ECLI:NL:RBROT:2021:3524

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
10/008405-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging tot afpersing en poging tot diefstal met geweld wegens onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot afpersing en poging tot diefstal met geweld. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de tenlastegelegde feiten niet wettig en overtuigend konden worden bewezen. De zaak betrof twee incidenten: op 25 november 2020 vond er een poging tot afpersing plaats bij een benzinestation in Dordrecht, en op 4 december 2020 een diefstal met geweld bij een supermarkt in dezelfde stad. De verdachte werd herkend door een wijkagent op camerabeelden, en er werd een voorwerp aangetroffen in de woning van de verdachte dat leek op een vuurwapen. De rechtbank concludeerde echter dat de omstandigheden onvoldoende waren om vast te stellen dat de verdachte de dader was. De herkenning door de wijkagent was niet met de vereiste mate van zekerheid en de aanwezigheid van het voorwerp bood geen sluitend bewijs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en hefte het bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/008405-21
Datum uitspraak: 14 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. W.J. van Bel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.B. Epozdemir heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De tenlastegelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen. Vast staat dat op 25 november 2020 bij de [naam benzinestation] (gelegen aan de [adres delict 1] te Dordrecht) een poging tot afpersing heeft plaatsgevonden en op 4 december 2020 een diefstal met geweld bij de [naam supermarkt] (gelegen aan het [adres delict 2] te Dordrecht). Ook kan worden vastgesteld dat het gaat om één dader voor beide feiten, gelet op dezelfde modus operandi en het signalement van de dader. Een wijkagent heeft de verdachte herkend op de camerabeelden als deze dader. In de woning van de heer [naam persoon] waar de verdachte wordt aangehouden en waar hij ook regelmatig verblijft, wordt een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen. Na onderzoek blijkt dit voorwerp sterke gelijkenissen te vertonen met het wapen dat is gebruikt tijdens de overvallen op de [naam benzinestation] en [naam supermarkt] . Gelet op de voorgaande feiten en omstandigheden kan wettig en overtuigend worden bewezen dat het de verdachte is geweest die de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend is bewezen.
Vast staat dat op 25 november 2020 een poging tot afpersing is gepleegd bij de [naam benzinestation] te Dordrecht en op 4 december 2020 een diefstal met geweld is gepleegd bij de [naam supermarkt] te Dordrecht. De wijkagent denkt bij het bekijken van camerabeelden, in combinatie met het eerdere opgegeven signalement door de aangevers en de getuigen, de verdachte te herkennen. Verder is in de woning van [naam persoon] , de locatie waar de verdachte is aangehouden, een aansteker aangetroffen die sprekend op een vuurwapen lijkt. De politie concludeert na onderzoek dat deze aansteker, gelet op de grootte van het wapen, de kleur van het wapen, ook aan de onderkant waar normaal gesproken de patroonhouder in kan en een op de slede aanwezige verhoging, sterke gelijkenissen vertoont met het wapen dat is gebruikt bij de poging tot afpersing en de diefstal met geweld.
Deze omstandigheden zijn echter onvoldoende om vast te stellen dat het de verdachte is geweest die de tenlastegelegde feiten heeft begaan. De dader heeft beide keren een capuchon op zijn hoofd, draagt een mondkapje en heeft een grote bril. Hierdoor is zijn gezicht niet goed zichtbaar op de beelden. Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de enkele herkenning van de wijkagent, waarbij hij bij het nader bekijken van de beelden ‘denkt’ dat het om de verdachte gaat, niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid komen vast te staan dat de persoon op de camerabeelden de verdachte is.
Ook de aanwezigheid van de op een wapen gelijkende aansteker maakt dit oordeel niet anders. Het is op basis van dit dossier niet vast te stellen dat de aansteker hetzelfde voorwerp betreft als het wapen dat is gebruikt tijdens het plegen van de feiten. Bovendien geeft het dossier geen concrete aanknopingspunten op basis waarvan kan worden vastgesteld dat de verdachte beschikkingsmacht had over dit voorwerp of zelfs wetenschap had van de aanwezigheid hiervan.
De conclusie is dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
4.1.3.
Conclusie
Het tenlastegelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 31 maart 2021. Deze beslissing is afzonderlijk geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.W.M. Laurijssens, voorzitter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en D.F. Smulders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 25 november 2020 te Dordrecht
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte
van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
de [naam benzinestation] (gelegen aan de [adres delict 1] ), in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte:
- tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd: "Ik wil geld. Geef hier die kassa. Ik
heb een wapen" en/of
- ( daarbij) een (vuur)wapen, in elk geval een op een (vuur)wapen gelijkend
voorwerp, op die [naam slachtoffer 1] heeft gericht en/of gericht gehouden, althans
een (vuur)wapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp
aan die [naam slachtoffer 1] heeft getoond en/of voorgehouden en/of
- ( daarbij) tegen die [naam slachtoffer 1] heeft gezegd "Opschieten, het is geen
geintje", althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij
op of omstreeks 04 december 2020 te Dordrecht
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [naam supermarkt]
(gelegen aan het [adres delict 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam slachtoffer 2]
, gepleegdmet het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk
te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat verdachte,
- meermalen, althans eenmaal, tegen die [naam slachtoffer 2] heeft gezegd: “Maak je
kassa open" en/of
- ( daarbij) een (vuur)wapen, in elk geval een op een (vuur)wapen gelijkend
voorwerp, op die [naam slachtoffer 2] heeft gericht en/of gericht gehouden,
althans een (vuur)wapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp aan die [naam slachtoffer 2] heeft getoond en/of voorgehouden.