ECLI:NL:RBROT:2021:3710

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 april 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
C/10/497830/ FT EA/ 16/668
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een schone lei aan schuldenares in het kader van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot de kinderopvangtoeslag affaire

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 april 2021 uitspraak gedaan in het kader van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De rechtbank heeft aan de schuldenares een schone lei verleend, wat betekent dat de na de beëindiging van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen niet langer afdwingbaar zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenares niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Dit oordeel is gebaseerd op de verklaringen van de schuldenares en de bewindvoerder, die hebben aangegeven dat de schuldenares mogelijk slachtoffer is van de toeslagenaffaire en dat zij zich heeft aangemeld bij de Belastingdienst als gedupeerde.

De procedure rondom de schuldsaneringsregeling is complex geweest, met meerdere verlengingen en aanpassingen van de termijn. De rechtbank heeft in haar overwegingen meegenomen dat de schuldenares zich bewust is van de gevolgen van de compensatie in het kader van de kinderopvangtoeslag affaire en dat zij haar medewerking heeft toegezegd om deze compensatie te ontvangen. De rechtbank heeft ook het salaris van de bewindvoerder vastgesteld en de kosten van de medische keuring besproken.

De uitspraak benadrukt het belang van de schuldsaneringsregeling en de bescherming die deze biedt aan schuldenaren die in financiële problemen verkeren, vooral in het licht van de recente toeslagenaffaire. De rechtbank heeft de schuldenares de mogelijkheid geboden om haar financiële situatie te herstellen, mits zij meewerkt aan de afwikkeling van de compensatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team insolventie
verlening schone lei
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 2 april 2021
Bij vonnis van deze rechtbank van 28 april 2016 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam] ,
[adres]
[postcode] [woonplaats] ,
schuldenares,
bewindvoerder: S.H.J. Nanuruw.

1.De procedure

Bij beschikking van de rechter-commissaris van 14 mei 2019 is de termijn van de toepassing van de schuldsaneringsregeling verlengd met twee jaar, tot 28 april 2021. In hoger beroep is deze verlenging teruggebracht tot anderhalf jaar. Bij vonnis van 12 oktober 2020 heeft de rechtbank de termijn van de schuldsaneringsregeling verlengd tot 28 april 2021. Bij beschikking van de rechter-commissaris van 5 maart 2021 is deze termijn verkort tot
28 februari 2021.
De bewindvoerder heeft schriftelijk verslag uitgebracht.
De beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling is behandeld ter terechtzitting van 26 maart 2021. Daarbij zijn verschenen en gehoord de bewindvoerder en schuldenares, bijgestaan door haar advocaat, mr. C.C.W. Plaat.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

Schuldenares heeft ter zitting verklaard dat zij mogelijk slachtoffer is van de toeslagenaffaire, dat zij zich als gedupeerde bij de Belastingdienst heeft aangemeld en dat zij inmiddels de netto uitkering van € 750,- aan gedupeerden van de toeslagenaffaire heeft ontvangen. Of schuldenares recht heeft op een (extra) compensatie/schadevergoeding wordt thans door de Belastingdienst onderzocht. De beslissing valt naar verwachting in juni 2021.Schuldenares gaf aan een hulpverlener te hebben bij de gemeente Dordrecht die haar belangen in deze kwestie behartigt. Schuldenares heeft voorts verklaard dat zij gelet op het vonnis van de rechtbank van 12 oktober 2020 in de veronderstelling verkeerde dat zij geen informatie- en afdrachtverplichting meer had, maar dat zij zich ervan bewust is dat een eventueel te ontvangen (extra) compensatie/schadevergoeding in het kader van de toeslagenaffaire in de boedel valt en dat zij zich zal ten volle zal inzetten en zal meewerken om deze (extra) compensatie/schadevergoeding te ontvangen. Schuldenares heeft aangegeven dat (een deel van) haar schulden het gevolg (is) zijn van de terugvordering van de toeslagen. Ook gaf zij aan dat als zij wordt aangemerkt als gedupeerde een deel van de schulden zal worden kwijtgescholden. Schuldenares heeft ten slotte aangegeven dat zij al betalingen heeft gedaan aan de Belastingdienst en dat zij en haar gezin daar erg onder hebben moet lijden.
Mr. C.C.W. Plaat heeft het standpunt van schuldenares ondersteund.
De bewindvoerder heeft de rechtbank geadviseerd schuldenares de schone lei te verlenen.

3.De beoordeling

De rechtbank oordeelt dat schuldenares niet (toerekenbaar) in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten. Geen van de schuldeisers heeft redenen aangevoerd om tot een ander oordeel te komen.
Gelet op het voorgaande zal aan schuldenares de zogenoemde “schone lei” worden verleend. De rechtbank heeft in haar overwegingen betrokken dat schuldenares zich bewust toonde van het feit dat compensatie in het kader van de kinderopvangtoeslag affaire op grond van artikel 295 Fw volledig in de schuldsaneringsboedel valt en dat zij haar medewerking heeft toegezegd om de (extra) compensatie te ontvangen.
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank zal, gelet op het tussenvonnis van 16 februari 2017, een beslissing nemen ten aanzien van de kosten van de medische keuring.
Zoals tijdens de zitting met schuldenares is besproken kan de financiële afwikkeling van de schuldsaneringsregeling pas plaatsvinden zodra beslist is in het kader van de kinderopvangtoeslag affaire en bij erkenning van schuldenares als gedupeerde aan de compensatieregeling uitvoering is gegeven.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt vast dat schuldenares niet toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen is tekortgeschoten;
  • bepaalt dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op het moment dat de slotuitdelingslijst verbindend is geworden, doch dat de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen van schuldenaar eindigen op 28 februari 2021;
  • verleent de zogenoemde “schone lei” waardoor de na de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling bestaande vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan zijn gebleven, niet langer afdwingbaar zijn;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal
€ 4.504,84;
- stelt vast, gelet op het tussenvonnis van 16 februari 2017, dat de kosten van de keuring ten laste van de boedel komen voor zover de boedel toereikend is en voor het overige ten laste van de Staat.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 april 2021. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.