ECLI:NL:RBROT:2021:3636

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
23 april 2021
Zaaknummer
9054138
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst na burgemeesterssluiting in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 april 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Havensteder en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De procedure volgde op een burgemeesterssluiting van de woning die [gedaagde] huurde, na de ontdekking van een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs en contant geld in de woning. De burgemeester van Capelle aan den IJssel had op basis van artikel 13b van de Opiumwet besloten de woning tijdelijk te sluiten, wat Havensteder de mogelijkheid gaf om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Havensteder voldoende spoedeisend belang had bij haar vordering tot ontruiming van de woning. De rechter oordeelde dat de combinatie van de aangetroffen drugs en het grote bedrag aan contant geld voldoende aanleiding gaf om aan te nemen dat [gedaagde] zich bezighield met drugshandel. Ondanks het verweer van [gedaagde], dat hij de drugs voor eigen gebruik had en het geld afkomstig was van zijn onderneming, oordeelde de kantonrechter dat Havensteder in redelijkheid gebruik had kunnen maken van haar bevoegdheid om de huurovereenkomst te ontbinden. De vordering tot ontruiming werd toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor [gedaagde] om de woning te verlaten. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] onmiddellijk aan de veroordeling moest voldoen, ook als hij in hoger beroep zou gaan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 9054138 VV EXPL 21-90
uitspraak: 26 april 2021
vonnis in kort geding van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
de stichting
Stichting Havensteder,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: (thans) mr. E. de Jong te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Moghni te Rotterdam.
Partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1..De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
• de dagvaarding met 10 producties van 16 maart 2021;
• de in aanvulling daarop door Havensteder overgelegde productie 11;
• de door [gedaagde] overgelegde beschikking van 14 januari 2021;
• de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak op
12 april 2021.

2..De feiten

De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten:
2.1
[gedaagde] huurt sinds 2012 van Havensteder de woning op [adres].
2.2
De burgemeester van Capelle aan den IJssel schrijft in een brief aan Havensteder van 15 december 2020, voor zover nu van belang:
Aanleiding
Op 23 november 2020 heeft de politie mij geïnformeerd dat zij op 6 oktober 2020 de woning aan [adres] is binnengetreden. Tijdens de doorzoeking van de woning heeft de politie middelen aangetroffen genoemd op lijst II van de Opiumwet. Uit het Kadaster is mij gebleken dat u de eigenaar bent van de woning.
Bevoegdheid tot het opleggen van last onder bestuursdwang
Op grond van artikel 13b Opiumwet ben ik bevoegd een woning tijdelijk te sluiten indien dergelijke middelen worden verkocht, geleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. In mijn
Beleidsregel artikel 13b Opiumwet Capelle aan den IJssel 2019heb ik aangegeven hoe ik deze bevoegdheid zal effectueren. Uitgangspunt is onder meer dat een woning waarin een handelshoeveelheid softdrugs is aangetroffen, bij een eerste constatering wordt gesloten voor een periode van 3 maanden.
(…)
Afzien van een waarschuwing
Voor ik overga tot het sluiten overweeg ik altijd eerst of ik kan volstaan met het geven van een waarschuwing.
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als er sprake is van een geringe overschrijding van de gebruikershoeveelheid. Daarvan is hier echter geen sprake. De in de woning aangetroffen hoeveelheid drugs overstijgt de gehanteerde gebruikershoeveelheid van 5 gram softdrugs ruimschoots. Ik heb daarom besloten af te zien van het geven van een waarschuwing.
Overwegingen
Volgens de politie is in de woning 244,1 gram henneptoppen aangetroffen. Daarnaast werd er € 10.425,- aan contant geld gevonden, waaronder zes biljetten van € 500,-.
(…)
De huurder stelt een fervent hennepgebruiker te zijn en groot in te hebben gekocht. Een vriend van hem heeft hierover een verklaring afgelegd. Aan deze verklaring ken ik geen doorslaggevende betekenis toe nu deze niet van een objectieve bron afkomstig is en niet op juistheid is te verifiëren.
Uitgangspunt is dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel, hetgeen op zichzelf al een belang bij sluiting oplevert, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd.
Blijkens de politierapportage zijn er meerdere registraties dat de huurder eerder met verdachte opium gerelateerde omstandigheden werd gecontroleerd.
De huurder geeft aan dat het aangetroffen contante geldbedrag afkomstig is uit zijn onderneming. Hij heeft dit echter niet aannemelijk gemaakt met bijvoorbeeld facturen of bonnetjes. Uit jurisprudentie blijkt verder dat het een feit van algemene bekendheid is dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld in doorgaans grote coupures, terwijl coupures van € 500,- in het normale betalingsverkeer een zeldzaamheid zijn (…). Bij het aantreffen van een grote hoeveelheid geld kan worden aangenomen dat er sprake is van feitelijke handel in of vanuit de woning (…).
De huurder stelt bij sluiting van de woning niet terecht te kunnen bij anderen. De gemeente heeft aangeboden om Stichting Welzijn Capelle contact met hem op te laten nemen omdat zij voor de gemeente het maatschappelijk werk uitvoeren en hem zouden kunnen helpen met schulddienstverlening of het in kaart brengen van zijn netwerk. De huurder meent dat hij al de nodige hulpverlening ontvangt en acht het niet noodzakelijk om Welzijn Capelle te betrekken.
Gelet op bovenstaande ken ik meer gewicht toe aan het algemeen belang van een veilige omgeving voor ieder bij tijdelijke sluiting van de woning dan aan uw persoonlijke belang om de woning te kunnen blijven verhuren.
Besluit
Op grond van artikel 13b Opiumwet leg ik u een last onder dwangsom op, inhoudende het sluiten van de woning aan [adres] voor een periode van 3 maanden vanaf 2 januari 2021 tot en met 1 april 2021.
2.3
Havensteder schrijft in een brief aan [gedaagde] van 24 december 2020, voor zover nu van belang:
Sinds 4 december 2012 huurt u van Havensteder de woning gelegen aan [adres]. Op 15 december 2020 is ingevolge artikel 13b van de Opiumwet op last van de burgemeester van Capelle aan den IJssel besloten voornoemde woning op 2 januari 2021 voor de duur van 3 maanden te sluiten.
Op basis van deze zogenoemde burgemeesterssluiting ontbinden wij per direct de huurovereenkomst met u buitengerechtelijk op grond van artikel 7:231 lid 2 in combinatie met artikel 7:267 BW.
2.4
[gedaagde] heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester om de woning te sluiten. Hij heeft de bestuursrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen. De bestuursrechter heeft dit op 15 januari 2021 afgewezen en daarbij voor zover nu van belang het volgende overwogen:
12.3 [
De burgemeester] heeft de voorliggende situatie als een ernstig geval mogen aanmerken, nu de aangetroffen hoeveelheid softdrugs de in het beleid genoemde grens van 30 gram ruimschoots overschrijdt. Hoewel de burgemeester in deze concrete situatie niet heeft vastgesteld dat feitelijk drugs in of vanuit de woning werden verhandeld en er geen sprake is van antecedenten – hoewel wel sprake is van meerdere registraties dat verzoeker met verdachte opium gerelateerde omstandigheden werd gecontroleerd – is wel een geldbedrag van € 10.445,-, waaronder zes briefjes van € 500,- in de woning aangetroffen. Het is niet gebruikelijk om zo’n groot bedrag aan contant geld thuis te bewaren en daarnaast is het een bekend feit dat dergelijke briefjes van € 500,- vaak in het criminele circuit worden gebruikt. Gelet hierop heeft verweerder aannemelijk mogen achten dat de woning een rol vervulde binnen de keten van drugshandel. Verzoeker heeft niet met facturen/bonnen aannemelijk gemaakt dat het bedrag/de biljetten afkomstig zijn van zijn onderneming. De noodzaak van de sluiting is gelet op het vorenstaande gegeven.
(…)
15. Op grond van het tweede lid van artikel 8 EVRM is inmenging van enig openbaar gezag in de uitoefening van het in het eerste lid neergelegde recht op respect voor privéleven, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie toegestaan, voor zover deze bij de wet voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor, onder meer, het voorkomen van strafbare feiten of het beschermen van de rechten van anderen. De bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting is neergelegd in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet en daarom bij de wet voorzien. Volgens de bestuurlijke rapportage is in de woning een hoeveelheid softdrugs aangetroffen die de toegestane gebruikshoeveelheid in zeer ruime mate overschrijdt. Daarnaast heeft de politie een groot geldbedrag aangetroffen waaronder meerdere biljetten van € 500,0. Gelet op deze omstandigheden kon verweerder de sluiting van de woning gedurende drie maanden noodzakelijk achten ter voorkoming van strafbare feiten en ter bescherming van de rechten van anderen.
2.5
De feitelijke sluiting van de woning is ingegaan op 29 januari 2021 en duurt tot en met 28 april 2021. Havensteder deelt [gedaagde] in haar brief van 1 februari 2021 (nogmaals) mee dat zij de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbindt.

3..Het geschil

3.1
Havensteder vordert [gedaagde] ertoe te veroordelen de woning die hij van haar huurt te ontruimen, primair omdat Havensteder de huurovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden heeft, subsidiair omdat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst.
3.2
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering.
3.3
Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee Havensteder en [gedaagde] de vordering en het verweer daartegen onderbouwen.

4..De beoordeling

4.1
Havensteder stelt voldoende om aan te nemen dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Haar vordering kan daarom in kort geding in behandeling worden genomen.
4.2
De burgemeester van Capelle aan den IJssel heeft de woning die [gedaagde] huurt van Havensteder op grond van artikel 13b Opiumwet gesloten. Deze burgemeesterssluiting geeft Havensteder op grond van artikel 7:231 lid 2 Burgerlijk Wetboek de bevoegdheid om de huurovereenkomst tussen haar en [gedaagde] buitengerechtelijk te ontbinden en van deze bevoegdheid heeft Havensteder gebruik gemaakt. Dit betekent dat tussen Havensteder en [gedaagde] op dit moment in principe dus geen huurovereenkomst meer bestaat.
4.3
Havensteder heeft op grond van de wet dus de bevoegdheid de huurovereenkomst met [gedaagde] te ontbinden als de burgemeester de woning sluit. Beoordeeld moet echter nog wel worden of het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is dat Havensteder van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. De kantonrechter is van oordeel van niet. Havensteder mocht in redelijkheid gebruik maken van haar bevoegdheid. Feit is immers dat in de woning die [gedaagde] huurt een hoeveelheid drugs is aangetroffen die de toegestane gebruikershoeveelheid van 5 gram ruimschoots overschrijdt. Dit is op zichzelf al reden genoeg om de vraag te stellen waarmee [gedaagde] zich bezighoudt, maar in deze zaak komt hierbij dat ook een groot bedrag aan contant geld is aangetroffen, waaronder meerdere briefjes van € 500,00 die niet gebruikelijk zijn in het normale betalingsverkeer. [gedaagde] bagatelliseert de kwestie (het was slechts hennepgruis, het was een buitenkansje dat ik dit gruis voor eigen gebruik kon kopen, het geld is van de zaak), maar gedegen onderbouwing van wat hij stelt ontbreekt. De combinatie van de hoeveelheid drugs en het aangetroffen bedrag aan contant geld, maakt het in ieder geval aannemelijk dat [gedaagde] zich bezighoudt met drugshandel. Havensteder wil niet dat dit in of vanuit haar woningen gebeurt en dit is een te begrijpen standpunt. Dat het beslag op het geld inmiddels opgeheven is, betekent niet per definitie dat het geen drugsgeld is. De kantonrechter ziet het belang dat [gedaagde] heeft bij het behoud van zijn woning, mede gelet op het recht dat hij op grond van artikel 8 EVRM heeft, maar dit recht is niet onbeperkt. Het belang dat Havensteder er, met name ook tegenover haar overige huurders, bij heeft de wijk leefbaar te houden, weegt zwaarder.
4.4
De kantonrechter is gelet op het voorgaande van oordeel dat de vordering tot ontruiming in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat het gerechtvaardigd is daar in dit kort geding op vooruit te lopen door die vordering nu al toe te wijzen. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld tot ontruiming van de woning. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na het wijzen van dit vonnis.
4.5
Omdat de vordering op de primaire grond (burgemeesterssluiting) toegewezen wordt, hoeft de subsidiaire grond (tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst) niet besproken te worden.
4.6
[gedaagde] is de in het ongelijk gestelde partij. Hij wordt daarom veroordeeld in de kosten van de procedure.
4.7
Dit vonnis wordt zoals Havensteder vordert ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis, [gedaagde] wel alvast aan de veroordelingen moet voldoen.

5..De beslissing

De kantonrechter,
recht doende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na het wijzen van dit vonnis de woning die hij huurt van Havensteder aan [adres] te ontruimen met alle personen en zaken die zich vanwege hem daar bevinden en de woning onder overgave van de sleutels ter beschikking van Havensteder te stellen;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de kant van Havensteder vastgesteld op € 108,22 aan dagvaardingskosten, € 507,00 aan griffierecht en
€ 498,00 aan salaris voor haar gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
686