ECLI:NL:RBROT:2021:365

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 januari 2021
Publicatiedatum
22 januari 2021
Zaaknummer
19.1291 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens toerekenbare tekortkomingen in de informatieplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2021 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De schuldenaar, die onder bewind stond van M. den Uil, heeft verzuimd om de bewindvoerder te informeren over zijn verhuizing naar het buitenland. Dit gebrek aan communicatie heeft geleid tot een onduidelijkheid over de boedelachterstand, die niet kon worden vastgesteld door het ontbreken van de vereiste informatie. De bewindvoerder heeft op 4 december 2020 en 8 januari 2021 ter zitting verklaard dat de schuldenaar niet is verschenen en dat er geen contact meer is geweest. De schuldenaar heeft bovendien nieuwe schulden laten ontstaan ter hoogte van € 2.691,70, wat in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan en dat hij onvoldoende heeft bijgedragen aan de boedel. De rechtbank oordeelt dat de tekortkomingen van de schuldenaar ernstig en verwijtbaar zijn, en dat deze tekortkomingen een actieve houding van de schuldenaar in de uitvoering van de schuldsaneringsregeling in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, d en e van de Faillissementswet.

De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er zijn geen baten beschikbaar om de vorderingen te voldoen. Dit betekent dat er geen sprake is van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [Nummer]
uitspraakdatum: 15 januari 2021
Bij vonnis van deze rechtbank van 7 oktober 2019 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam]
[adres]
[woonplaats]
schuldenaar,
bewindvoerder: M. den Uil.

1.De procedure

Uit het proces-verbaal van het verhoor met de rechter-commissaris d.d.16 oktober 2020 blijkt dat schuldenaar op die datum niet verschenen is. In het proces-verbaal staat dat, indien schuldenaar geen contact opneemt met de bewindvoerder, een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling zal worden ingediend.
De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 23 oktober 2020 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder is telefonisch gehoord ter terechtzitting van 4 december 2020 met toepassing van de Tijdelijk Afwijkende Regeling Insolventiezaken rechtbanken vanwege de bijzondere omstandigheden door de Coronacrisis (TARIC). Schuldenaar is niet ter zitting verschenen. Uit de gemeentelijke basisadministratie is daarna gebleken dat schuldenaar is verhuisd. De terechtzitting is daarom aangehouden tot 8 januari 2021 en schuldenaar is voor die zitting opgeroepen op beide adressen.
De bewindvoerder is telefonisch gehoord ter terechtzitting van 8 januari 2021 met toepassing van TARIC. Schuldenaar is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, weer niet ter zitting verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De standpunten

De bewindvoerder heeft in haar voordracht tot tussentijdse beëindiging en in de laatste stand van zaken (verslag 3 d.d. 7 december 2020) aangevoerd dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de informatieplicht.
Daarnaast heeft schuldenaar na toepassing van de schuldsaneringsregeling diverse nieuwe schulden laten ontstaan, die een totaalbedrag van € 2.691,70 vertegenwoordigen. De schulden zijn ontstaan bij de volgende schuldeisers:
  • GGN inzake DSW € 285,70;
  • CJIB € 1.209,00 (ontstaan 8-11-2019;
  • CJIB € 609,00 (ontstaan 20-5-2020);
  • Belastingdienst inzake Y94 € 333,00;
  • Belastingdienst inzake ZT 2019 € 255,00.
Door het ontbreken van de gevraagde informatie kan voorts de hoogte van de boedelachterstand niet worden vastgesteld.
Ter zitting heeft de bewindvoerder verklaard dat schuldenaar op 4 november 2020 middels het online-cliëntenportal van het kantoor van de bewindvoerder een boedelafdracht van € 201,93 heeft verricht waardoor het boedelsaldo thans € 2.536,56 bedraagt.
De bewindvoerder heeft desgevraagd verklaard dat zij na indiening van het derde vervolgverslag d.d. 7 december 2020 geen contact meer heeft gehad met schuldenaar. Het telefoonnummer van schuldenaar is geblokkeerd en er is geen ander telefoonnummer beschikbaar gesteld.
De bewindvoerder ziet zich daarom genoodzaakt haar advies om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen te handhaven.

3.De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar als doel een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 159.766,14
niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Om de schuldsaneringsregeling doeltreffend te doorlopen, wordt van de schuldenaar een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenaar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van één of meer verplichtingen gedurende de looptijd van de schuldsaneringsregeling en overweegt daartoe als volgt.
Schuldenaar heeft, zoals in verslag 3 is uiteengezet, de bewindvoerder niet geïnformeerd, er worden geen maandelijks inlichtingen aangeleverd. Schuldenaar heeft in de afgelopen maanden onvoldoende aan de boedel afgedragen. De precieze boedelachterstand kan niet worden vastgesteld door het ontbreken van de vereiste informatie. Verder heeft schuldenaar bovenmatige nieuwe schulden laten ontstaan voor een bedrag van minimaal € 2.691,70.
Uit raadpleging van de gemeentelijke basisadministratie na de zitting van 8 januari 2021 blijkt bovendien dat schuldenaar sinds 3 september 2020 niet langer geregistreerd staat als ingezetene van Nederland. Ervan uitgaande dat die informatie juist is, is dit gedrag eveneens een grond om de schuldsanering ten aanzien van schuldenaar tussentijds te beëindigen. Daarbij komt dat schuldenaar de bewindvoerder niet heeft geïnformeerd over deze verhuizing. Daarmee heeft schuldenaar de in de schuldsaneringsregeling geldende informatieverplichting geschonden en de bewindvoerder verhinderd haar controlerende taak uit te oefenen.
Schuldenaar is niet ter terechtzitting verschenen en heeft daarmee geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om feiten en omstandigheden aan te voeren die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.
Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenaar niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat schuldenaar, in elk geval na het huisbezoek van de bewindvoerder en de oproep voor het verhoor met de rechter-commissaris d.d. 23 september 2020 van de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling goed op de hoogte moet zijn geweest.
Bovengenoemde tekortkomingen vormen dan ook voldoende aanwijzing dat bij schuldenaar de van hem te vergen actieve houding, die leidt tot een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling, ontbreekt. De genoemde tekortkomingen, die niet als geringe tekortkoming buiten beschouwing kunnen blijven, zijn naar het oordeel van de rechtbank zodanig ernstig en verwijtbaar, dat toepassing van de schuldsaneringsregeling daarom zal worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c, d en e Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 2.261,29;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van mr. K. de Ridder, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 januari 2021. [1]
De griffier is buiten staat dit vonnis mede
te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.