Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.De procedure
2.De standpunten
- GGN inzake DSW € 285,70;
- CJIB € 1.209,00 (ontstaan 8-11-2019;
- CJIB € 609,00 (ontstaan 20-5-2020);
- Belastingdienst inzake Y94 € 333,00;
- Belastingdienst inzake ZT 2019 € 255,00.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 januari 2021 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar. De schuldenaar, die onder bewind stond van M. den Uil, heeft verzuimd om de bewindvoerder te informeren over zijn verhuizing naar het buitenland. Dit gebrek aan communicatie heeft geleid tot een onduidelijkheid over de boedelachterstand, die niet kon worden vastgesteld door het ontbreken van de vereiste informatie. De bewindvoerder heeft op 4 december 2020 en 8 januari 2021 ter zitting verklaard dat de schuldenaar niet is verschenen en dat er geen contact meer is geweest. De schuldenaar heeft bovendien nieuwe schulden laten ontstaan ter hoogte van € 2.691,70, wat in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet aan zijn informatieplicht heeft voldaan en dat hij onvoldoende heeft bijgedragen aan de boedel. De rechtbank oordeelt dat de tekortkomingen van de schuldenaar ernstig en verwijtbaar zijn, en dat deze tekortkomingen een actieve houding van de schuldenaar in de uitvoering van de schuldsaneringsregeling in de weg staan. De rechtbank heeft daarom besloten om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen op grond van artikel 350, derde lid, onder c, d en e van de Faillissementswet.
De rechtbank heeft tevens het salaris van de bewindvoerder vastgesteld, maar er zijn geen baten beschikbaar om de vorderingen te voldoen. Dit betekent dat er geen sprake is van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.