ECLI:NL:RBROT:2021:3756

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
8864504 / CV EXPL 20-40600
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde abonnementskosten en facturen in het kader van een beveiligingsdienstovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap (eiseres) en een gedaagde die een overeenkomst had gesloten voor een Full Service Abonnement voor beveiligingsapparatuur. De eiseres vorderde betaling van onbetaalde facturen en abonnementskosten, terwijl de gedaagde zich verweerde met de stelling dat hij de algemene voorwaarden niet tijdig had ontvangen en dat de prijs van het abonnement onredelijk was. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde geen feiten had aangedragen die de vernietiging van de overeenkomst konden rechtvaardigen. De rechter concludeerde dat de gedaagde in totaal € 530,36 verschuldigd was aan de eiseres, na betaling van een eerder bedrag van € 223,96. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres toegewezen, inclusief de contractuele rente en proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8864504 / CV EXPL 20-40600
uitspraak: 26 maart 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] ,
onder andere handelend onder de namen [handelsnaam 1] en [handelsnaam 2] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaatsnaam] ,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam 3] ,
wonende en zaakdoende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ” respectievelijk “ [gedaagde] ”.

1..Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter kennis heeft genomen:
  • het exploot van dagvaarding van 3 november 2020, met producties;
  • de conclusie van antwoord (door hem aangeduid als “pleitnota”) van [gedaagde] , met producties;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft de uitspraak van dit vonnis nader bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat tussen partijen, voor zover van belang, het volgende vast.
2.1.
[gedaagde] heeft op naam van zijn onderneming “ [bedrijf] ” op 7 november 2018 een overeenkomst met [eiseres] gesloten met betrekking tot de aanschaf van beveiligingsapparatuur, waarbij [gedaagde] met [eiseres] een “Full Service Abonnement” (hierna: “het Abonnement”) is overeengekomen. Het Abonnement ziet op (onder meer) jaarlijks éénmaal preventief onderhoud en contact met de meldkamer en helpdesk van [eiseres] .
2.2.
In de Overeenkomst staat – voor zover thans van belang – het volgende vermeld:
“(…)
klant gaat het abonnement aan voor een periode van 5 jaar, abonnement gaat in op de dag van oplevering van de beveiligingsapparatuur.
Abonnementskosten bedragen € 9,25 per week, de abonnementskosten worden per kwartaal, per vooruitbetaling gefactureerd.
(…)
Op onze overeenkomst zijn de “Algemene verkoop- en betalingsvoorwaarden van TotaalBeveiligingen B.V. van toepassing. Deze voorwaarden worden als bijlage met de bevestiging van de opdracht meegestuurd. Tevens heeft de beveiligingsadviseur een exemplaar ter inzage bij zich.
(…)”.
2.3.
In de Algemene verkoop- en betalingsvoorwaarden [handelsnaam 2] staat – voor zover hier van belang –:
11. Betalingscondities
(…)
11.6
Indien de Klant niet binnen de overeengekomen termijn betaalt, is Klant van rechtswege in verzuim zonder dat enige ingebrekestelling nodig is. Klant is 1,5% rente per maand verschuldigd vanaf vervaldag van de in rekening gebrachte bedragen. Verder is Klant gehouden tot vergoeding van zowel buitengerechtelijke als gerechtelijke kosten, daaronder begrepen kosten van advocaten, deurwaarders en incassobureaus. Buitengerechtelijke kosten worden gesteld op tenminste 15% van de hoofdsom met rentes met een minimum van 500 euro. (..)”
2.4.
De beveiligingsapparatuur is op 6 mei 2019 opgeleverd.
2.5.
Stanley heeft [gedaagde] de volgende facturen gestuurd:
Factuur
Datum
Vervaldatum
Bedrag
Betaald
VKF19.003771
06-05-2019
20-05-2019
€ 847,00
€ 701,50
VKF19.119832
07-08-2019
21-08-2019
€ 145,50
VKF20.112509
06-05-2020
20-05-2020
€ 145,50
2.6.
[gedaagde] heeft het abonnement per brief van 7 februari 2020 opgezegd.

3..De vordering

3.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gevorderd bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om [gedaagde] te veroordelen:
  • om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 306,40, primair vermeerderd met de contractuele rente van 1,5% per maand, vanaf 27 oktober 2020 tot de dag der algehele voldoening, subsidiair vermeerderd met de wettelijke handelsrente ingevolge artikel 6:119a BW, vanaf 27 oktober 2020 tot de dag der algehele voldoening;
  • in de proces- en nakosten.
3.2.
Aan haar vordering heeft [eiseres] – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende ten grondslag gelegd. Van de door [eiseres] aan [gedaagde] verzonden facturen heeft [gedaagde] , ondanks herhaalde aanmaningen, in totaal een bedrag van € 436,00 onbetaald gelaten, hetgeen overeenkomt met drie termijnen voor het Abonnement ad € 145,50 per termijn.
3.3.
Partijen hebben in oktober 2019 een betalingsregeling getroffen. [gedaagde] heeft in het kader van deze regeling een bedrag van € 223,96 afgelost. Omdat [gedaagde] de regeling niet volledig is nagekomen, is deze komen te vervallen.
3.4.
[eiseres] heeft zich als gevolg van de wanprestatie van [gedaagde] genoodzaakt gezien om haar gemachtigde in te schakelen en buitengerechtelijke incassokosten te maken. Deze kosten ten bedrage van € 43,65 dienen voor rekening van [gedaagde] te komen. Voorts maakt [eiseres] primair aanspraak op contractuele rente, waaronder een bedrag van € 50,21 aan verschenen rente (berekend tot 27 oktober 2020) dan wel subsidiair op de wettelijke rente ex artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), waaronder een bedrag van € 24,65 aan verschenen rente (berekend tot 27 oktober 2020).

4..Het verweer

4.1.
[gedaagde] heeft ter verweer – zakelijk weergegeven en voor zover thans van belang – het volgende aangevoerd. Ten tijde van het sluiten van de Overeenkomst en het bijbehorende Abonnement heeft [gedaagde] de betreffende algemene voorwaarden niet in handen gekregen. Dit levert naar het oordeel van [gedaagde] een onrechtmatige daad op, omdat hij de algemene voorwaarden niet (tijdig) heeft kunnen lezen. De prijs van het Abonnement is onredelijk. Daar komt bij dat [gedaagde] na de opzegging van het Abonnement (zie 2.6)) een brief zonder handtekening kreeg, waarin stond dat hij vijf jaar aan het abonnement gebonden blijft. Er is in dat kader sprake van dwaling en bedrog. De algemene voorwaarden van de overeenkomst zijn nooit in duidelijke en begrijpelijke taal aan [gedaagde] uitgelegd. Er is verkeerde informatie verstrekt, waardoor de wil op een onzuivere wijze is gevormd. Volgens de (Europese) wet- en regelgeving mag [gedaagde] in zo’n geval de overeenkomst ontbinden.
4.2.
Op de overige stellingen van [gedaagde] wordt in de beoordeling – indien van belang voor de uitkomst van deze procedure – teruggekomen.

5..De beoordeling

5.1.
Voor zover [gedaagde] beoogt te stellen dat hij de Overeenkomst met het Abonnement heeft vernietigd omdat deze door bedreiging, bedrog en/of onder invloed van dwaling tot stand is gekomen, wordt dit verworpen. [gedaagde] heeft geen feiten en/of omstandigheden gesteld die een vernietiging op die grond rechtvaardigen. [gedaagde] heeft ook geen feiten of omstandigheden gesteld die tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is (geweest) van misbruik van omstandigheden, nog daargelaten dat niet duidelijk is welk rechtsgevolg hij daaraan verbindt.
5.2.
[gedaagde] heeft gesteld dat de prijs voor het Abonnement onredelijk is, maar hij heeft niet toegelicht waarom hij deze mening is toegedaan en tot welk rechtsgevolg dit zou moeten leiden. De kantonrechter gaat hier daarom aan voorbij.
5.3.
Met betrekking tot de looptijd van het Abonnement wordt het volgende overwogen. In de Overeenkomst staat dat het Abonnement wordt aangegaan voor een periode van 5 jaar, gerekend vanaf de dag van oplevering van de beveiligingsapparatuur (zie 2.2). Nu de beveiligingsapparatuur is opgeleverd op 6 mei 2019 (zie 2.4) loopt het Abonnement tot 6 mei 2024. Dat betekent dat partijen tot die datum aan de uit het Abonnement voortvloeiende rechten en plichten gebonden zijn. De opzegging van [gedaagde] heeft dus niet tot gevolg dat het Abonnement eerder eindigt. Dat op de brief waarin de opzegging is bevestigd niet is ondertekend, is niet van belang.
5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde] van de in 2.5 bedoelde facturen in eerste instantie een bedrag van € 436,50 onbetaald heeft gelaten en dat hij in het kader van de in oktober 2019 tussen partijen getroffen regeling € 223,96 heeft betaald. Op grond van artikel 6:44 lid 1 BW strekken betalingen ter voldoening van een geldsom eerst in mindering op de kosten, vervolgens op de verschenen rente en daarna op de hoofdsom. Daarom moet – voor het vaststellen van de door [gedaagde] nog verschuldigde hoofdsom – eerst beoordeeld of en zo ja in hoeverre [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en/of contractuele dan wel wettelijke rente verschuldigd is.
5.5.
[eiseres] heeft zich ter zake primair gebaseerd op haar algemene voorwaarden. Deze voorwaarden zijn toepassing nu deze op de overeenkomst van toepassing zijn verklaard (zie 2.2). Voor de toepasselijkheid is niet van belang of de voorwaarden al dan niet (tijdig) aan [gedaagde] ter hand zijn gesteld. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht. De op grond van artikel 11.6 van de algemene voorwaarden gebaseerde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten is daarom toewijsbaar, te meer nu het gevorderde bedrag van € 43,65 overeenkomt met het conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten maximaal toe te wijzen tarief. De vordering tot vergoeding van de eveneens op de algemene voorwaarden gebaseerde reeds verschenen contractuele rente van € 50,21 is eveneens toewijsbaar.
5.6.
Het voorgaande betekent dat [gedaagde] in totaal een bedrag van (€ 436,50 + € 43,65 + € 50,21 =) € 530,36 aan [eiseres] verschuldigd was en dat na betaling van het bedrag van € 223,96 nog een bedrag van € 306,40 aan hoofdsom resteert. Dat bedrag wordt toegewezen.
5.7.
De gevorderde contractuele rente van 1,5% per maand zal worden toegewezen vanaf 27 oktober 2020 op de wijze zoals in het dictum vermeld.
5.8.
Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel en kan daarom onbesproken blijven.
5.9.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [eiseres] , die tot aan deze uitspraak worden begroot op € 215,46 aan verschotten (bestaande uit € 124,00 aan griffierecht en € 91,46 aan explootkosten) en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiseres] (bestaande uit 2 punten à € 75,00). De apart gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich vooraf laten begroten.

6..De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 306,40, vermeerderd met de contractuele rente van 1,5 procent per maand vanaf 27 oktober 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 215,46 aan verschotten en € 150,00 aan salaris voor de gemachtigde, en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, een bedrag van € 37,50 aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44240