het door de politie aangetroffen vuurwapen niet eerder had gezien of had aangeraakt. Mogelijk zijn zijn DNA-sporen erop gekomen doordat hij een Louis Vuitton-tasje aan medeverdachte [naam medeverdachte] had uitgeleend en [naam medeverdachte] het vuurwapen vermoedelijk daarin vervoerd heeft.
De rechtbank acht deze verklaring – die pas ter zitting voor het eerst naar voren werd gebracht – niet aannemelijk geworden. Medeverdachte [naam medeverdachte] is tegelijkertijd met de verdachte aangehouden en bevond zich samen met hem in de directe omgeving van het vuurwapen, maar er is bij zijn aanhouding geen Louis Vuitton-tas aangetroffen of in beslag genomen. Er is dan ook geen aanwijzing dat medeverdachte [naam medeverdachte] het vuurwapen op enig moment in zijn bezit heeft gehad en in een tas van de verdachte heeft vervoerd of bewaard.
Het vuurwapen is aangetroffen op een afvoerpijp in het rechtergedeelte van de hal van een kelderboxruimte. Op het moment dat de verbalisanten binnenkwamen en zich kenbaar maakten, kwam de verdachte - samen met [naam medeverdachte] - uit dit gedeelte lopen. Hij had toegang tot het vuurwapen - hij kon het direct pakken indien hij dat wilde - en op het wapen is een DNA-hoofdprofiel aangetroffen dat matcht met het DNA van de verdachte. Daarmee kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Feit 4
In de periode van september 2019 tot aan zijn aanhouding in augustus 2020 is de verdachte voorwerp geweest van politie-onderzoek. Hierbij zijn onder meer verschillende van de telefoonnummers, die bij hem in gebruik waren, getapt, zijn er telefoons onder de verdachte in beslag genomen en onderzocht en is hij geobserveerd door observatieteams.
Uit het onderzoek is ten eerste gebleken dat de verdachte veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met de wapenwinkel [naam wapenwinkel] in [plaats] , Duitsland. Hij heeft in ieder geval op 25 april 2020 een betaling van € 750,- gedaan aan [naam wapenwinkel] . Daarnaast is hij in februari en augustus van 2020 in de omgeving van de wapenwinkel geweest.
Ten tweede is gebleken dat de verdachte veelvuldig contact heeft gehad met anderen over wapens die hij te koop aanbood of reeds had verkocht. Zowel in tap- als chatgesprekken maakt de verdachte afspraken met personen over de prijs voor vuurwapens en munitie en worden er aflevermomenten gepland. Ook zegt de verdachte in een gesprek dat hij iemand ‘elke week naar Duitsland’ laat rijden om ‘die pipa’s’ te halen. Pipa is een ander woord voor vuurwapen. In zijn gesprekken worden vaak merknamen en kalibers van vuurwapens genoemd en stuurt de verdachte foto’s van vuurwapens. Ook zijn er gesprekken aangetroffen waarin personen – kennelijk klanten of tussenpersonen – de verdachte erop wijzen dat ‘dingen’ die de verdachte heeft verkocht niet werken of dat zij twijfelen of het kaliber van de kogels wel is wat de verdachte zei dat het was.
Ten derde is er een behoorlijk aantal foto’s en filmpjes op zijn telefoons aangetroffen waarop hij met vuurwapens te zien is, als ook met hoeveelheden contant geld.
De verdachte heeft zelf verklaard dat hij bij [naam wapenwinkel] een aantal alarmpistolen heeft gekocht, maar deze heeft teruggebracht omdat hij ze niet kon verkopen. Een andere bestelling die kan worden afgeleid uit tapgesprekken, heeft hij niet afgehaald. Hij zou mensen hebben willen oplichten door alarmpistolen te verkopen als ‘echte’ vuurwapens, maar het was – ondanks zijn vele pogingen en grootspraak in de chatgesprekken – geen enkele keer echt gelukt.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden kan alleen de conclusie volgen dat de verdachte gehandeld heeft in vuurwapens en munitie. Niet alleen heeft hij onderhandeld over de aan- en verkoop van vuurwapens en munitie – wat blijkens de tweede volzin van artikel 9, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie ook valt onder het verbod tot verhandelen – maar ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat hij op verschillende momenten vuurwapens heeft verkocht en overgedragen. De verklaring van de verdachte dat hij enkel deed alsof hij vuurwapens te koop aanbood, is niet aannemelijk geworden, nu deze wordt weersproken door wettig en overtuigend bewijs; uit de gesprekken volgt immers dat de verdachte niet alleen wapens aanbood, maar ook daadwerkelijk verkocht.
Gelet op de schaal en duur van zijn handel, acht de rechtbank tevens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte van het handelen in wapens en munitie zijn beroep heeft gemaakt.
Medeplegen
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten in vereniging heeft begaan. Niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen bij het voorhanden hebben van de vuurwapens (feit 1 en 3) of bij de wapenhandel (feit 4). De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte, naast het onder 3 ten laste gelegde, ook de onder 1 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 4 februari 2020 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen van het merk Fn Gp 35, kaliber 9 mm en- munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten een of meer kogelpatronen van het kaliber 9 mm
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 18 augustus 2020 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen van het merk Glock, Gen 5, kaliber 9 mm
en
- munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 9 kogelpatronen van het kaliber 9 mm
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 oktober 2019 tot en met 18 augustus 2020 in Nederland, op een of meer plaatsen, heeft gehandeld in strijd met de artikelen 9 en 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, immers heeft verdachte (telkens) één of meer wapens en/of onderdelen daarvan en munitie van categorie III, overgedragen en zonder erkenning verhandeld en voorhanden gehad en van het in strijd met de wet verhandelen van wapens en munitie van categorie III, een beroep gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
5.Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op: