ECLI:NL:RBROT:2021:3541

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
8982346 CV EXPL 21-3003
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling uit een dienstenovereenkomst met betrekking tot redactie en sales

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eenmanszaak, handelend onder de naam [handelsnaam], en een besloten vennootschap, [gedaagde]. De eiseres vorderde betaling van een bedrag van € 1.043,63, inclusief wettelijke rente, voor geleverde diensten aan de gedaagde partij. De eiseres had op 22 juni 2020 een factuur gestuurd voor een bedrag van € 907,50, maar de gedaagde had dit bedrag ondanks meerdere aanmaningen niet betaald. De eiseres stelde dat er een dienstenovereenkomst was gesloten, waarbij zij voor € 1.500,- exclusief btw per maand haar diensten zou verlenen. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat betaling pas verschuldigd was nadat de door eiseres binnengebrachte klanten hadden betaald.

De kantonrechter oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de gedaagde € 907,50 diende te betalen voor de geleverde diensten. De gedaagde had niet voldoende onderbouwd dat het bedrag niet opeisbaar was, ondanks haar claim dat zij afhankelijk was van betalingen van haar klanten. De rechter wees de vordering van eiseres toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk aan de veroordelingen moest voldoen, ook als er hoger beroep werd ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 8982346 CV EXPL 21-3003
uitspraak: 23 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[eiseres] ,handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: [naam gemachtigde] ,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: De Ruijter & Willemsen,
Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’.

1..Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 7 januari 2021, met bijlagen;
het antwoord van [gedaagde] ;
het tussenvonnis van 8 februari 2021 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
de aantekening dat de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 maart 2021.
Hoewel behoorlijk opgeroepen is [gedaagde] niet op de mondelinge behandeling verschenen. Het vonnis is bepaald op heden.

2..De vaststaande feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken, staat het volgende tussen partijen vast.
2.1
[eiseres] is een eenmanszaak die onder meer werkzaam is in sales en de ondersteuning, adviesverlening en het schrijven van redactionele stukken ten behoeve van film- en tv-productie.
2.2
[gedaagde] is een besloten vennootschap die werkzaam is in de productie van televisieprogramma’s.
2.3
[eiseres] heeft diensten geleverd aan [gedaagde] in de vorm van redactie en sales, en heeft hiervoor op 22 juni 2020 een factuur gestuurd aan [gedaagde] voor een bedrag van € 907,50 inclusief btw.
2.4
[gedaagde] heeft, ondanks meerdere aanmaningen, dit bedrag tot op heden niet betaald aan [eiseres] .

3..Het geschil

3.1
[eiseres] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling aan [eiseres] van een bedrag van € 1.043,63, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 907,50 vanaf 6 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten.
3.2
[eiseres] legt aan haar vordering tot betaling nakoming van de verbintenissen uit de overeenkomst ten grondslag. Partijen zijn overeengekomen dat [eiseres] voor € 1.500,- exclusief btw per maand haar diensten zou verlenen aan [gedaagde] . Omdat [eiseres] deze diensten twee weken heeft uitgevoerd heeft zij slechts die weken in rekening gebracht bij [gedaagde] . Dit komt neer op een bedrag van € 750,- exclusief btw (€ 907,50 inclusief btw). [gedaagde] is tevens buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente verschuldigd.
3.3
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Daarop zal – voor zover van belang – hierna worden ingegaan.

4..De beoordeling

4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat er tussen hen sprake was van een dienstenovereenkomst, dat [eiseres] de overeengekomen diensten heeft geleverd en dat [gedaagde] op enig moment [eiseres] € 907,50 inclusief btw zou moeten betalen voor de door haar geleverde diensten.
4.2
[gedaagde] betwist de vordering en voert in dit kader het volgende aan. De afspraak is dat [gedaagde] pas dient te betalen als de door [eiseres] binnengebrachte klant heeft betaald. [gedaagde] heeft dit geld namelijk nodig om [eiseres] te kunnen betalen. Omdat de door [eiseres] binnengebrachte klanten (nog) niet hebben betaald, hoeft [gedaagde] dit ook (nog) niet te toen. Hier staat het volgende, door [eiseres] gestelde, tegenover. Ter zitting verklaart [eiseres] dat [gedaagde] voor haar diensten omgerekend € 375,- exclusief btw per week zou betalen, ongeacht het betalingsgedrag van de door haar binnengebrachte klanten. [eiseres] heeft tevens een aanvullende productie in het geding gebracht, waaruit blijkt dat een door haar aangedragen klant de helft van haar factuur aan [gedaagde] heeft betaald op 13 augustus 2020. Ook op het door [eiseres] gestelde ultimatum van 22 augustus 2020 heeft [gedaagde] nagelaten [eiseres] (deels) te vergoeden voor haar diensten.
4.3
Als volgt wordt overwogen. Met het door [eiseres] gestelde is voldoende komen vast te staan dat partijen een overeenkomst hadden en dat [gedaagde] [eiseres] € 907,50 diende te betalen voor haar diensten. [gedaagde] heeft betwist dat dit bedrag al opeisbaar is, nu de klanten volgens haar nog niet betaald hebben. [gedaagde] heeft echter nagelaten deze betwisting nader te motiveren met feiten en/of omstandigheden. Daar komt bij dat een van de klanten van [gedaagde] blijkbaar wel een (deel)betaling heeft verricht, maar dat deze nimmer is doorbetaald aan [eiseres] . Tot slot heeft [eiseres] whatsappberichten van [gedaagde] in het geding gebracht, waarin [gedaagde] verklaart dat zij probeert te betalen, maar dat zij hierin afhankelijk is van haar klanten. Er lijkt hier sprake te zijn van betalingsonmacht van [gedaagde] , in plaats van het nakomen van een door partijen gemaakte afspraak. Deze (mogelijke) betalingsonmacht dient echter voor rekening en risico van [gedaagde] te vallen. Het verweer van [gedaagde] zal daarom worden verworpen. De vordering zal worden toegewezen.
4.4
De gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen, nu daartegen geen nader verweer is gevoerd.
4.5
[eiseres] maakt tevens aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gebleken is dat voldaan is aan de wettelijke vereisten, zodat ook het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
4.6
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.7
Dit vonnis wordt zoals [eiseres] vordert ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] aan de veroordelingen moet voldoen en dat zij de aan [eiseres] toegekende vergoeding moet betalen aan [eiseres] , ook als in hoger beroep wordt gegaan tegen dit vonnis. Voor zover dit mogelijk zou zijn.

5..De beslissing

De kantonrechter
:
veroordeelt [gedaagde] aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 1.043,63, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over een bedrag van € 907,50 vanaf 6 juli 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] vastgesteld op € 240,- aan griffierecht, € 88,27 aan dagvaardingskosten en € 124,- (1 punt x € 124,- per punt) aan salaris voor de gemachtigde;
en indien [gedaagde] niet binnen 14 dagen na vandaag vrijwillig aan het vonnis heeft voldaan, te vermeerderen met € 62,- aan salaris en een bedrag aan betekeningskosten onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.P. van Gastel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
44236