ECLI:NL:RBROT:2021:3522

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
10/660236-20 en 10/812000-21 (gevoegd ttz) / vordering TUL: 09/014658-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van (poging tot) oplichting, diefstal en opzetheling door middel van babbeltrucs en handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van (poging tot) oplichting, diefstal en opzetheling. De verdachte was betrokken bij een serie babbeltrucs waarbij kwetsbare ouderen werden opgelicht. De modus operandi bestond uit het zich voordoen als medewerker van PostNL, waarbij slachtoffers onder valse voorwendselen hun pinpas en pincode moesten afgeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen handelde en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Daarnaast was er een tweede parketnummer waarbij de verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben en verhandelen van harddrugs, waarvoor hij ook werd veroordeeld. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van de slachtoffers zwaar laten meewegen in de strafmaat. De verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan deze strafbare feiten, waarbij hij geen rekening hield met de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en eerdere strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/660236-20 en 10/812000-21 (gevoegd ttz)
Parketnummer vordering TUL: 09/014658-20
Datum uitspraak: 31 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiare Inrichting Krimpen aan den IJssel, HvB,
raadsman mr. J.P.R. Broers, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 25 november 2020, 16 februari 2021 en 17 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen.
Op de terechtzitting van 17 maart 2021 is de dagvaarding met nummer 10/660236-20 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie gewijzigd.
De tekst van de beide tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/812000-21 veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 102 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren alsmede opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
  • ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/660236-20 veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een contactverbod met medeverdachte [naam medeverdachte] ;
  • verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen geld en de goederen, zoals opgenomen op de beslaglijst van 19 februari 2021;
  • teruggave van de inbeslaggenomen bankpassen aan de banken, zoals opgenomen op de beslaglijst van 19 februari 2021;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 09/014658-20.

4..Waardering van het bewijs

Parketnummer 10/660236-20

4.1.
Vrijspraak zaak [naam zaak 1] onder feit 1
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de zaak [naam zaak 1] onder het 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen. De aangever verklaart dat de babbeltruc op
4 juni 2020 rond 14:45 uur heeft plaatsgevonden. Deze datum en dit tijdstip is door de zoon van aangever gecontroleerd en bevestigd. Uit de enkelbandgegevens van de verdachte is gebleken dat de verdachte op 5 juni 2020 rond 11:15 ter hoogte van de woning van aangever is geweest, maar niet op 4 juni 2020 rond 14:45. Er bevindt zich geen bewijs in het dossier dat de verdachte op 4 juni 2020 bij de oplichting van aangever aanwezig is geweest. Gelet hierop zal de verdachte van dit onderdeel worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Onder parketnummer 10/660236-20 zijn de volgende zaken door de verdachte bekend: [naam zaak 2] (feit 1 en 3), [naam zaak 3] (feit 1 en 3), [naam zaak 4] (feit 3), [naam zaak 1] (feit 3), [naam zaak 5] (feit 1 en 3), [naam zaak 6] (feit 1 en 3), [naam zaak 7] (feit 1 en 3), [naam zaak 8] (feit 2), [naam zaak 9] (feit 2), [naam zaak 10] (feit 2) en [naam zaak 11] (feit 2). Eveneens heeft de verdachte het onder 4 tenlastegelegde bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewijswaardering (zaken [naam zaak 4] (alleen feit 1), [naam zaak 12] , [naam zaak 13] )
4.3.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit in de zaken [naam zaak 12] en [naam zaak 13] voor de feiten 1 en 3 en in de zaak [naam zaak 4] voor feit 1. In deze zaken is onvoldoende bewijs dat de verdachte bij de aangevers aan de deur is geweest om de babbeltruc uit te voeren. Dat de verdachte in de zaak [naam zaak 4] heeft gepind, betekent niet dat de verdachte een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de voorafgaande oplichting. Verder geldt voor de zaken [naam zaak 12] en [naam zaak 13] dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte het geldbedrag heeft gepind en daarmee de diefstal heeft begaan.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld, uit van de volgende feiten.
Naar aanleiding van diverse aangiftes terzake van oplichting door middel van een ‘babbeltruc’ in de maanden juni en juli 2020 is de politie het onderzoek Tipuan gestart. Het viel de politie op dat de babbeltrucs steeds hadden plaatsgevonden met eenzelfde modus operandi waarbij het signalement van de verdachte vaak overeen kwam. Tevens was bij meerdere aangevers het bankpasje achtergebleven van slachtoffers van eerder gepleegde babbeltrucs met dezelfde modus operandi.
De modus operandi is op grond van de aangiftes en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, kort gezegd, als volgt te omschrijven.
Met de beoogde slachtoffers – veelal op hoge leeftijd – wordt telefonisch contact opgenomen door een persoon die zich doorgaans voordoet als medewerker van PostNL. Deze persoon deelt het beoogde slachtoffer mede dat er een pakketje of envelop voor hem/haar is en dat dit bij hem/haar thuis wordt bezorgd. Kort na het telefooncontact belt bij het slachtoffer een persoon aan die (veelal namens PostNL) het pakketje of de envelop komt bezorgen, de zogenaamde bezorger. Bij het afleveren blijkt dat er ter plaatse een klein bedrag moet worden betaald, waarbij het geldbedrag alleen kan worden gepind.
Het slachtoffer moet zijn/haar bankpas tegen de telefoon (het zogeheten ‘pinapparaat’) van de bezorger aan (laten) houden en daarop zijn/haar pincode intoetsen. De pincode komt op deze manier in de geschiedenis van de telefoon van de bezorger te staan. De bezorger wisselt ongezien de bankpas om voor een andere soortgelijke bankpas en geeft deze aan het slachtoffer terug. Direct na het ontfutselen van de bankpas en de pincode wordt bij de (van te voren gelokaliseerde) dichtstbijzijnde pinautomaat geld opgenomen van de bankrekening van het slachtoffer. In enkele gevallen worden ook betalingen in winkels verricht.
Uit de verklaring van de verdachte volgt dat hij altijd samen met anderen met de auto op stap is geweest om de babbeltrucs uit te voeren. Van zijn mededaders kreeg hij pakketjes overhandigd en adresgegevens en kreeg hij opdracht om bij de slachtoffers aan te bellen of te pinnen. De opbrengst van de oplichtingen en de daarop volgende diefstallen werd verdeeld.
De verdachte op de locatie van de oplichting en/of de diefstal
In de zaak [naam zaak 4] zijn de camerabeelden uitgekeken van degene die het geldbedrag van de rekening van aangever heeft gepind. De verdachte is door de verbalisanten [naam verbalisant 1] , [naam verbalisant 2] en [naam verbalisant 3] herkend als de persoon die de pintransactie heeft gedaan. De verdachte heeft op 25 november 2020 ter terechtzitting tevens verklaard dat hij degene is geweest die bij de pinautomaat het geldbedrag van de rekening van het slachtoffer opneemt. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 24 juni 2020 vlak na de oplichting het geldbedrag heeft gepind.
In de zaak [naam zaak 12] zijn tevens de camerabeelden uitgekeken van de persoon die het geldbedrag van de rekening van aangeefster heeft gepind. De verdachte is door de verbalisant [naam verbalisant 2] herkend als de persoon die bij de pinautomaat stond. De kleding die de persoon ten tijde van het pinnen draagt, komt overeen met de kleding in de zaak [naam zaak 4] , waar de oplichting en de diefstal een dag eerder en in dezelfde gemeente plaatsvond. Tevens blijkt uit de enkelbandgegevens van de verdachte dat hij ten tijde van de babbeltruc en de pintransactie op deze locaties is geweest. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 25 juni 2020 ten tijde van de oplichting en het pinnen aanwezig was op voorgenoemde locaties.
In de zaak [naam zaak 13] blijkt uit de enkelbandgegevens van de verdachte dat hij ten tijde van de babbeltruc en de pintransactie op deze locaties is geweest. Ook is de pinpas van [naam slachtoffer 1] , die is weggenomen in de zaak [naam zaak 1] , gebruikt in de zaak [naam zaak 13] . In de zaak [naam zaak 1] heeft de verdachte bekend dat hij met de weggenomen pinpas een geldbedrag heeft opgenomen. Hiermee stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 7 juni 2020 ten tijde van de oplichting en het pinnen aanwezig was op voorgenoemde locaties.
Medeplegen
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zich in de zaken [naam zaak 4] , [naam zaak 12] en [naam zaak 13] niet schuldig heeft gemaakt aan de babbeltruc en in de zaken [naam zaak 12] en [naam zaak 13] niet schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van het geldbedrag.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Voor de modus operandi bij de zogeheten babbeltruc verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen. Vast is komen te staan dat de verdachte steeds samen met de medeverdachten in de auto naar de locatie van de babbeltruc rijdt en dat ter plaatse klaarblijkelijk wordt beslist wie welke uitvoeringshandelingen voor zijn rekening neemt. Deze beslissing wordt steeds door de groep genomen, waarbij het aandeel van de verdachte meer is dan alleen het getalsmatig aanwezig zijn.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
Weliswaar kan in de zaken [naam zaak 4] , [naam zaak 12] en [naam zaak 13] niet worden vastgesteld dat de verdachte bij de aangevers aan de deur is geweest om de babbeltruc uit te voeren, wel staat vast dat de verdachte in de zaken [naam zaak 12] en [naam zaak 13] – samen met de medeverdachten – op de locatie van de babbeltruc is geweest en in de zaken [naam zaak 4] , [naam zaak 12] en [naam zaak 13] direct na de oplichting op de locatie van de pintransactie is geweest. In de zaken [naam zaak 4] en [naam zaak 12] is de verdachte zelfs korte tijd na de oplichting daadwerkelijk zelf overgegaan tot de diefstal. Indien de verdachte niet zelf aan de deur heeft gestaan, moet hij vlak na de oplichting de bankpas overhandigd hebben gekregen van een medeverdachte. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen ten aanzien van het medeplegen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ook in de zaken [naam zaak 4] , [naam zaak 12] 2 en [naam zaak 13] is overgegaan tot het in vereniging plegen van zowel de oplichting als de diefstal.
4.3.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder feit 1 met betrekking tot de zaken [naam zaak 4] , [naam zaak 12] en [naam zaak 13] heeft begaan alsmede het tenlastegelegde onder feit 3 met betrekking tot [naam zaak 12] en [naam zaak 13] .
Parketnummer 10/812000-21
4.4.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Onder parketnummer 10/812000-21 heeft de verdachte het onder 1 tenlastegelegde bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.5.
Bewijswaardering feit 2
4.5.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe het volgende aangevoerd. De verdachte wist wel dat medeverdachte [naam medeverdachte] de drugs voorhanden had, maar dit keer was alleen de medeverdachte aan het dealen en de verdachte zelf niet.
4.5.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van verdovende middelen is vereist dat de verdachte een zekere bewustheid heeft gehad van de aanwezigheid van deze drugs en voorts dat hij hierover een zekere beschikkingsmacht heeft gehad.
Vast staat dat op 22 november 2020 te Gouda bij medeverdachte [naam medeverdachte] verdovende middelen worden aangetroffen en inbeslaggenomen. Na onderzoek blijkt het te gaan om 1,71 gram heroïne en 1,78 gram cocaïne. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij samen met de medeverdachte naar de woning van de getuige [naam getuige] is gegaan waar zij beiden zijn aangehouden en dat hij wist dat de medeverdachte deze verdovende middelen bij zich had.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de verdachte wist dat de medeverdachte op 22 november 2020 heroïne en cocaïne voorhanden had.
De getuige [naam getuige] heeft voorts verklaard dat hij al enkele maanden drugs kocht van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] . Ook heeft [naam getuige] verklaard dat hij, op de dag van de aanhouding van de verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] in zijn woning, voor tien euro cocaïne bij hen had besteld en dat dat al op was. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte niet alleen wist dat de medeverdachte op 22 november 2020 heroïne en cocaïne voorhanden had, maar ook dat de verdachte de beschikking over deze drugs heeft gehad.
Gelet op het feit dat de verdachte en de medeverdachte enkele maanden samen drugs hebben verhandeld, hetgeen door de verdachte is bekend onder feit 1, en de verdachte samen met medeverdachte [naam medeverdachte] naar de woning van getuige [naam getuige] is gegaan, maakt dat de rechtbank bewezen acht dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking op het voorhanden hebben van de heroïne en cocaïne.
4.5.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder de feiten 1 en 2 heeft begaan.
4.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de zaken [naam zaak 4] (feit 1), [naam zaak 12] (feit 1 en 3) en [naam zaak 13] (feit 1 en 3) onder parketnummer 10/660236-20 heeft begaan en feit 2 onder parketnummer 10/812000-21.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de zaken [naam zaak 2] (feit 1 en 3), [naam zaak 3] (feit 1 en 3), [naam zaak 4] (feit 3), [naam zaak 1] (feit 3), [naam zaak 5] (feit 1 en 3), [naam zaak 6] (feit 1 en 3), [naam zaak 7] (feit 1 en 3), [naam zaak 8] (feit 2), [naam zaak 9] (feit 2), [naam zaak 10] (feit 2), [naam zaak 11] (feit 2) en feit 4 onder parketnummer 10/660236-20 heeft begaan, evenals feit 1 onder parketnummer 10/812000-21.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Onder parketnummer 10/660236-20:
1.
hij in de periode van 04 juni 2020 tot en met 13 augustus 2020 te Bergschenhoek (gemeente Lansingerland) en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of
Rotterdam en/of Haastrecht (gemeente Krimpenerwaard), tezamen en in vereniging met anderen, meermalen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- in zaak [naam zaak 2] : [naam slachtoffer 2] (geboren 1935) en
- in zaak [naam zaak 3] : [naam slachtoffer 3] (geboren 1944) en
- in zaak [naam zaak 4] : [naam slachtoffer 4] (geboren 1938) en
- in zaak [naam zaak 12] : [naam slachtoffer 5] (geboren 1931) en
- in zaak [naam zaak 5] : [naam slachtoffer 6] (geboren in 1949) en
- in zaak [naam zaak 13] : [naam slachtoffer 7] en
- in zaak [naam zaak 6] : [naam slachtoffer 8] (geboren in 1933) en
- in zaak [naam zaak 7] : [naam slachtoffer 9] (geboren in 1943)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, en het ter
beschikking stellen van gegevens, te weten afgifte van zijn/haar pinpas en
intypen van zijn/haar pincode, door
- het betreffende slachtoffer te bellen en tijdens dat telefoongesprek zich voor te
doen als een medewerker van PostNL en/of PTT, althans de post en/of te zeggen
dat er een persoon langs komt om een pakketje en/of een brief af te leveren en/of
- al dan niet gekleed in een jas van, danwel gelijkend op een jas van, PostNL, althans
een jas van de post en/of met een tas van, danwel gelijkend op een tas van, PostNL,
naar de woning van het betreffende slachtoffer te gaan en/of
- tegen het betreffende slachtoffer te zeggen dat hij medewerker van PostNL was
en/of
- bij het betreffende slachtoffer aan te bellen en een pakketje/envelop/brief met
daarop de naam en/of het adres van het betreffende slachtoffer en/of met daarin
een (onbruikbare) cadeaukaart en/of een kaart aan dat slachtoffer te overhandigen
en/of
- tegen het betreffende slachtoffer te zeggen dat er een geldbedrag betaald moest
worden voor de afgifte van het pakketje/de envelop/de brief en dat die betaling
verricht moest worden met de pinpas van het slachtoffer en/of
- aan het betreffende slachtoffer een mobiele telefoon, aan te bieden, waarop dat slachtoffer (meermalen) zijn/haar pinpas(sen) moest leggen en waarop dat slachtoffer zijn/haar pincode(s) in moest toetsen en
- de pinpas(sen) van het betreffende slachtoffer te pakken en/of
- de pinpas van het betreffende slachtoffer ongezien weg te nemen en
- het betreffende slachtoffer een pinpas van een andere persoon te overhandigen;
2.
hij in de periode van 29 juni 2020 tot en met 23 juli 2020 te
Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam en/of Amstelveen,
tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
- in zaak [naam zaak 8] : twee tot op heden onbekend gebleven bewoners van de
Hillegondaflat (aangifte door [naam aangever] ) en
- in zaak [naam zaak 9] : [naam slachtoffer 10] (geboren in 1934) en
- in zaak [naam zaak 10] : [naam slachtoffer 11] (geboren 1951) en
- in zaak [naam zaak 11] : [naam slachtoffer 12] (geboren in 1945)
te bewegen tot de afgifte van enig goed, het ter
beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet
doen van een inschuld, te weten een pinpas en/of pincode
(telkens)
- het betreffende slachtoffer heeft gebeld en tijdens dat telefoongesprek
heeft gezegd dat er een persoon langs kwam om een pakketje en/of een brief af
te leveren en/of
- naar de woning, althans het wooncomplex, van het betreffende slachtoffer is
gegaan en/of
- tegen het betreffende slachtoffer heeft gezegd dat hij een medewerker van
PostNL was en/of
- bij het betreffende slachtoffer heeft aangebeld en een pakketje/envelop met
daarin een (onbruikbare) cadeaukaart en/of een kaars aan dat slachtoffer heeft
overhandigd en/of
- tegen het betreffende slachtoffer heeft gezegd dat er een geldbedrag betaald
moest worden voor de afgifte van het pakketje/de envelop en dat die betaling
verricht moest worden met de pinpas van het slachtoffer en/of
- aan het betreffende slachtoffer een mobiele telefoon heeft aangeboden, waarop dat slachtoffer zijn/haar pinpas moest leggen en/of waarop dat slachtoffer (meermalen) zijn/haar pincode in moest toetsen en/of het betreffende slachtoffer laten bellen door/met een persoon die zich voorstelde als supervisor/leidinggevende,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 05 juni 2020 tot en met 13 augustus 2020 te
Rotterdam en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Moordrecht,
tezamen en in vereniging met anderen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- in zaak [naam zaak 2] : een geldbedrag van ongeveer 1.600 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en
- in zaak [naam zaak 3] : een geldbedrag van ongeveer 1.000 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 3] en
- in zaak [naam zaak 4] : een geldbedrag van ongeveer 1.000 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 4] en
- in zaak [naam zaak 12] : een geldbedrag van ongeveer 1.000 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 5] en
- in zaak [naam zaak 1] : een geldbedrag van ongeveer 6.200 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en
- in zaak [naam zaak 5] : een geldbedrag van ongeveer 460 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 6] en
- in zaak [naam zaak 13] : een geldbedrag van ongeveer 970 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 7] en
- in zaak [naam zaak 6] : een geldbedrag van ongeveer 1.000 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 8] en
- in zaak [naam zaak 7] : een geldbedrag van ongeveer 3.752,50 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 9] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn
mededaders
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen
geldbedragen (telkens) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door
meermalen te betalen en/of geld op te nemen met de pinpassen en/of de
bijbehorende pincodes van bovengenoemde [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4]
en [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 7] en [naam slachtoffer 8]
en [naam slachtoffer 9] , tot welk gebruik verdachte en/of zijn mededaders niet gerechtigd was/waren;
4.
hij in 04 juni 2020 tot en met 19 augustus 2020 te
Rotterdam en/of Bergschenhoek (gemeente Lansingerland) en/of Amsterdam en/of
Amstelveen en/of Haastrecht (gemeente Krimpenerwaard),
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen,
goederen, te weten een (grote) hoeveelheid pinpassen
op naam onder meer van [naam 1] en [naam 2] en, [naam 3] en [naam 4] en
[naam 5] en [naam 6] en [naam 7] en [naam 8] en [naam 9] en [naam 10] [naam 11]
en [naam 12] heeft verworven en voorhanden gehad ,
terwijl hij en zijn mededaders telkens ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van deze goederen wisten, dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen;
Onder parketnummer 10/812000-21:
1.
hij in de periode van 01 juli 2019 tot en met 24 november 2019 te
Gouda, tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde
cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I;
2.
hij op 22 november 2019 te Gouda,
tezamen en in vereniging met een ander,
opzettelijk aanwezig heeft gehad 1.71 gram heroïne, zijnde heroïne en
1.78
gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

parketnummer 10/660236-20

Het onder 1 en 3 bewezen verklaarde levert op de voortgezette handeling van:
1.
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
en
3.
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Het onder 2 en 4 bewezen verklaarde levert op:
2.
poging tot medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
4.
medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd;
parketnummer 10/812000-21
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een langere periode samen met anderen kwetsbare ouderen (in de leeftijd van 70 tot 89 jaar) opgelicht dan wel geprobeerd op te lichten door middel van zogenoemde babbeltrucs. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich hierbij voorgedaan als pakketbezorger en hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij, in combinatie met het eerder gepleegde telefoontje door een mededader naar het slachtoffer, bij de slachtoffers wisten te winnen. Met een geraffineerd en listig verhaal zijn de slachtoffers bewogen tot het afgeven van de pincode behorend bij hun bankpas, en is de bankpas tijdens de babbeltruc voor een andere pas omgewisseld. Direct na de babbeltruc zijn met de ontfutselde bankpas en pincode grote geldbedragen van de rekeningen van de slachtoffers gehaald en zijn zij in enkele gevallen zelfs nog dagen na de oplichting met deze pinpassen gaan winkelen.
De verdachte en zijn mededaders hebben bij het plegen van deze feiten doelbewust ouderen als slachtoffer uitgekozen. Deze kwetsbare personen zijn doorgaans in toenemende mate van de zorg van anderen afhankelijk en zijn dus genoodzaakt op anderen te vertrouwen. De verdachte en zijn mededaders hebben deze kwetsbare ouderen op lafhartige wijze als een gemakkelijke prooi gezien, van wie zij zonder veel risico en met eenvoudige middelen geld afhandig konden maken. De verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers, maar heeft slechts zijn eigen geldelijk gewin voorop gesteld. Hij heeft bovendien, door zo te handelen, bij de slachtoffers het vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Van een aantal slachtoffers is hun oude dag plotseling getekend door angst en wantrouwen jegens de medemens. De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat de oplichting door verdachte thuis bij de slachtoffers heeft plaatsgevonden. Het gevoel van veiligheid dat eenieder in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is daardoor eveneens ernstig geschaad.
Tevens heeft de verdachte samen met een ander (hard)drugs voorhanden gehad en verhandeld. Ook hierbij heeft de verdachte slechts gehandeld vanuit zijn eigen financieel gewin en geen enkel oog gehad voor de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen. De handel in verdovende middelen is een zeer ernstig feit. Cocaïne en heroïne zijn middelen die een groot gevaar vormen voor de volksgezondheid, mede vanwege de zeer verslavende werking ervan. Bovendien leidt de handel in (hard)drugs direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en overlast. Daarom wordt hiertegen streng opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
19 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclasseringsrapport
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 maart 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte is een negentienjarige jongeman die een externaliserende houding aanneemt door te stellen dat hij de feiten onder druk van de medeverdachten heeft gepleegd, waar in het dossier geen aanwijzingen voor zijn te vinden. Opvallend is dat de verdachte in een kort tijdsbestek in beeld komt bij justitie wegens opiumdelicten en meerdere frauduleuze pinpas vermogensdelicten en strenge schorsende voorwaarden hem er niet van hebben weerhouden om keuzes te maken die hebben geleid tot zijn delictgedrag. Uit het NIFP onderzoek komt naar voren dat het gedrag van de verdachte kan worden verklaard vanuit de onderliggende dynamiek van een gestoorde persoonlijkheids-ontwikkeling.
De reclassering ziet het niet hebben van een zinvolle dagbesteding, de omgang met verkeerde vrienden, het overmatige gebruik van lachgas en zijn impulsieve en externaliserende houding als criminogene risicofactoren waarop geïntervenieerd moet worden. De reclassering ziet op dit moment geen beschermende factoren. Hoewel de betrokkenheid van ouders positief is, heeft het verleden aangetoond dat zij geen grip op hem hebben en de verdachte lijkt ook niet ontvankelijk voor hun beïnvloeding. De zeven maanden die de verdachte nu in hechtenis heeft verbleven, zouden hem inzicht hebben gegeven wat mogelijk kan werken om niet opnieuw een delict te plegen.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog/gemiddeld. Dit komt voort uit de houding van de verdachte. Hij heeft meermaals laten zien dat hij ondanks steun en begeleiding foute keuzes heeft gemaakt en in aanraking is gekomen met justitie. De keuze om te stoppen met school/veel spijbelen, de omgang met een anti-sociaal netwerk en het overmatig gebruik van lachgas lijkt een combinatie van factoren te zijn van waaruit het delictgedrag voortkomt. Indien hier niet op geïntervenieerd wordt en/of de verdachte zich niet openstelt voor verandering, begeleiding en behandeling acht de reclassering de kans op herhaling in hoge mate aanwezig. Het risico op letselschade wordt ingeschat als laag. Het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert het toepassen van het volwassenenstrafrecht. De verdachte lijkt niet meer ontvankelijk voor pedagogische beïnvloeding en heeft zich niet aan de regels, afspraken en voorwaarden gehouden bij de jeugdreclassering. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met de medeverdachten, een locatieverbod voor Gouda (met elektronische controle), een locatiegebod (met elektronische controle), het volgen van een opleiding en een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en het behouden van een zinvolle dagbesteding.
Pro Justitia rapport
Klinisch (neuro-)psycholoog [naam klinisch (neuro) psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 15 maart 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
In het onderzoek worden vooralsnog tekenen van een gebrekkige ontwikkeling dan wel een ziekelijke stoornis aangetroffen een gestoorde persoonlijkheidsontwikkeling die men het beste kan typeren als een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een stoornis in het gebruik van een inhalantium (lachgas). Dit was ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens hebben de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. De verdachte heeft onderliggend een kwetsbare persoonlijkheidsstructuur, die zich kenmerkt door een weinig adequate coping stijl, een zekere indentiteitszwakte en verslavingsgevoeligheid, dit laatste leidend tot verhoogde impulsiviteit. Hij is in onvoldoende mate in staat zich te verplaatsen in een ander door stoornissen in de sociale cognitie.
Op basis van de klinische en gestructureerde risicotaxatie is er in de ogen van de klinisch (neuro-)psycholoog sprake van een sterk verhoogd risico op herhaling van onmaatschappelijk gedrag in de vorm van oplichting. Dit met name door de aanwezigheid van pathologie in de vorm van een psychische stoornis, de aanwezigheid van weinig beschermende factoren en verslavingsgericht gedrag. Daarnaast weegt voor de klinisch (neuro-)psycholoog in dit verband de omstandigheid zwaar, dat binnen het ondersteunings- en begeleidingscontact met de reclassering opnieuw strafrechtelijke feiten – indien bewezen – hebben plaatsgevonden.
Geadviseerd wordt het volwassenenstrafrecht toe te passen. In de situatie van de verdachte leidt dit, na afstemming met de reclassering Nederland te Gouda, tot het advies de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen waarin de verdachte wordt verplicht zich onder begeleiding van de reclassering voor zijn persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek ambulant te laten behandelen in een forensische kliniek. Daarnaast is het van belang vanwege de zwakke maatschappelijke positie van de verdachte, het gebrek aan scholing en de noodzaak van toegeleiding naar de arbeidsmarkt hem aan te melden bij ‘Topaanpak’ te Gouda, een dagopvangproject van dezelfde gemeente gericht op herintegratie onder begeleiding van een casusregisseur.
De rechtbank heeft acht geslagen op de beide rapporten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Wel zal de rechtbank een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en omdat de rechtbank minder feiten bewezen verklaart.
Omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van het locatieverbod, omdat Gouda de woonplaats is van de moeder van de verdachte.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen bankpassen terug te geven aan de rechthebbende (de banken) en de overige in beslag genomen goederen verbeurd te verklaren.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de in beslag genomen goederen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
De volgende in beslag genomen goederen zullen worden verbeurd verklaard:
* € 300,-, [beslagnummer 1]
* € 31,70, [beslagnummer 2]
* 1 STK Telefoontoestel, Kl: zwart, APPLE Iphone, [beslagnummer 3]
* 1 STK Reisdocument, Kl: goud, 0V JAARKAART, [nummer OV-jaarkaart] , [beslagnummer 4]
* 1 STK Broek, K1: blauw, PHILIPP PLEIN jeans [beslagnummer 5]
* 1 STK Broek, K1: zwart, NIKE, [beslagnummer 6]
* 1 STK Jas, K1: zwart, NIKE sportjas, [beslagnummer 7]
* 1 PA Schoenen, K1: zwart, BALENCIAGA, [beslagnummer 8]
* 1 PA Schoenen, K1: wit, NIKE Air Max, [beslagnummer 9]
* 1 STK Shirt, K1: zwart, PHILIPP PLEIN, [beslagnummer 10]
* 1 STK Shirt, K1: zwart, PHILIPP PLEIN, opdruk beer met pet, [beslagnummer 11]
* 1 STK Broek, Kl: blauw, DSQUARED jeans, [beslagnummer 12]
* 1 STK Reisdocument, RAILRUNNER dagkaart, [beslagnummer 13]
Deze voorwerpen behoren aan de verdachte toe en de voorwerpen zijn geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen.
Ten aanzien van de volgende in beslag genomen goederen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de rechtspersonen (de banken) die redelijkerwijs als rechthebbende kunnen worden aangemerkt:
* 1 STK Bankpas, Kl: oranje, ING, [rekeningnummer 1] , [beslagnummer 14]
* 1 STK Bankpas, Kl: goud, RABOBANK Wereldpas, [rekeningnummer 2] , [beslagnummer 15]
* 1 STK Bankpas, Kl: oranje, ING, [rekeningnummer 3] , [beslagnummer 16]
* 1 STK Bankpas, Kl: oranje, RABOBANK, Wereldpas, [rekeningnummer 4] , [beslagnummer 17]
* 1 STK Bankpas, Kl: blauw, RABOBANK, [rekeningnummer 5] , [beslagnummer 18]
* 1 STK Bankpas, K1: oranje, RABOBANK Wereldpas, [rekeningnummer 6] , [beslagnummer 19]
* 1 STK Bankpas, ABN AMRO, [rekeningnummer 7] , [beslagnummer 20]
* 1 STK Bankpas, K1: groen, ABN AMRO, [rekeningnummer 8] , [beslagnummer 21]
* 1 STK Bankpas, K1: groen, ABN AMRO, [rekeningnummer 9] , [beslagnummer 22]

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 4 juni 2020 van de kantonrechter van de rechtbank ‘s-Gravenhage is de verdachte ter zake van de Leerplichtwet veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 40 uren, waarvan een gedeelte groot 20 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De proeftijd is ingegaan op 19 juni 2020.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gevorderd.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 45, 47, 56, 57, 63, 77a, 77g, 77i, 77gg, 311, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de zaak [naam zaak 1] onder het 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
in de zaak met parketnummer 10/660236-20
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 7 (zeven) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden op afspraak bij de reclassering na het ingaan van de proeftijd. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een door de reclassering nader te bepalen forensische zorginstelling voor de behandeling van zijn impulsieve- en externaliserende houding alsmede voor zijn verslavingsgedrag. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld.
4. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , gedurende drie jaren na heden, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
5. de veroordeelde zal zich gedurende de periode van het toezicht op vooraf vastgestelde tijdstippen bevinden op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uren niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat twee uren. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van vier uren per dag vrij te besteden. De veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [verblijfadres] , [postcode] te [verblijfplaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
6. de veroordeelde zal een opleiding volgen;
7. de veroordeelde heeft een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en het behouden van een zinvolle dagbesteding en toont de reclassering inzage in dit proces;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummer 5 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten onder parketnummer 10/660236-20:
* € 300,-, [beslagnummer 1]
* € 31,70, [beslagnummer 2]
* 1 STK Telefoontoestel, Kl: zwart, APPLE Iphone, [beslagnummer 3]
* 1 STK Reisdocument, Kl: goud, 0V JAARKAART, [nummer OV-jaarkaart] , [beslagnummer 4]
* 1 STK Broek, K1: blauw, PHILIPP PLEIN jeans [beslagnummer 5]
* 1 STK Broek, K1: zwart, NIKE, [beslagnummer 6]
* 1 STK Jas, K1: zwart, NIKE sportjas, [beslagnummer 7]
* 1 PA Schoenen, K1: zwart, BALENCIAGA, [beslagnummer 8]
* 1 PA Schoenen, K1: wit, NIKE Air Max, [beslagnummer 9]
* 1 STK Shirt, K1: zwart, PHILIPP PLEIN, [beslagnummer 10]
* 1 STK Shirt, K1: zwart, PHILIPP PLEIN, opdruk beer met pet, [beslagnummer 11]
* 1 STK Broek, Kl: blauw, DSQUARED jeans, [beslagnummer 12]
* 1 STK Reisdocument, RAILRUNNER dagkaart, [beslagnummer 13]
- gelast de teruggave aan de rechthebbende (de banken) van:
* 1 STK Bankpas, Kl: oranje, ING, [rekeningnummer 1] , [beslagnummer 14]
* 1 STK Bankpas, Kl: goud, RABOBANK Wereldpas, [rekeningnummer 2] , [beslagnummer 15]
* 1 STK Bankpas, Kl: oranje, ING, [rekeningnummer 3] , [beslagnummer 16]
* 1 STK Bankpas, Kl: oranje, RABOBANK, Wereldpas, [rekeningnummer 4] , [beslagnummer 17]
* 1 STK Bankpas, Kl: blauw, RABOBANK, [rekeningnummer 5] , [beslagnummer 18]
* 1 STK Bankpas, K1: oranje, RABOBANK Wereldpas, [rekeningnummer 6] , [beslagnummer 19]
* 1 STK Bankpas, ABN AMRO, [rekeningnummer 7] , [beslagnummer 20]
* 1 STK Bankpas, K1: groen, ABN AMRO, [rekeningnummer 8] , [beslagnummer 21]
* 1 STK Bankpas, K1: groen, ABN AMRO, [rekeningnummer 9] , [beslagnummer 22]
in de zaak met parketnummer 10/812000-21
veroordeelt de verdachte tot
jeugddetentie voor de duur van 72 (tweeënzeventig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 20 (twintig) uren, van de bij vonnis van 04 juni 2020 van de kantonrechter van de rechtbank ‘s-Gravenhage aan de veroordeelde opgelegde taakstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Onder parketnummer 10/660236-20:
1.
hij in of omstreeks de periode van 04 juni 2020 tot en met 13 augustus 2020 te Bergschenhoek (gemeente Lansingerland) en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of
Rotterdam en/of Haastrecht (gemeente Krimpenerwaard), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- in zaak [naam zaak 2] : [naam slachtoffer 2] (geboren 1935) en/of
- in zaak [naam zaak 3] : [naam slachtoffer 3] (geboren 1944) en/of
- in zaak [naam zaak 4] : [naam slachtoffer 4] (geboren 1938) en/of
- in zaak [naam zaak 12] : [naam slachtoffer 5] (geboren 1931) en/of
- in zaak [naam zaak 1] : [naam slachtoffer 1] (geboren in 1940) en/of
- in zaak [naam zaak 5] : [naam slachtoffer 6] (geboren in 1949) en/of
- in zaak [naam zaak 13] : [naam slachtoffer 7] en/of
- in zaak [naam zaak 6] : [naam slachtoffer 8] (geboren in 1933) en/of
- in zaak [naam zaak 7] : [naam slachtoffer 9] (geboren in 1943)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het
verlenen van een dienst en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te
weten afgifte van zijn/haar pinpas en/of intypen van zijn/haar pincode, door
- het betreffende slachtoffer te bellen en tijdens dat telefoongesprek te
zeggen dat er een persoon langs komt om een pakketje en/of een brief af te
leveren en/of
- al dan niet gekleed in een jas van, danwel gelijkend op een jas van, PostNL,
naar de woning van het betreffende slachtoffer te gaan en/of
- tegen het betreffende slachtoffer te zeggen dat hij medewerker van PostNL was
en/of
- bij het betreffende slachtoffer aan te bellen en een pakketje/envelop met
daarin een (onbruikbare) cadeaukaart en/of een kaars aan dat slachtoffer te
overhandigen en/of
- tegen het betreffende slachtoffer te zeggen dat er een geldbedrag betaald
moest worden voor de afgifte van het pakketje/de envelop en dat die betaling
verricht moest worden met de pinpas van het slachtoffer en/of
- het betreffende slachtoffer laten bellen met een persoon die werd
voorgesteld als supervisor en/of
- aan het betreffende slachtoffer een mobiele telefoon, althans een digitaal
apparaat, aan te bieden, waarop dat slachtoffer (meermalen) zijn/haar
pinpas(sen) moest leggen en/of waarop dat slachtoffer (meermalen) zijn/haar
pincode(s) in moest toetsen en/of
- de pinpas(sen) van het betreffende slachtoffer te pakken en/of
- de pinpas(sen) van het betreffende slachtoffer ongezien weg te nemen en/of
- het betreffende slachtoffer (een) pinpas(sen) van (een) ander(e)
perso(o)n(en) te overhandigen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 29 juni 2020 tot en met 23 juli 2020 te
Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam en/of Amstelveen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
- in zaak [naam zaak 8] : twee tot op heden onbekend gebleven bewoners van de
Hillegondaflat (aangifte door [naam aangever] ) en/of
- in zaak [naam zaak 9] : [naam slachtoffer 10] (geboren in 1934) en/of
- in zaak [naam zaak 10] : [naam slachtoffer 11] (geboren 1951) en/of
- in zaak [naam zaak 11] : [naam slachtoffer 12] (geboren in 1945)
te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter
beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet
doen van een inschuld, te weten een pinpas en/of pincode
(telkens)
- het betreffende slachtoffer heeft gebeld en tijdens dat telefoongesprek
heeft gezegd dat er een persoon langs kwam om een pakketje en/of een brief af
te leveren en/of
- naar de woning, althans het wooncomplex, van het betreffende slachtoffer is
gegaan en/of
- tegen het betreffende slachtoffer heeft gezegd dat hij een medewerker van
PostNL was en/of
- bij het betreffende slachtoffer heeft aangebeld en een pakketje/envelop met
daarin een (onbruikbare) cadeaukaart en/of een kaars aan dat slachtoffer heeft
overhandigd en/of
- tegen het betreffende slachtoffer heeft gezegd dat er een geldbedrag betaald
moest worden voor de afgifte van het pakketje/de envelop en dat die betaling
verricht moest worden met de pinpas van het slachtoffer en/of
- aan het betreffende slachtoffer een mobiele telefoon, althans een digitaal
apparaat, heeft aangeboden, waarop dat slachtoffer (meermalen) zijn/haar
pinpas(sen) moest leggen en/of waarop dat slachtoffer (meermalen) zijn/haar
pincode(s) in moest toetsen en/of het betreffende slachtoffer laten bellen door/met een persoon die zich voorstelde als supervisor/leidinggevende,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in of omstreeks de periode van 05 juni 2020 tot en met 13 augustus 2020 te
Rotterdam en/of Amsterdam en/of Amstelveen en/of Moordrecht,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- in zaak [naam zaak 2] : een geldbedrag van ongeveer 1.600 euro, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of
- in zaak [naam zaak 3] : een geldbedrag van ongeveer 1.000 euro, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] en/of
- in zaak [naam zaak 4] : een geldbedrag van ongeveer 1.000 euro, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] en/of
- in zaak [naam zaak 12] : een geldbedrag van ongeveer 1.000 euro, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5] en/of
- in zaak [naam zaak 1] : een geldbedrag van ongeveer 6.200 euro, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of
- in zaak [naam zaak 5] : een geldbedrag van ongeveer 460 euro, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6] en/of
- in zaak [naam zaak 13] : een geldbedrag van ongeveer 970 euro, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 7] en/of
- in zaak [naam zaak 6] : een geldbedrag van ongeveer 1.000 euro, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 8] en/of
- in zaak [naam zaak 7] : een geldbedrag van ongeveer 3.752,50 euro, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 9] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s)
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen
geldbedragen (telkens) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door
meermalen te betalen en/of geld op te nemen met de pinpassen en/of de
bijbehorende pincodes van bovengenoemde [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4]
en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 7] en/of [naam slachtoffer 8]
en/of [naam slachtoffer 9] , tot welk gebruik
verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
4.
hij in of omstreeks 04 juni 2020 tot en met 19 augustus 2020 te
Rotterdam en/of Bergschenhoek (gemeente Lansingerland) en/of Amsterdam en/of
Amstelveen en/of Haastrecht (gemeente Krimpenerwaard), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
een of meer goederen, te weten een (grote) hoeveelheid pinpassen
op naam onder meer van [naam 1] en/of [naam 2] en/of, [naam 3] en/of [naam 4] en/of
[naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] [naam 11]
en/of [naam 12] heeft verworven, voorhanden gehad en/of
overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
Onder parketnummer 10/812000-21:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juli 2019 tot en met 24 november 2019 te
Gouda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde
cocaïne en/of heroïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2.
hij op of omstreeks 22 november 2019 te Gouda, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.71 gram heroïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne en/of
ongeveer 1.78 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.