ECLI:NL:RBROT:2021:3753

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2021
Publicatiedatum
28 april 2021
Zaaknummer
8956993 HA VERZ 21-1
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot toewijzing van transitievergoeding en loonbetaling na beëindiging arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 april 2021 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure tussen een verzoekster en QLS Fulfilment B.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door mr. M.J. Blom, had een verzoek ingediend om betaling van loon en een transitievergoeding na beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. De arbeidsovereenkomst was op 31 oktober 2020 beëindigd, en de verzoekster stelde dat dit ontslag onterecht was. QLS, vertegenwoordigd door mr. A.J. van der Duijn Schouten, voerde aan dat de verzoekster niet goed had gefunctioneerd en dat er sprake was van ernstig verwijtbaar gedrag, waardoor zij geen recht had op de transitievergoeding.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoekschrift van de verzoekster te laat was ingediend, waardoor het recht om de opzegging te vernietigen was vervallen. Dit leidde tot de conclusie dat de beëindiging van het dienstverband onaantastbaar was geworden. De verzoekster werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot vernietiging van de opzegging en de vorderingen tot doorbetaling van loon werden afgewezen.

Echter, de kantonrechter oordeelde dat de verzoekster wel ontvankelijk was in haar verzoek om transitievergoeding, aangezien dit verzoek binnen de geldende vervaltermijn was ingediend. De kantonrechter oordeelde dat QLS de transitievergoeding aan de verzoekster moest betalen, ondanks de beweringen van QLS over ernstig verwijtbaar gedrag. De kantonrechter heeft QLS veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 318,28 aan transitievergoeding, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 8956993 \ HA VERZ 21-1
uitspraak: 16 april 2021
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
[verzoekster],
woonplaats: [woonplaats verzoekster],
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.J. Blom,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
QLS Fulfilment B.V.,gevestigd: Dordrecht,
verweerster,
gemachtigde: mr. A.J. van der Duijn Schouten te Dordrecht.
Partijen worden hierna mede aangeduid als [verzoekster] en QLS.

1..Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, met producties, ter griffie ontvangen op 6 januari 2021;
  • het verweerschrift, met producties;
  • de aantekening dat de mondelinge behandeling is gehouden op 19 maart 2021.

2..De feiten

2.1
[verzoekster] is op 31 maart 2020 bij QLS in dienst getreden in de functie van algemeen medewerker. Het laatstgenoten salaris bedraagt € 12,04 bruto per uur, exclusief emolumenten. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd en eindigde op 31 oktober 2020.
2.2
Bij e-mail van 29 oktober 2020 heeft (de gemachtigde van) QLS onder meer het volgende bericht aan [verzoekster]:

(…)
U heeft gedurende uw dienstverband niet goed gefunctioneerd. Cliënte, in de persoon van [naam 1], heeft dit meerdere malen met u besproken, teneinde uw functioneren te verbeteren. Helaas is niet dit gelukt.
Op 28 oktober 2020 heeft [naam 1] weer met u in gesprek willen treden om uw disfunctioneren te bespreken. Daarbij heeft [naam 1] aangegeven dat zij - samen met [naam 2] en met u – camerabeelden van de werkvloer wil bekijken, zodat u duidelijk gemaakt kon worden wat u anders diende te doen. Aan dit verzoek - waar u verplicht was om aan te voldoen - heeft u niet willen voldoen. Integendeel, u bent zonder aanleiding heel kwaad geworden, waarbij u [naam 2] heeft uitgemaakt voor
“idioot” en heeft gesteld dat hij “gestoord” zou zijn. U bent hierop naar huis gegaan en heeft sindsdien niks meer van u laten horen.
Het moge duidelijk zijn dat voor een verdere samenwerking geen enkele grond meer is. Integendeel, uw handelen en uitingen jegens [naam 2] en [naam 1] rechtvaardigen op grond van artikel 7:678 lid 2 onder e BW een ontslag op staande voet. Gelet op uw disfunctioneren en de verstoorde arbeidsverhouding bestaan daarnaast nog twee voldragen
ontslaggronden. Slechts omdat de arbeidsovereenkomst van rechtswege op zeer korte termijn zal eindigen onderneemt cliënte geen verdere arbeidsrechtelijke stappen tegen u.
(…)

3..Het verzoek

In het incident

3.1
[verzoekster] verzoekt bij beschikking, bij wijze van voorlopige voorziening:
te bepalen dat QLS het loon ad € 1.501,50 bruto per maand, alsmede al het overige dat QLS uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, collectieve arbeidsovereenkomst, wet of andere regeling verschuldigd is, of nog zal zijn, zulks op de gebruikelijke wijze en tijdstippen, dient te betalen aan [verzoekster] en wel vanaf 1 november 2020 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd.
Voorts verzoekt [verzoekster] primair:
  • het gegeven ontslag op 31 oktober 2020 nietig te verklaren;
  • te bepalen dat QLS het loon over de periode van 1 november tot en met 30 november
2020 ad € 1.501,50 bruto voldoet;
  • te bepalen dat QLS het loon ad € 1.501,50 bruto per maand voldoet vanaf 1 december 2020 tot aan de dag der rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst, alsmede QLS te veroordelen tot betaling binnen twee dagen na de datum van deze beschikking aan [verzoekster] van:
  • een bedrag van € 1.501,50 bruto over de periode van 1 tot en met 30 november 2020, alsmede al het overige dat QLS uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, collectieve
arbeidsovereenkomst, wet of andere regeling verschuldigd is of nog zal zijn, zulks op de gebruikelijke wijze en tijdstippen, over en na 29 november 2020, zolang de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd;
  • de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW ad 50% over het hiervoor genoemde bedrag ad € 750,75 bruto;
  • de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat die
bedragen zijn verschuldigd.
Subsidiair verzoekt [verzoekster] om QLS binnen twee dagen na de datum van deze beschikking te veroordelen tot betaling van:
  • een billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW ter hoogte van € 636,56 bruto onder verstrekking van een deugdelijke bruto/nettospecificatie;
  • een bedrag gelijk aan het bedrag van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij rechtsgeldige opzegging had behoren voort te duren conform artikel 7:672 lid 9 BW, zijnde een bedrag van € 1.501,50 bruto;
  • een bedrag ter hoogte van de transitievergoeding ad € 318,28 bruto onder verstrekking van een deugdelijke bruto/nettospecificatie;
  • de wettelijke rente over alle voornoemde gevorderde bedragen vanaf de dag dat deze bedragen verschuldigd zijn.
Tot slot verzoekt [verzoekster] om QLS te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van deze beschikking.
[verzoekster] onderbouwt haar verzoeken – samengevat – als volgt.
3.2
In september 2020 heeft QLS een aanbod gedaan om de arbeidsovereenkomst te verlengen. Dit aanbod is door [verzoekster] geaccepteerd en zij heeft daartoe de bevestiging van de verlenging ondertekend en aan QLS geretourneerd.
Met haar mail van 29 oktober 2020 heeft QLS de arbeidsovereenkomst beëindigd zonder dat daarvoor een rechtsgeldige reden aanwezig was. QLS heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 7:671 lid 1 jo 7:667 lid 4 jo 7:677 lid 1 BW. [verzoekster] verzoekt daarom het ontslag te vernietigen. QLS is alsdan gehouden om haar loon door te betalen. Dit loon bedraagt € 1.501,50 bruto per maand, gelet op het gemiddeld aantal gewerkte uren en de per 1 september 2020 toegezegde loonsverhoging.
3.3
Voor het geval wordt geoordeeld dat er geen reden is om de opzegging te vernietigen verzoekt [verzoekster] om aan haar een billijke vergoeding toe te kennen van tweemaal de transitievergoeding en de transitievergoeding en een bedrag gelijk aan het loon dat bij regelmatige opzegging verschuldigd was geweest.

4..Het verweer

4.1
QLS verzoekt de kantonrechter om [verzoekster] niet-ontvankelijk te verklaren en (voor zover zij ontvankelijk is) haar vorderingen af te wijzen met veroordeling van [verzoekster] in de kosten van deze zaak.
Op de motivering van haar verweren wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

5..De beoordeling

5.1
Allereerst dient te worden beoordeeld of [verzoekster] ontvankelijk is in haar verzoeken. Volgens QLS is [verzoekster] niet-ontvankelijk, omdat zij haar verzoekschrift niet binnen de vervaltermijn uit artikel 7:686a BW heeft ingediend.
5.2
QLS heeft bij e-mail van 29 oktober 2020 (zie onder 2.2) te kennen gegeven het dienstverband met [verzoekster] te willen beëindigen per 31 oktober 2020. Dit betekent dat een verzoekschrift tot vernietiging van die opzegging uiterlijk op 31 december 2021 ter griffie ontvangen moest zijn (artikel 7:686a lid 4 BW). Vast staat dat het verzoekschrift van [verzoekster] eerst op 6 januari 2021 is ontvangen. Het verzoekschrift is dus te laat ingediend. Het gevolg daarvan is, zoals QLS terecht aanvoert, dat het recht om vernietiging te vorderen is vervallen. De beëindiging van het dienstverband is onaantastbaar geworden. Dit betekent dat [verzoekster] niet-ontvankelijk is in haar (primaire) verzoek tot vernietiging van de opzegging. Dientengevolge moeten de vordering tot doorbetaling van loon, alsmede de nevenvorderingen, worden afgewezen.
5.3
[verzoekster] verzoekt subsidiair om haar een billijke vergoeding en een vergoeding wegens onregelmatige opzegging toe te kennen. Om dezelfde reden als hiervoor omschreven, is zij ook niet-ontvankelijk in deze verzoeken. Ook voor deze verzoeken geldt namelijk een vervaltermijn van twee maanden na de datum van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
5.4
[verzoekster] verzoekt ook om haar een transitievergoeding toe te kennen. Voor de transitievergoeding geldt een vervaltermijn van drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd (artikel 7:686a lid 4 sub b BW). In dit verzoek is zij dus wel ontvankelijk.
5.5
Op grond van het bepaalde in artikel 7:673 BW heeft een werknemer aanspraak op de transitievergoeding wanneer de arbeidsovereenkomst op initiatief van de werkgever niet is voortgezet. De werkgever hoeft de transitievergoeding echter niet te betalen wanneer het niet voortzetten van de overeenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.
QLS heeft als verweer aangevoerd dat zij niet gehouden is om de transitievergoeding aan [verzoekster] te betalen. Volgens QLS is sprake van ernstig verwijtbaar gedrag en is de overeenkomst op initiatief van [verzoekster] niet verlengd.
5.6
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat [verzoekster] op 28 oktober 2020 een aanvaring heeft gehad met [naam 2] en [naam 1] van QLS. Volgens QLS zou [verzoekster] daarbij hebben gescholden en getierd, [verzoekster] betwist dit.
Ook wanneer zou komen vast te staan dat [verzoekster] heeft gescholden kan dit niet worden aangemerkt als ernstig verwijtbaar handelen, waardoor zij geen recht heeft op de transitievergoeding. Omdat QLS met haar e-mail van 28 oktober 2020 de overeenkomst heeft opgezegd, is zij de transitievergoeding verschuldigd.
5.7
Artikel 7:686a lid 1 BW bepaalt dat over de transitievergoeding wettelijke rente verschuldigd is vanaf een maand na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd. De door [verzoekster] gevraagde wettelijke rente zal daarom op de hierna te melden manier worden toegewezen.
5.8
Ten aanzien van de verzoeken van [verzoekster] tot doorbetaling van loon is hiervoor reeds een eindbeslissing gegeven. Voor het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 223 Rv bestaat daarom geen grond meer.
5.9
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de door [verzoekster] gevorderde voorzieningen ex artikel 223 Rv af;
veroordeelt QLS tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag van € 318,28 aan transitievergoeding, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto specificatie, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 december 2020 tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783