In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 december 2020 in Krimpen aan den IJssel de [naam slachtoffer] heeft mishandeld door deze met kracht bij de keel te pakken, te duwen en meerdere malen in het gezicht en op het hoofd te stompen. De officier van justitie heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd en bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, met de conclusie dat het feit de verdachte niet kan worden toegerekend vanwege zijn geestelijke toestand.
Twee gedragsdeskundigen hebben gerapporteerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van geestvermogens, in de vorm van schizofrenie, en dat deze stoornis zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het feit heeft beïnvloed. De rechtbank heeft de conclusies van de deskundigen overgenomen en geoordeeld dat de verdachte ten tijde van het plegen van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar was. Hierdoor heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een verzoekschrift tot afgeven van een zorgmachtiging, waarover bij afzonderlijke beschikking is beslist. De zaak is behandeld in tegenspraak en de uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken.