ECLI:NL:RBROT:2021:3525

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
10/750184-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor bezit kinderpornografisch materiaal en veroordeling voor poging tot ontucht met een virtuele minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het bezit van kinderpornografisch materiaal en het plegen van ontucht met een virtuele minderjarige. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het bezit van kinderpornografisch materiaal, omdat niet bewezen kon worden dat hij op of omstreeks de tenlastegelegde datum de beschikkingsmacht had over de afbeeldingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om het materiaal zichtbaar te maken, wat essentieel is voor de bewezenverklaring van het bezit. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan het bezit van dit materiaal, maar de rechtbank volgde deze redenering niet.

Echter, de rechtbank vond het wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een poging tot ontucht. De verdachte had in de periode van 15 tot en met 30 april 2019 advertenties geplaatst op een datingsite, waarin hij op zoek was naar een jong meisje. Hij had contact gehad met een virtuele creatie die zich voordeed als een minderjarige en had beloofd geld te betalen voor seksuele handelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelen een begin van uitvoering had gemaakt van het voorgenomen misdrijf, ondanks dat de ontmoeting niet had plaatsgevonden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 120 dagen, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/750184-19
Datum uitspraak: 14 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. L.M. Verkuil, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Blom heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 118 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2 (bezit kinderpornografisch materiaal)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het onder 2 tenlastegelegde feit kan wettig en overtuigend worden bewezen. Na de aanhouding van de verdachte op 30 april 2019 zijn gegevensdragers in beslag genomen. Op deze gegevensdragers is kinderpornografisch materiaal aangetroffen: 45 foto’s en 8 video’s. Op grond van de uitspraak van het Hof van Amsterdam is het uitgangspunt dat de eigenaar/houder van een gegevensdrager wetenschap heeft van de bestanden die zich daarop bevinden, behoudens sterke aanwijzingen van het tegendeel. Van dergelijke sterke aanwijzingen is hier geen sprake. De verdachte is de enige gebruiker van zijn computer. De verdachte heeft ook opzet gehad op het bezit hiervan, gelet op de handelingen die met de afbeeldingen zijn verricht.
4.1.2.
Beoordeling
Na de aanhouding van de verdachte op 30 april 2019 zijn in zijn woning aan [adres verdachte] te [woonplaats verdachte] gegevensdragers aangetroffen en in beslag genomen. Verbalisanten hebben een nader onderzoek ingesteld in het ter beoordeling aangeboden materiaal op drie harddisks die zich in een desktopcomputer bevonden. Hierop werden 146.784 afbeeldingen aangetroffen. Van die afbeeldingen zijn er 53 als kinderpornografisch gedefineerd, te weten 45 foto’s en 8 video’s.
De 45 foto’s bevinden zich in de categorie ‘other’, waarbij het gaat om zogenoemde thumbnails in een (verborgen) thumbnail-databasebestand. Een thumbnail is een verkleinde weergave van een afbeeldingsbestand (foto of video). Het besturingssysteem gebruikt thumbnails om snel een overzicht te kunnen tonen van op een gegevensdrager opgeslagen afbeeldingen en/of videobestanden. Als een afbeelding of video wordt verwijderd, wordt de bijbehorende thumbnail in principe niet verwijderd en blijft deze behouden. Het verborgen databasebestand waar de thumbnails in zijn opgeslagen, is alleen met hiervoor bestemde software te benaderen. Voor de aangetroffen video’s, die zich bevinden in de categorie ‘deleted’, geldt dat ook deze niet zijn te benaderen zonder speciale software. De hiervoor genoemde benodigde software is op 30 april 2019 niet aangetroffen op de gegevensdragers.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het voorgaande niet bewezen kan worden dat de verdachte, op of omstreeks de tenlastegelegde datum, de 53 pornografische afbeeldingen (45 foto’s en 8 video’s) in bezit heeft gehad. Om aan te kunnen nemen dat de verdachte opzettelijk kinderpornografisch materiaal in bezit had, moet een zekere beschikkingsmacht bij de verdachte komen vast te staan: hij moet in staat zijn om het op een gegevensdrager opgeslagen kinderpornografisch materiaal zichtbaar te maken. Dat is blijkens het procesverbaal ten aanzien van de hiervoor bedoelde foto’s en video’s niet het geval. Dit leidt tot de slotsom dat de verdachte die afbeeldingen en video’s op of omstreeks 30 april 2019 niet in bezit heeft gehad in de zin van artikel 240b, eerste lid, Wetboek van Strafrecht.
De redenering van de officier van justitie dat de verdachte de bedoelde afbeeldingen ooit in bezit moet hebben gekregen, omdat er sprake zou zijn geweest van bewuste handelingen ten aanzien van deze afbeeldingen, is op zichzelf te volgen. Dit sluit bovendien aan op de verklaring van de verdachte ter zitting dat hij eerst per ongeluk op websites met kinderporno terecht kwam en later actief naar kinderporno zocht. Deze redenering kan alleen niet leiden tot een bewezenverklaring van het in bezit hebben van die afbeeldingen op of omstreeks 30 april 2019 zoals nu ten laste is gelegd. Immers kan niet vastgesteld worden dat de afbeeldingen op of rond die datum toegankelijk waren voor de gebruiker van de gegevensdragers.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit en daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant kreeg na het zien van de advertenties die de verdachte had geplaatst het vermoeden dat deze persoon wilde betalen voor seks met een (jong) meisje. In dit stadium was echter nog geen redelijk vermoeden van een strafbaar feit, zodat voor de inzet van actieve en bijzondere middelen (een lokpuber) geen reden aanwezig was. Daarnaast kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat de opzet van de verdachte was gericht op het verleiden van een minderjarige (creatie) tegen betaling. In deze zaak ontbreekt namelijk een deugdelijke virtuele creatie, omdat sprake is geweest van een actieve en gerichte inzet van een ongeoorloofd middel tot uitlokking. Door de actieve benadering van van de verdachte door de virtuele creatie is de verdachte uitgelokt tot meer dan waarop zijn eigen opzet van tevoren was gericht. Verder heeft de verdachte geen handelingen verricht of beloften gedaan om de creatie te bewegen iets te doen, dit heeft de creatie zelf voorgesteld. Tot slot heeft de verdachte slechts de opzet gehad op een fysieke ontmoeting met iemand van minimaal 18 jaar. Hij hoefde redelijkerwijs niet te vermoeden dat de persoon met wie hij sprak minderjarig was. Als hij bij het ontmoeten van zijn afspraak had gezien dat die persoon minderjarig was, had hij nog van de afspraak kunnen afzien. Van die fysieke afspraak is het niet gekomen, zodat de verdachte de kans op een vrijwillige terugtred is ontnomen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en wat ter terechtzitting is besproken, uit van de volgende feiten.
De verdachte heeft in de periode van 15 april 2019 tot en met 23 april 2019 vijf advertenties op de datingsite Expreszo geplaatst met onder andere de volgende titels: ‘Meid van 16 gezocht’, ‘Jong subje gezocht’ en ‘Leuk meisje gezocht voor paydate’. Naar aanleiding hiervan is bij de verbalisant het vermoeden ontstaan dat de persoon die deze advertenties heeft geplaatst seks wilde hebben met een jong meisje en daar al dan niet voor wilde betalen. Door middel van een virtuele creatie genaamd ‘ [naam virtuele creatie] ’ werd er gereageerd op een van de geplaatste advertenties en hebben tussen de verdachte en ‘ [naam virtuele creatie] ’ meerdere chatgesprekken plaatsgevonden. ‘ [naam virtuele creatie] ’ heeft tijdens deze gesprekken bijna direct verklaard dat zij 16 jaar oud is, waarop de verdachte heeft gereageerd dat dit mooi is. De verdachte heeft onder andere gevraagd of ‘ [naam virtuele creatie] ’ geschoren is, wat voor cupmaat zij heeft en wanneer zij eventueel zou kunnen. Daarnaast heeft de verdachte aangegeven van welke seksuele handelingen hij houdt en dat hij er € 100,- voor over heeft om (deze) seksuele handelingen met haar te verrichten. Verder heeft de verdachte tegen ‘ [naam virtuele creatie] ’ gezegd dat ze met de trein naar [plaats] kan komen, dat hij zin heeft om haar lekker te likken en dat hij haar kan ophalen bij het station. Afgesproken is dat zij elkaar op 30 april 2019 zouden ontmoeten, waarbij de verdachte bevestigt dat ‘ [naam virtuele creatie] ’ voor de handelingen € 100,- zal ontvangen en dat hij voor een condoom zal zorgen.
De verdachte wordt op de afgesproken locatie op 30 april 2019 aangehouden. In zijn portemonnee, die bij hem thuis wordt aangetroffen, bevinden zich 5 briefjes van € 20,- en een condoom. De verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat het geld en de condoom waren bedoeld voor ‘ [naam virtuele creatie] ’.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte door beloften van geld ‘ [naam virtuele creatie] ’ (zijnde een virtuele creatie), die zich voordeed als iemand die de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, heeft bewogen om seksuele handelingen met hem te plegen.
Redelijk vermoeden van schuld
Voor zover de verdediging heeft bedoeld dat met het (naar haar mening ten onrechte) inzetten van een (om die reden ondeugdelijke) virtuele creatie sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering, merkt de rechtbank op dat de verdediging dit niet als zodanig heeft verwoord, niets heeft aangevoerd over het belang van voormeld geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het daardoor veroorzaakte nadeel, noch een juridische conclusie aan haar stellingen heeft verbonden. Reeds om die reden wordt het verweer als onvoldoende onderbouwd afgewezen. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat er wel een redelijk vermoeden van schuld aanwezig kon worden geacht, zodat de politie gerechtigd was om de virtuele creatie in te zetten. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de teksten van de door de verdache geplaatste advertenties – onafhankelijk van elkaar, maar zeker in onderlinge samenhang bezien – hiertoe voldoende aanleiding vormden.
Opzet op het tenlastegelegde
De verdachte heeft de bovengenoemde advertenties geplaatst op een website waar deze advertenties voor iedereen zichtbaar waren. De verdachte was hierbij op zoek naar een “meid” van 16 jaar en/of wilde betalen voor een seks date met een “meisje”. De verdachte heeft door het plaatsen van deze advertenties – gezien de bewoordingen - bij uitstek een jong meisje uitgenodigd om te reageren. Deze reactie is vervolgens gekomen van de virtuele creatie ‘ [naam virtuele creatie] ’. ‘ [naam virtuele creatie] ’ heeft zich nagenoeg direct voorgedaan als een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, door onder andere te schrijven “ik ben 16 jaar” en te vermelden dat zij tegen haar moeder zal zeggen dat ze bij een vriendin is. De verdachte heeft hier positief op gereageerd en is doorgegaan met het maken van een seksafspraak.
Voorgenoemde gedragingen – de combinatie van de inhoud van de advertenties en wat de verdachte schrijft tijdens de chatgesprekken – zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de voltooiing van het delict dat bestaat in het opzettelijk bewegen van een persoon waarvan de verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, tot het plegen van ontuchtige handelingen. Die gedragingen moeten dus worden aangemerkt als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf van art. 248a Sr. De verdachte is door het inzetten van de virtuele creatie niet uitgelokt tot meer dan waarop zijn eigen opzet van tevoren was gericht.
Het verweer van de verdediging dat de verdachte de kans is ontnomen op een vrijwillige terugtred bij een fysieke ontmoeting door de inzet van een virtuele creatie slaagt niet, nu dit geen vereiste is voor het inzetten van een dergelijk middel.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 15 april 2019 tot en met 30 april 2019 te
[plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door beloften van geld “ [naam virtuele creatie] ” (zijnde een virtuele creatie van een persoon
die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, die zich voordoet
als een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt),
waarvan verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van
achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige
handelingen met hem te plegen, opzettelijk:
- met die “ [naam virtuele creatie] ” via internet meermalen contact heeft gezocht;
- met die “ [naam virtuele creatie] ” chatgesprekken heeft gevoerd waarin hij onder
meer heeft gevraagd of ze geschoren is en wat voor cupmaat zij heeft en
wanneer zij eventueel zou kunnen;
- tegen die “ [naam virtuele creatie] ” in chatgesprekken heeft aangegeven van welke
seksuele handelingen hij houdt en dat hij er 100 EURO voor over heeft om
seksuele handelingen met haar te verrichten;
- tegen die “ [naam virtuele creatie] ” in chatgesprekken heeft gezegd dat ze met de
trein naar [plaats] kan komen en dat hij zin heeft om haar lekker te likken
en dat hij haar kan ophalen bij het station; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot door beloften van geld iemand die zich, al dan niet met een technisch hulpmiddel, waaronder een virtuele creatie van een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, voordoet als een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft verschillende advertenties op een datingwebsite geplaatst, waarbij hij op zoek was naar een meid van 16 jaar of een meisje dat een paydate wilde. Naar aanleiding van een reactie van een (virtuele) minderjarige, waarvan de verdachte de indruk had dat ze een 16-jarig meisje was, heeft de verdachte € 100,- geboden om seksuele handelingen met deze persoon te plegen.
Het betreft hier de communicatiefase voorafgaand aan daadwerkelijk seksueel contact met minderjarigen. Dit handelen is strafbaar gesteld vanwege de noodzaak om minderjarigen effectief te beschermen tegen seksueel misbruik. Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat de verruiming van de strafbaarstelling van grooming tot doel heeft om minderjarigen te beschermen tegen “gedrag dat kan worden gebruikt om kinderen aan te moedigen of te verleiden om deel te nemen aan seksueel gedrag of gedrag dat deel kan gaan uitmaken van een subcultuur die seksueel misbruik van kinderen bevordert” (
Kamerstukken II 2015/16, 34372, 3, p. 71).
Door te handelen zoals hij deed, heeft de verdachte tot uitdrukking gebracht dat hij zijn wens om tegen betaling seksuele handelingen te verrichten bij minderjarigen onder de achttien jaar wilde verwezenlijken. Hij heeft “ [naam virtuele creatie] ” seksuele berichten toegestuurd waarin hij heeft aangestuurd op een ontmoeting om seksuele handelingen met haar te verrichten. Uiteindelijk is de verdachte naar het treinstation in zijn woonplaats gereden om de – in zijn ogen minderjarige – persoon op te halen. In zijn woning had hij reeds een condoom en het geld voor de betaling van de seksuele handelingen klaarliggen.
Door aldus te handelen, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank op geen enkele wijze rekening gehouden met de mogelijke nadelige gevolgen voor een slachtoffer indien zij wel had bestaan. Dat “ [naam virtuele creatie] ” een fictief persoon is, doet daaraan niet af, nu de verdachte immers uitging van een echt persoon. Hij heeft uitsluitend oog gehad voor zijn eigen belang en de bevrediging van zijn eigen behoeften. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 maart 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Als criminogene factoren heeft de reclassering het ontbreken van een vaste seksuele partner en het ontbreken van een dagbesteding gesignaleerd, alsmede zijn denkwijze over seksueel contact met minderjarigen. De verdachte zocht via internet naar seksueel contact, stuitte op kinderpornosites en zocht ook contact met meisjes van rond de 16 jaar voor het hebben van seks. De verdachte was in de periode dat hij opvallende advertenties plaatste werkloos. Hij zou uit verveling vaker achter zijn computer plaats hebben genomen. Zijn seksuele interesse zou uitgaan naar vrouwen tussen de 20 en 30 jaar. De verdachte heeft zijn leven verder op de rit. Hij heeft sinds november 2019 weer een betaalde baan op basis van een halfjaarcontract. Hij heeft een koopwoning en geen schulden. Hij is tevreden over zijn sociale netwerk en deze heeft een positieve invloed op hem. Zijn zus, moeder en enkele vrienden zijn steunende factoren voor hem. De reclassering schat in dat zijn werk een beschermende factor is.
Het risico op recidive, letselschade en onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke zorgverlener, de inspanningsverplichting om een structurele dagbesteding te behouden, het meewerken aan het convenant tussen de reclassering en de politie, wat onder meer inhoudt dat de verdachte door de wijkagent kan worden bezocht, en het meewerken aan controles van computers en andere gegevensdragers indien de reclassering dit van hem vraagt.
Reclassering Nederland heeft 17 maart 2021 een aanvullend rapport over de verdachte opgemaakt. Dit rapport houdt het volgende in.
De reclassering heeft gesproken met de behandelaar bij De Waag in Dordrecht. Zij heeft de reclassering gemeld dat de verdachte een intakegesprek heeft gevoerd en dat de behandeling op 3 februari 2021 is aangevangen. Inmiddels hebben vijf gesprekken plaatsgevonden. De verdachte is afsprakentrouw. Er heeft een risicotaxactie plaatsgevonden waar, uit het praktisch onderzoek, een ‘lage’ herhalingskans kwam. De professionele inschatting van de behandelaar betreffende recidive scoort ‘matig’, doordat de verdachte in de aanvangsfase van zijn behandeling verkeert en de behandelaar op dit moment nog te weinig handvatten heeft gekregen om anders te kunnen oordelen. Binnen de behandeling trachten zij momenteel de levenslijn van de verdachte duidelijk in beeld te krijgen. Leerdoelen moeten nog worden geformuleerd en op korte termijn zal het veiligheidsplan worden opgesteld.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal geen taakstraf opleggen, hetgeen door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank minder feiten bewezen verklaart.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen computer en telefoon te onttrekken aan het verkeer.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de in beslag genomen goederen terug te geven aan de verdachte.
8.3.
Beoordeling
De in beslag genomen computer en telefoon zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De voorwerpen behoren aan de verdachte toe. Ten aanzien van de telefoon geldt dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dit voorwerp is begaan. De computer is gelet op de daarop aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Dit voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek van het feit waarvan de verdachte werd verdacht aangetroffen en dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 45 en 248a van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 118 (honderdachttien) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde –, met name aan de nadere aanwijzingen en afspraken die verband houden met de bijzondere voorwaarde(n). Daartoe moet de veroordeelde zich melden bij de reclassering. Hierna moet hij zich binnen de proeftijd blijven melden, zo lang en zo frequent als deze instelling dit nodig acht. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
2. de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen door de forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling zal zich richten op zijn beperkte probleembesef en zelfinzicht, zoals het hebben van seks met minderjarigen, seksuele voorkeur en seksbeleving. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde heeft de inspanningsverplichting een structurele dagbesteding te behouden. Indien hij geen zinvolle dagbesteding heeft, krijgt hij de verplichting dit bij de reclassering kenbaar te maken;
4. de veroordeelde zal meewerken aan het convenant tussen de reclassering en de politie, dat onder meer inhoudt dat hij door de wijkagent kan worden bezocht in zijn huis of omgeving;
5. de veroordeelde werkt – als onderdeel van de meldplicht – mee aan de controles van computers en andere gegevensdragers, indien de reclassering dit van hem vraagt.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
* 1 STK Telefoontoestel, Kl: wit, SONY G8441 ;
* 1 STK Computer, Kl: Zwart, Zelfbouw.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 april 2019 tot en met 30 april 2019 te
[plaats] , althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door giften
en/of beloften van geld “ [naam virtuele creatie] ” (zijnde een virtuele creatie van een persoon
die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, die zich voordoet
als een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt),
waarvan verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van
achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige
handelingen met hem te plegen of zodanige handelingen van hem te dulden,
opzettelijk:
- met die “ [naam virtuele creatie] ” via internet (meermalen) contact heeft gezocht;
- met die “ [naam virtuele creatie] ” (een) chatgesprek(ken) heeft gevoerd waarin hij (onder
meer) heeft gevraagd of ze geschoren is en/of wat voor cupmaat zij heeft en/of
wanneer zij eventueel zou kunnen;
- tegen die “ [naam virtuele creatie] ” in (een) chatgesprek(ken) heeft aangegeven van welke
seksuele handelingen hij houdt en dat hij er 100 EURO voor over heeft om
seksuele handelingen met haar te verrichten;
- tegen die “ [naam virtuele creatie] ” in (een) chatgesprek(ken) heeft gezegd dat ze met de
trein naar [plaats] kan komen en dat hij zin heeft om haar lekker te likken
en dat hij haar kan ophalen bij het station;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 30 april 2019, in [plaats] , althans in Nederland,
een of meer afbeeldingen, te weten (ongeveer 45) digitale fotobestanden
en/of (ongeveer 8) (digitale) filmbestanden op een of meer gegevensdragers, beva
ttende
afbeeldingen, in bezit heeft gehad en/of zich via een geautomatiseerd werk de
toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) een of meer seksuele gedragingen zichtbaar
was/waren
waarbij (telkens) een of meer personen die kennelijk de leeftijd van achttien
jaar nog niet had(den) bereikt, was/waren betrokken of schijnbaar was/waren
betrokken, welke voornoemde seksuele gedraging(en) – zakenlijk weergegeven –
bestonden uit:
- het oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het oraal en/of
vaginaal penetreren van het lichaam van een (andere) persoon door een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog net had bereikt (Bestandsnaam (op
een personal computer, zelbouw zwart van kleur): [naam bestand 1] ),
en/of
- het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de borsten van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt en/of het
betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de borsten van een
(andere) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog
niet had bereikt (Bestandsnaam (op een personal computer, zelfbouw zwart van
kleur): [naam bestand 1] ), en/of
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt, waarbij deze persoon
gekleed was en/of poseerde in een (erotisch getinte) houding (op een wijze)
die niet bij haar/zijn leeftijd paste en/of (waarna) door het
camerastandpunt, de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze
persoon nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen en/of borsten en/of billen
in beeld gebracht werden (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar
seksuele strekking had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling
(bestandsnamen (op een personal computer, zelfbouw zwart van kleur):
[naam bestand 1] en/of [naam bestand 2] , en/of
[naam bestand 3] , en/of
- het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een
persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
(fotonummer (op een personal computer, zelfbouw zwart van kleur): [naam bestand 4] en [naam bestand 5] )
(waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking
had(den) en/of strekte(n) tot seksuele prikkeling.