Op 19 maart 2021 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de toewijzing van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak werd ingeleid door een verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen op 1 maart 2021, waarin werd verzocht om verplichte zorg voor een man met schizofrenie die lijdt aan een psychotische decompensatie. Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf en zijn advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een ernstige psychische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor zowel hemzelf als voor de algemene veiligheid van personen en goederen. Ondanks de bezwaren van de advocaat van de betrokkene, die stelde dat de situatie niet meer zo ernstig was, oordeelde de rechtbank dat de risico's nog steeds aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor vrijwillige zorg waren en dat verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden, met ingang van de datum van de uitspraak, en bepaalde dat de maatregelen zoals opgenomen in de beschikking konden worden getroffen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter M.W.J. van Elsdingen en schriftelijk uitgewerkt op 26 maart 2021.