ECLI:NL:RBROT:2021:3769

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
10/750220-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor wapenhandel en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

Op 7 april 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wapenhandel en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het handelen in vuurwapens en munitie, in strijd met de Wet Wapens en Munitie. De verdachte was betrokken bij de aan- en verkoop van vuurwapens en had verschillende wapens en munitie in zijn bezit. De rechtbank verwierp de bewijsverweren van de verdachte en oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte werd vrijgesproken van medeplegen, maar kreeg een gevangenisstraf van vier jaar opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het risico dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met zich meebrengt voor de maatschappij. De verdachte had eerder geen soortgelijke veroordelingen en de rechtbank hield rekening met zijn persoonlijke omstandigheden bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/750220-20
Datum uitspraak: 7 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Middelburg, locatie Torentijd,
raadsman mr. H.L. Heemskerk, advocaat te Rotterdam.
1.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 24 maart 2021.
2.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3.Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. R.K. Nanhkoesingh heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest.
4.Waardering van het bewijs
4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering (feit 2)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (feit 3)
Het onder 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering (feit 1 en 4)
4.3.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 en 4 ten laste gelegde.
Feit 1
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is aangevoerd dat de verdachte weliswaar in de omgeving van het vuurwapen was en dat er DNA-sporen van hem daarop zijn aangetroffen, maar dat de verdachte daar een alternatieve verklaring voor heeft gegeven.
Feit 4
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde is aangevoerd dat sprake is van onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De verdachte ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan wapenhandel en zijn verklaring wordt niet weersproken door het bewijs: hij probeerde om alarmpistolen te verkopen als ‘echte’ pistolen, maar zijn pogingen hebben nooit geleid tot een geslaagde verkoop. Deze verklaring wordt ondersteund door het feit dat de politie de verdachte nooit heeft kunnen betrappen op het overdragen van een wapen, ondanks de veelvuldige inzet van observatieteams en onderzoek aan zijn telefoons.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Hiertoe overweegt zij als volgt.
Feit 1
De verdachte heeft verklaard dat hij het door de politie aangetroffen vuurwapen niet eerder had gezien of had aangeraakt. Mogelijk zijn zijn DNA-sporen erop gekomen doordat hij een Louis Vuitton-tasje aan medeverdachte [naam medeverdachte] had uitgeleend en [naam medeverdachte] het vuurwapen vermoedelijk daarin vervoerd heeft.
De rechtbank acht deze verklaring – die pas ter zitting voor het eerst naar voren werd gebracht – niet aannemelijk geworden. Medeverdachte [naam medeverdachte] is tegelijkertijd met de verdachte aangehouden en bevond zich samen met hem in de directe omgeving van het vuurwapen, maar er is bij zijn aanhouding geen Louis Vuitton-tas aangetroffen of in beslag genomen. Er is dan ook geen aanwijzing dat medeverdachte [naam medeverdachte] het vuurwapen op enig moment in zijn bezit heeft gehad en in een tas van de verdachte heeft vervoerd of bewaard.
Het vuurwapen is aangetroffen op een afvoerpijp in het rechtergedeelte van de hal van een kelderboxruimte. Op het moment dat de verbalisanten binnenkwamen en zich kenbaar maakten, kwam de verdachte - samen met [naam medeverdachte] - uit dit gedeelte lopen. Hij had toegang tot het vuurwapen - hij kon het direct pakken indien hij dat wilde - en op het wapen is een DNA-hoofdprofiel aangetroffen dat matcht met het DNA van de verdachte. Daarmee kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Feit 4
In de periode van september 2019 tot aan zijn aanhouding in augustus 2020 is de verdachte voorwerp geweest van politie-onderzoek. Hierbij zijn onder meer verschillende van de telefoonnummers, die bij hem in gebruik waren, getapt, zijn er telefoons onder de verdachte in beslag genomen en onderzocht en is hij geobserveerd door observatieteams.
Uit het onderzoek is ten eerste gebleken dat de verdachte veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met de wapenwinkel [naam wapenwinkel] in [plaats] , Duitsland. Hij heeft in ieder geval op 25 april 2020 een betaling van € 750,- gedaan aan [naam wapenwinkel] . Daarnaast is hij in februari en augustus van 2020 in de omgeving van de wapenwinkel geweest.
Ten tweede is gebleken dat de verdachte veelvuldig contact heeft gehad met anderen over wapens die hij te koop aanbood of reeds had verkocht. Zowel in tap- als chatgesprekken maakt de verdachte afspraken met personen over de prijs voor vuurwapens en munitie en worden er aflevermomenten gepland. Ook zegt de verdachte in een gesprek dat hij iemand ‘elke week naar Duitsland’ laat rijden om ‘die pipa’s’ te halen. Pipa is een ander woord voor vuurwapen. In zijn gesprekken worden vaak merknamen en kalibers van vuurwapens genoemd en stuurt de verdachte foto’s van vuurwapens. Ook zijn er gesprekken aangetroffen waarin personen – kennelijk klanten of tussenpersonen – de verdachte erop wijzen dat ‘dingen’ die de verdachte heeft verkocht niet werken of dat zij twijfelen of het kaliber van de kogels wel is wat de verdachte zei dat het was.
Ten derde is er een behoorlijk aantal foto’s en filmpjes op zijn telefoons aangetroffen waarop hij met vuurwapens te zien is, als ook met hoeveelheden contant geld.
De verdachte heeft zelf verklaard dat hij bij [naam wapenwinkel] een aantal alarmpistolen heeft gekocht, maar deze heeft teruggebracht omdat hij ze niet kon verkopen. Een andere bestelling die kan worden afgeleid uit tapgesprekken, heeft hij niet afgehaald. Hij zou mensen hebben willen oplichten door alarmpistolen te verkopen als ‘echte’ vuurwapens, maar het was – ondanks zijn vele pogingen en grootspraak in de chatgesprekken – geen enkele keer echt gelukt.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden kan alleen de conclusie volgen dat de verdachte gehandeld heeft in vuurwapens en munitie. Niet alleen heeft hij onderhandeld over de aan- en verkoop van vuurwapens en munitie – wat blijkens de tweede volzin van artikel 9, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie ook valt onder het verbod tot verhandelen – maar ook blijkt uit de bewijsmiddelen dat hij op verschillende momenten vuurwapens heeft verkocht en overgedragen. De verklaring van de verdachte dat hij enkel deed alsof hij vuurwapens te koop aanbood, is niet aannemelijk geworden, nu deze wordt weersproken door wettig en overtuigend bewijs; uit de gesprekken volgt immers dat de verdachte niet alleen wapens aanbood, maar ook daadwerkelijk verkocht.
Gelet op de schaal en duur van zijn handel, acht de rechtbank tevens wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte van het handelen in wapens en munitie zijn beroep heeft gemaakt.
Medeplegen
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten in vereniging heeft begaan. Niet is gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen bij het voorhanden hebben van de vuurwapens (feit 1 en 3) of bij de wapenhandel (feit 4). De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.3.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte, naast het onder 3 ten laste gelegde, ook de onder 1 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 4 februari 2020 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen van het merk Fn Gp 35, kaliber 9 mm en- munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten een of meer kogelpatronen van het kaliber 9 mm
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 18 augustus 2020 te Rotterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen van het merk Glock, Gen 5, kaliber 9 mm
en
- munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 9 kogelpatronen van het kaliber 9 mm
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 oktober 2019 tot en met 18 augustus 2020 in Nederland, op een of meer plaatsen, heeft gehandeld in strijd met de artikelen 9 en 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, immers heeft verdachte (telkens) één of meer wapens en/of onderdelen daarvan en munitie van categorie III, overgedragen en zonder erkenning verhandeld en voorhanden gehad en van het in strijd met de wet verhandelen van wapens en munitie van categorie III, een beroep gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
5.Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:

1.en 3, telkens:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;

4.

Handelen in strijd met artikel 9, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en van het verhandelen van wapens en munitie een beroep maken
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd.
De rechtbank overweegt ambtshalve dat het bestanddeel “in de uitoefening van een bedrijf” uit artikel 9 van de Wet Wapens en Munitie niet is opgenomen in de tenlastelegging van feit 4. Wel bevat de tenlastelegging de bewoordingen “een beroep of gewoonte gemaakt”, afkomstig uit artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie. Door de bewezenverklaring van dat onderdeel en de overige delen van de tenlastelegging, kan – gelet op de betekenis van de verschillende termen en de uitleg die de Hoge Raad daaraan geeft, alsmede gelet op het feit dat hierover geen verweer is gevoerd – het bewezenverklaarde gekwalificeerd worden als hierboven weergegeven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
6.Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7.
Motivering straf
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
26 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De verdachte heeft zich gedurende een periode van minimaal negen maanden schuldig gemaakt aan het beroepsmatig handelen in vuurwapens en munitie. Het dossier bevat bovendien aanwijzingen dat de verdachte al geruime tijd voor het begin van de bewezenverklaarde periode bezig was met de handel in vuurwapens. Gedurende de eerdergenoemde periode heeft hij zelf op in elk geval twee momenten ook een vuurwapen voorhanden gehad. De ene keer werd het wapen aangetroffen op de eetkamertafel in een woning waar een kind van 8 jaar woonde, en de andere keer had de verdachte het wapen binnen handbereik terwijl hij naar eigen zeggen aan het ‘chillen’ was met vrienden.
De verdachte heeft frequent gehandeld in verschillende soorten pistolen. De verdachte heeft bij het plegen van dit feit gehandeld uit puur winstbejag en heeft zich niets aangetrokken van de belangen van de maatschappij en het gegeven dat er slachtoffers zouden kunnen vallen als gevolg van gebruik van de door hem verkochte vuurwapens. De rechtbank rekent dit de verdachte zeer aan. De rechtbank weegt daarnaast ook zijn houding ter zitting mee.
Het ongecontroleerde bezit van een vuurwapen verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict. De handel in vuurwapens handhaaft en versterkt het voorhanden hebben en gebruiken van dergelijke vuurwapens. Daarom moet hier streng tegen worden opgetreden.
De ernst van de feiten, in het bijzonder van het onder 4 bewezen verklaarde feit, rechtvaardigt, mede in het licht van de straffen die plegen te worden opgelegd aan personen die zijn betrokken bij wapenhandel met een aard, omvang en duur als hier aan de orde, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur. De op te leggen straf is lager dan door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank van oordeel is dat hierin de ernst van het bewezenverklaarde voldoende tot uitdrukking wordt gebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
8.n beslag genomen voorwerpen
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van € 100,-, geplaatst op de beslaglijst onder nummer [beslagnummer] , terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van € 100,- zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9, 26, 31 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.
10.
Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: het geldbedrag van € 100,-, geplaatst op de beslaglijst onder nummer [beslagnummer] .
Dit vonnis is gewezen door:
mr. L. Amperse, voorzitter,
en mrs. dr. J.L.M. Boek en J.C. Tijink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 april 2021.
De oudste rechter, jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
ZKD Alabama
hij op of omstreeks 4 februari 2020 te Rotterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen van het merk Fn Gp 35, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
en/of
-munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 14, in ieder geval een of meer, kogelpatronen van het kaliber 9 mm
heeft overgedragen, althans voorhanden heeft gehad;
2.
ZKD Neptunes
hij op of omstreeks 14 juli 2020 te Rotterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen van het merk Zoraki, type 906, kaliber 7.65 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
en/of
- munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 4, in ieder geval een of meer, kogelpatronen van het kaliber 7.65 mm
heeft overgedragen, althans voorhanden heeft gehad;
3.
ZKD Jaffa
hij op of omstreeks 18 augustus 2020 te Rotterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen van het merk Glock, Gen 5, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en/of
en/of
- munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten 9, in ieder geval een of meer, kogelpatronen van het kaliber 9 mm
heeft overgedragen, althans voorhanden heeft gehad;
4.
ZKD Handel
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 oktober 2019 tot en met 18 augustus 2020 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) op een of meer plaatsen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft gehandeld in strijd met (de) artikel (en) 9 en/of 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, immers heeft/hebben verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) (telkens) één of meer wapen(s) en/of onderdelen daarvan en/of munitie van categorie II en/of categorie III, overgedragen en/of zonder erkenning verhandeld en/of voorhanden gehad en/of van het in strijd met de wet vervaardigen, transformeren, uitwisselen, verhuren of anderszins ter beschikking stellen, herstellen, beproeven of verhandelen van wapens en/of munitie van categorie II en/of categorie III, een beroep of een gewoonte gemaakt.