In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd bijgestaan door raadsman mr. J.T.H.M. Mühren. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van de (verlengde) invoer van cocaïne, met een hoeveelheid van ongeveer 743 kilogram, in de periode van 22 juli 2020 tot en met 4 augustus 2020. De officier van justitie, mr. N. Coenen, heeft vrijspraak gevorderd van het ten laste gelegde feit. Na het onderzoek op de terechtzitting, waarbij de rechtbank op 16 februari 2021 de zaak heeft behandeld, kwam de rechtbank tot de conclusie dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend was bewezen. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van de beschuldigingen.
Daarnaast werd er een beslissing genomen over de in beslag genomen voorwerpen. De rechtbank heeft gelast dat de cargocard van een bedrijf, die in beslag was genomen, aan de verdachte wordt teruggegeven. Voor de in beslag genomen mobiele telefoon werd geen beslissing genomen, omdat hierover al overeenstemming was bereikt tijdens de terechtzitting. De verdachte heeft toegezegd afstand te doen van deze telefoon, wat door de officier van justitie is geaccepteerd. Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de griffier buiten staat waren om het vonnis mede te ondertekenen.