ECLI:NL:RBROT:2021:3701

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
C/10/614110 / FA RK 21-1633
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging op basis van psychische stoornis en risico op ernstig nadeel

Op 19 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de toewijzing van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak werd ingeleid door een verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen op 1 maart 2021, waarin werd verzocht om verplichte zorg voor een man met schizofrenie die lijdt aan een psychotische decompensatie. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een ernstige psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor zowel hemzelf als voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Ondanks de bezwaren van de advocaat van de betrokkene, die stelde dat de situatie niet meer zo ernstig was, oordeelde de rechtbank dat de risico's nog steeds aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met ingang van de datum van de uitspraak, en bepaalde dat de maatregelen zoals opgenomen in de beschikking konden worden getroffen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 26 maart 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team familie
Zaak-/rekestnummer: C/10/614110 / FA RK 21-1633
Referentienummer: [nummer]
Schriftelijke uitwerking van de mondelinge beslissing van 19 maart 2021 betreffende een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz)
op verzoek van:
de officier van justitie in het arrondissement Rotterdam,hierna: de officier,
met betrekking tot:
[naam betrokkene],
geboren op [geboortedatum betrokkene] te [geboorteplaats betrokkene] ,
hierna: betrokkene,
wonende en thans verblijvende te Rotterdam,
advocaat mr. A. van Toorn te Rotterdam.

1..Procesverloop

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift van de officier, ingekomen op 1 maart 2021.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring opgesteld door [naam psychiater 1] , psychiater, van 10 februari 2021;
  • het zorgplan van 19 januari 2021;
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur over het zorgplan;
  • de relevante politiegegevens en/of de strafvorderlijke- en justitiële gegevens van betrokkene.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 19 maart 2021. Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen telefonisch gehoord, omdat het houden van een fysieke zitting vanwege het coronavirus niet mogelijk was:
  • betrokkene met zijn hiervoor genoemde advocaat;
  • [naam psychiater 2] , psychiater en [naam verpleegkundige] , verpleegkundige, verbonden aan Antes;
  • [naam vader betrokkene] , vader van betrokkene.
1.3.
De officier is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig achtte.

2..Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten een psychotische decompensatie met forse negatieve verschijnselen bij een man met schizofrenie.
2.2.
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van, of het aanzienlijk risico op, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige verwaarlozing en ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander. Daarnaast is er de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Betrokkene heeft eerder vanuit een psychose fysieke agressie vertoond. Hiervoor is hij justitieel gestraft en behandeld in de forensische psychiatrie. Tot oktober 2020 woonde betrokkene in een BW in Dordrecht. Dit was onderdeel van zijn reclasseringsvoorwaarden. Na het opheffen van deze voorwaarden is betrokkene bij zijn vader ingetrokken. Vrij snel daarna is betrokkene gestopt met het innemen van zijn medicatie. Sinds betrokkene bij zijn vader woont is hij veel afgevallen. Hij eet en drinkt slecht. Betrokkene ligt de hele dag op bed of op de bank. Hij draagt al wekenlang dezelfde kleding en hij gaat niet onder de douche. Betrokkene wil geen zorg en ook niet onderzocht worden. Hij is afwerend in contact. De familie van betrokkene kan niet meer met hem communiceren. De vader van betrokkene is overbelast. Hij moet betrokkene continu in de gaten houden en kan daardoor niet meer naar zijn werk.
De advocaat van betrokkene bepleit dat twee vormen van nadeel, te weten, het in gevaar zijn van de algemene veiligheid van personen of goederen en het risico op ernstig lichamelijk letsel, niet meer aanwezig zijn. De rechtbank gaat hier niet in mee. Uit de documentatie blijkt dat er ernstige agressiedelicten hebben plaatsgevonden waarvoor betrokkene een voorwaardelijke straf met een stevig voorwaardelijk kader heeft gekregen. Nadat het kader eraf is gegaan is het vrij snel weer mis gegaan. Dat betrokkene nu geen overlast veroorzaakt doet daar niet aan af. De rechtbank acht deze vormen van ernstig nadeel daarom wel aanwezig.
2.3.
Om ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.4.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn.
Uit de medische verklaring blijkt dat betrokkene onvoldoende bereid is om behandeling of zorg op vrijwillige basis te accepteren. Betrokkene geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat het goed met hem gaat. Hij heeft geen zorg nodig.
De rechtbank acht verplichte zorg om die reden noodzakelijk. De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
  • het toedienen van medicatie;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het toelaten van huisbezoeken en het houden aan controleafspraken met het behandelteam.
  • het opnemen in een accommodatie.
De overige door de officier verzochte vormen van verplichte zorg, te weten, het insluiten en het uitoefenen van toezicht, worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de behandelaar tijdens de mondelinge behandeling gemotiveerd heeft verklaard dat deze niet nodig zijn om het ernstig nadeel af te wenden.
2.6.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. Namens betrokkene bepleit de advocaat voor een kortere duur van de machtiging, bijvoorbeeld drie of vier maanden. De rechtbank gaat hier niet in mee. Betrokkene moet opnieuw ingesteld worden op medicatie en er moet een behandelrelatie opgebouwd worden. Het is onduidelijk hoe lang dit zal duren. Ook in het standpunt van de advocaat, dat betrokkene over drie maanden beter zijn eigen verhaal kan doen en zijn situatie beter kan doorzien, gaat de rechtbank niet mee. Daarvoor geeft de wet geen grondslag terwijl betrokkene anderzijds, als daar aanleiding toe is, een aanvraag kan indienen tot beëindiging van de zorgmachtiging op grond van artikel 8:18 van de wet. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van zes maanden met ingang van vandaag.

3..Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [naam betrokkene] voornoemd;
3.2.
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals opgenomen in rechtsoverweging 2.4. kunnen worden getroffen;
3.3.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 19 september 2021;
3.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is op 19 maart 2021 mondeling gegeven door mr. M.W.J. van Elsdingen rechter, in tegenwoordigheid van H.J. de Wit, griffier, en op 26 maart 2021 schriftelijk uitgewerkt en getekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.