ECLI:NL:RBROT:2021:3521

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
10/311332-20 / vorderingen TUL: 10/662067-18 en 10/258029-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting, diefstal en opzetheling door middel van babbeltrucs met kwetsbare ouderen als slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van oplichting, diefstal en opzetheling. De verdachte was betrokken bij een serie babbeltrucs waarbij kwetsbare ouderen, vaak in de leeftijd van 70 tot 97 jaar, werden opgelicht. De modus operandi bestond uit het doen van een telefoontje door een mededader die zich voordeed als medewerker van PostNL, gevolgd door een bezoek aan de slachtoffers door de verdachte en medeverdachten, waarbij de slachtoffers hun bankpas en pincode moesten afgeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 3 juli 2020 tot en met 6 november 2020, samen met anderen, meermalen deze oplichtingspraktijken heeft uitgevoerd in verschillende steden, waaronder Rotterdam en Middelburg. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de recidive van de verdachte. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd en het recidiverisico werd als hoog ingeschat. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de reclassering in acht genomen, die een combinatie van toezicht en behandeling adviseerde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/311332-20
Parketnummers vorderingen TUL: 10/662067-18 en 10/258029-19
Datum uitspraak: 31 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
laatst opgegeven woon- of verblijfplaats:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsvrouw mr. M. Luijten, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering met uitzondering van het contactverbod;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/662067-18;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/258029-19.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De zaken [naam zaak 1] , [naam zaak 2] , [naam zaak 3] , [naam zaak 4] en [naam zaak 5] onder het 1 en 2 tenlastegelegde zijn door de verdachte bekend, evenals het onder 3 tenlastegelegde. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering (zaken [naam zaak 6] , [naam zaak 7] , [naam zaak 8] en [naam zaak 9] )
4.2.1.
Standpunt verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit in de zaken [naam zaak 6] , [naam zaak 7] , [naam zaak 8] en [naam zaak 9] onder de feiten 1 en 2. Op basis van de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte kan alleen worden vastgesteld dat het aannemelijk is dat de verdachte zich op het moment van de babbeltrucs heeft begeven in een gebied van enkele honderden tot duizenden meters rondom specifieke zendmasten. Deze zendmasten bevinden zich op hun beurt weer in de buurt van de adressen waar de babbeltrucs zijn uitgevoerd. Niet kan worden bewezen dat de verdachte strafbare handelingen heeft uitgevoerd. Voor de zaken [naam zaak 6] en [naam zaak 8] geldt dat de verdachte niet aan de deur is geweest. Het signalement van degene die aan de deur is geweest, komt niet overeen met het signalement van de verdachte. Verder heeft de verdachte de woningen niet herkend als locaties waar hij is geweest. Ook ten aanzien van de zaken [naam zaak 7] en [naam zaak 9] heeft de verdachte verklaard waarom hij niet bij deze locaties aanwezig is geweest. De modus operandi in combinatie met de verkeersgegevens is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat op basis van de zich in het dossier bevindende stukken en hetgeen ter terechtzitting is verhandeld, uit van de volgende feiten.
Naar aanleiding van diverse aangiftes ter zake van oplichting door middel van een ‘babbeltruc’ in de maanden juni en juli 2020 is de politie het onderzoek Tipuan gestart. Het viel de politie op dat de babbeltrucs steeds hadden plaatsgevonden met eenzelfde modus operandi waarbij het signalement van de verdachte vaak overeen kwam. Tevens was bij meerdere aangevers het bankpasje achtergebleven van slachtoffers van eerder gepleegde babbeltrucs met dezelfde modus operandi.
De modus operandi is op grond van de aangiftes en de verklaring van de verdachte ter terechtzitting, kort gezegd, als volgt te omschrijven.
Met de beoogde slachtoffers – veelal op hoge leeftijd – wordt telefonisch contact opgenomen door een persoon die zich doorgaans voordoet als medewerker van PostNL en/of PTT. Deze persoon deelt het beoogde slachtoffer mede dat er een brief of pakketje voor hem/haar is en dat dit bij hem/haar thuis wordt bezorgd. Kort na het telefooncontact belt bij het slachtoffer een persoon aan die (veelal namens PostNL en/of PTT) de brief of het pakketje komt bezorgen, de zogenaamde bezorger. Bij het afleveren blijkt dat er ter plaatse een klein bedrag moet worden betaald, waarbij het geldbedrag alleen kan worden gepind.
Het slachtoffer moet zijn/haar bankpas tegen de telefoon (het zogeheten ‘pinapparaat’) van de bezorger aan (laten) houden en daarop zijn/haar pincode intoetsen. De bezorger wisselt ongezien de bankpas om voor een andere soortgelijke bankpas en geeft deze aan het slachtoffer terug. Direct na het ontfutselen van de bankpas en de pincode wordt bij de (van tevoren gelokaliseerde) dichtstbijzijnde pinautomaat geld opgenomen van de bankrekening van het slachtoffer. In enkele gevallen worden ook betalingen in winkels verricht met de weggenomen bankpas.
Uit de verklaring van de verdachte volgt dat er doorgaans vier personen ’s ochtends in de auto naar diverse locaties vertrekken om de babbeltrucs uit te voeren. Het gaat hierbij om de bestuurder van de auto, de persoon die over de lijst met telefoonnummers en adressen beschikt en de beoogde slachtoffers opbelt, de persoon die bij de beoogde slachtoffers aanbelt en de babbeltruc uitvoert en de persoon die achteraf het geld pint bij de dichtstbijzijnde pinautomaat. De verdachte vervult daarbij, samen met een ander, de rol van aanbeller en/of pinner. Pas ter plaatse wordt beslist wie naar de deur zal lopen en wie het geldbedrag zal opnemen. Deze beslissing ligt bij de personen in de auto zelf en lijkt willekeurig te worden genomen. Het kan ook voorkomen dat degene die de babbeltruc uitvoert ook degene is die het geld pint. Achteraf wordt 50% van de opbrengst verdeeld onder de mensen die een daadwerkelijke bijdrage hebben geleverd aan de babbeltruc en 50% van de opbrengst is voor de organisatie die de lijst met telefoonnummers en adressen ter beschikking heeft gesteld. De weggenomen pinpassen blijven veelal in het bezit van de persoon die aan de deur is geweest, zodat deze pinpassen een volgende keer kunnen worden omgewisseld met de pinpas van het volgende slachtoffer. De persoon met de lijst nodigt de andere drie personen uit om de babbeltruc mee uit te voeren. Dat kunnen steeds andere personen zijn, waardoor de samenstelling van de groep kan wisselen. De bestuurder haalt iedereen op en brengt iedereen weer thuis.
De verdachte op de locatie van de oplichting en/of de diefstal
De verdachte heeft verklaard dat hij als enige gebruik maakt van zijn telefoon met het nummer [gsm-nummer] en dat hij zijn telefoon altijd bij zich heeft. In de zaken [naam zaak 6] , [naam zaak 7] en [naam zaak 8] blijkt uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte dat hij ten tijde van de babbeltruc en het pinnen met de weggenomen pinpas in de buurt van deze locaties is geweest. In de zaak [naam zaak 9] blijkt uit de historische verkeersgegevens dat hij alleen ten tijde van de babbeltruc in de buurt van de locatie is geweest. De verdachte heeft tevens verklaard dat hij in alle vier de zaken ( [naam zaak 6] , [naam zaak 7] , [naam zaak 8] en [naam zaak 9] ) waarschijnlijk wel bij de locatie van de babbeltruc is geweest, maar hier in de auto is blijven zitten. In de zaken [naam zaak 7] (Middelburg) en [naam zaak 8] (Arnhem) heeft de verdachte geen aannemelijke verklaring gegeven waarom zijn telefoon aanstraalt op een zendmast in de buurt van deze locaties, op zo’n grote afstand van zijn woonplaats Rotterdam. De pinpas van [naam slachtoffer 1] , die is weggenomen in de zaak [naam zaak 7] , is gebruikt in de zaak [naam zaak 1] . In deze zaak heeft de verdachte bekend dat hij aan de deur is geweest. De pinpas van [naam slachtoffer 2] , welke is weggenomen in de zaak [naam zaak 2] , is gebruikt in de zaak [naam zaak 7] . Ook in de zaak [naam zaak 2] heeft de verdachte bekend dat hij aan de deur is geweest.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte in de zaken [naam zaak 6] , [naam zaak 7] , [naam zaak 8] en [naam zaak 9] in het gezelschap van de medeverdachten aanwezig is geweest ten tijde van het plegen van de babbeltruc en de daarop voortgezette handeling van de diefstal van de geldbedragen.
Medeplegen
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zich in de zaken [naam zaak 6] , [naam zaak 7] , [naam zaak 8] en [naam zaak 9] niet schuldig heeft gemaakt aan de babbeltruc en/of de diefstal van het geldbedrag omdat hij niet naar de deur is geweest en geen geld heeft gepind en het dossier geen aanwijzingen bevat op grond waarvan kan worden aangenomen dat hij een andere rol zou hebben vervuld.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn.
Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af.
Voor de modus operandi bij de zogeheten babbeltruc verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor heeft overwogen. Vast is komen te staan dat de verdachte steeds samen met de medeverdachten in de auto naar de locatie van de babbeltruc rijdt en dat ter plaatse wordt beslist wie welke uitvoeringshandelingen voor zijn rekening neemt. Deze beslissing wordt steeds door de groep genomen, waarbij het aandeel van de verdachte meer is dan alleen het getalsmatig aanwezig zijn.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ook in de zaken [naam zaak 6] , [naam zaak 7] , [naam zaak 8] en [naam zaak 9] is overgegaan tot het in vereniging plegen van oplichting en diefstal.
4.2.3.
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan met betrekking tot de zaken [naam zaak 6] , [naam zaak 7] , [naam zaak 8] en [naam zaak 9] .
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan met betrekking tot de zaken [naam zaak 1] [naam zaak 2] , [naam zaak 3] , [naam zaak 4] en [naam zaak 5] , evenals het onder 3 tenlastegelegde. De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 03 juli 2020 tot en met 6 november 2020 te
Capelle aan den IJssel, Rotterdam, Middelburg en/of Arnhem, telkens tezamen en in vereniging met anderen, meermalen met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
- in zaak [naam zaak 1] : [naam slachtoffer 3] (geboren 1929) en
- in zaak [naam zaak 2] : [naam slachtoffer 2] (geboren 1936) en
- in zaak [naam zaak 6] : [naam slachtoffer 4] (geboren 1932) en
- in zaak [naam zaak 3] : [naam slachtoffer 5] (geboren 1932) en
- in zaak [naam zaak 7] : [naam slachtoffer 1] (geboren 1930) en
- in zaak [naam zaak 4] : [naam slachtoffer 6] (geboren 1936) en
- in zaak [naam zaak 8] : [naam slachtoffer 7] (geboren 1923) en
- in zaak [naam zaak 5] : [naam slachtoffer 8] (geboren 1950) en
- in zaak [naam zaak 9] : [naam slachtoffer 9] (geboren 1934),
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, en het ter
beschikking stellen van gegevens, te weten afgifte van zijn/haar pinpas en
intypen van zijn/haar pincode, door
- het betreffende slachtoffer te bellen en tijdens dat telefoongesprek zich voor te
doen als een medewerker van PostNL en/of PTT, althans de post en te zeggen
dat er een persoon langs komt om een pakketje en/of een brief af te leveren en/of
- al dan niet gekleed in een jas van, dan wel gelijkend op een jas van, PostNL, althans
een jas van de post en/of met een tas van, dan wel gelijkend op een tas van, PostNL,
naar de woning van het betreffende slachtoffer te gaan en/of
- tegen het betreffende slachtoffer te zeggen dat hij medewerker van PostNL was
en/of
- bij het betreffende slachtoffer aan te bellen en een pakketje/envelop/brief met
daarop de naam en/of het adres van het betreffende slachtoffer en/of met daarin
een (onbruikbare) cadeaukaart en/of een kaart aan dat slachtoffer te overhandigen
en/of
- tegen het betreffende slachtoffer te zeggen dat er een geldbedrag betaald moest
worden voor de afgifte van het pakketje/de envelop/de brief en dat die betaling
verricht moest worden met de pinpas van het slachtoffer en/of
- aan het betreffende slachtoffer een mobiele telefoon, aan te bieden, waarop dat slachtoffer (meermalen) zijn/haar pinpas(sen)
moest leggen en waarop dat slachtoffer zijn/haar pincode(s) in
moest toetsen en
- de pinpas van het betreffende slachtoffer ongezien weg te nemen en
- het betreffende slachtoffer een pinpas van een andere persoon te overhandigen;
2.
hij in de periode van 03 juli 2020 tot en met 6 november 2020 te
Capelle aan den IJssel, Rotterdam, Middelburg en/of Arnhem,
telkens tezamen en in vereniging met anderen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- in zaak [naam zaak 1] : een geldbedrag van ongeveer 1000 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 3] en
- in zaak [naam zaak 2] : een geldbedrag van ongeveer 1000 euro,
toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en
- in zaak [naam zaak 6] : een geldbedrag van ongeveer 1000 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 4] en
- in zaak [naam zaak 3] : een geldbedrag van ongeveer 1350 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 5] en
- in zaak [naam zaak 7] : een geldbedrag van ongeveer 1000 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en
- in zaak [naam zaak 4] : een geldbedrag van ongeveer 640 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 6] en
- in zaak [naam zaak 8] : een geldbedrag van ongeveer 4798,68 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 7] en
- in zaak [naam zaak 5] : een geldbedrag van ongeveer 1000,69 euro,
toebehorende aan [naam slachtoffer 8] en
- in zaak [naam zaak 9] : een geldbedrag van ongeveer 3059 euro, toebehorende aan [naam slachtoffer 9] ,
zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededaders, die weg te nemen
geldbedragen telkens onder zijn/hun bereik hadden gebracht door
meermalen te betalen en/of geld op te nemen met de pinpassen en/of de
bijbehorende pincodes van bovengenoemde [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 4]
en [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 8] en [naam slachtoffer 9]
, tot welk gebruik verdachte en/of zijn mededaders niet gerechtigd was/waren;
3.
hij op 7 december 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
anderen, goederen, te weten een (grote)
hoeveelheid pinpassen heeft verworven en voorhanden gehad ,
terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van deze goederen wisten, dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feiten

Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op de voortgezette handeling van:
1.
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
en
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
3.medeplegen van opzetheling, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft gedurende een langere periode samen met anderen kwetsbare ouderen (in de leeftijd van 70 tot 97 jaar) opgelicht door middel van zogenoemde babbeltrucs. De verdachte en zijn medeverdachten hebben zich hierbij voorgedaan als pakketbezorger en hebben misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij, in combinatie met het eerder gepleegde telefoontje door een mededader naar het slachtoffer, bij de slachtoffers wisten te winnen. Met een geraffineerd en listig verhaal zijn de slachtoffers bewogen tot het afgeven van de pincode behorend bij hun bankpas, en is de bankpas tijdens de babbeltruc voor een andere pas omgewisseld. Direct na de babbeltruc zijn met de ontfutselde bankpas en pincode grote geldbedragen van de rekeningen van de slachtoffers gehaald en zijn zij in enkele gevallen zelfs nog dagen na de oplichting met deze pinpassen gaan winkelen.
De verdachte en zijn mededaders hebben bij het plegen van deze feiten doelbewust ouderen als slachtoffer uitgekozen. Deze kwetsbare personen zijn doorgaans in toenemende mate van de zorg van anderen afhankelijk en zijn dus genoodzaakt op anderen te vertrouwen. De verdachte en zijn mededaders hebben deze kwetsbare ouderen op lafhartige wijze als een gemakkelijke prooi gezien, van wie zij zonder veel risico en met eenvoudige middelen geld afhandig konden maken. De verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen voor de slachtoffers, maar heeft slechts zijn eigen geldelijk gewin voorop gesteld. Hij heeft bovendien, door zo te handelen, bij de slachtoffers het vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Van een aantal slachtoffers is hun oude dag plotseling getekend door angst en wantrouwen jegens de medemens. De rechtbank rekent het verdachte voorts aan dat de oplichting door verdachte thuis bij de slachtoffers heeft plaatsgevonden. Het gevoel van veiligheid dat eenieder in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is daardoor eveneens ernstig geschaad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 11 maart 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte lijkt wat betreft zijn sociale netwerk, dagbesteding, houding en psychosociaal functioneren ondoordachte impulsieve keuzes te maken in de omgang met vrienden. Het lijkt hem te ontbreken aan eigen inzichten en de capaciteiten om zelf goede keuzes te maken. Om deze redenen is tijdens een lopende reclasseringstoezicht ingezet op een gedragsinterventie. Desondanks is er opnieuw aangifte tegen hem gedaan en omdat de verdachte deels bekent, lijkt de ingezette reclasserings- en gedragsinterventie niet te hebben geleid tot (gedrags-)verandering. De verdachte wekt, anders dan voorheen, eveneens de indruk dat er sprake was van een bewuste keuze voor zijn deelname aan het onderhavig feit. Het deelnemen aan de bankpasfraude was een optie, omdat de verdachte in zijn sociale netwerk mensen had die op deze wijze hun geld verdienden. Hij lijkt er een pro-criminele houding op na te houden.
Het recidiverisico wordt dan ook als hoog ingeschat. Om de verdachte enerzijds te controleren en goed in beeld te krijgen en anderzijds te stimuleren tot het vinden en behouden van een structurele, zinvolle dagbesteding, het aanbrengen van structuur in zijn leven en zijn denkpatronen eens kritisch te bekijken, adviseert de reclassering een reclasseringstoezicht met als bijzondere voorwaarden een locatiegebod met elektronisch controle, meewerken aan diagnostisch onderzoek en/of behandeling, begeleid wonen
en een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle, structurele dagbesteding en een legaal inkomen.
De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan een intelligentie- en diagnostisch onderzoek door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener met de mogelijkheid tot een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contactverbod met zijn mededader(s) en inspannen om een zinvolle dagbesteding te verkrijgen en te behouden en inspannen om zijn financiën op orde te brengen.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een eventuele voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur. Gelet op de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte bestaat er geen aanleiding om alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Wel zal de rechtbank, omdat zij in tegenstelling tot de officier van justitie geen rekening houdt met de overige aangiften die zich in het dossier bevinden van soortgelijke oplichtingen, een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Daarnaast zal de rechtbank, gelet op het advies van de reclassering dat zij begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een contactverbod met medeverdachten, omdat hun persoonsgegevens niet bekend zijn geworden en een dergelijk verbod daarom niet uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen iPhone 11 terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft verzocht de iPhone 11 terug te geven.
8.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen iPhone 11 zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Vorderingen tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd:10/258029
Bij vonnis van 15 januari 2020 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf en een gevangenisstraf van negen dagen, waarvan een gedeelte groot zeven dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De proeftijd is ingegaan op 30 januari 2020.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gevorderd.
9.3.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.
9.5.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd:10/662067-18
Bij vonnis van 8 februari 2019 van de kinderrechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van mishandeling en diefstal in vereniging met geweld veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf van 100 uren, waarvan een gedeelte groot 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De proeftijd is ingegaan op 23 februari 2019.
9.6.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gevorderd.
9.7.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging.
9.8.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in haar vordering, omdat uit het vonnis van de politierechter van 15 januari 2020 met parketnummer 10/258029 is gebleken dat de voorwaardelijke straf onder parketnummer 10/662067-18 reeds volledig is tenuitvoergelegd. Daarmee komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 56, 57, 311, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 7 (zeven) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, Marconistraat 2 te Rotterdam, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te oefenen. De veroordeelde zal meewerken aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
2. de veroordeelde zal meewerken aan een intelligentie- en een diagnostisch onderzoek door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Als deze zorgverlener mogelijkheden ziet voor behandeling, zal de veroordeelde daar aan meewerken. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen en/of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
4 de veroordeelde zal zich inspannen om een zinvolle dagbesteding te verkrijgen en te behouden. Daarnaast zal de veroordeelde zich inspannen om zijn financiën op orde te brengen en te houden. Indien de reclassering het nodig vindt, zal de veroordeelde worden aangemeld bij een instelling voor maatschappelijke ondersteuning voor begeleiding bij deze praktische zaken;
5 de veroordeelde zal op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig zijn op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De veroordeelde zal meewerken aan elektronische controle op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres na zijn vrijlaten is [verblijfadres] , [postcode] te Rotterdam. Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde zal niet naar het buitenland gaan zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische controle nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen. De aansluiting van het elektronische controlemiddel kan plaatsvinden op de datum waarop de veroordeelde uit detentie zal komen;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummer 5 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: 1 telefoon (iPhone 11);
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 7 (zeven) dagen, van de bij vonnis van 15 januari 2020 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 10/258029-19;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 8 februari 2019 opgelegde voorwaardelijke taakstraf onder parketnummer 10/662067-18.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. H.I Kernkamp-Maathuis en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 03 juli 2020 tot en met 6 november 2020 te
Capelle aan den IJssel, Rotterdam, Middelburg en/of Arnhem, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een
valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
- in zaak [naam zaak 1] : [naam slachtoffer 3] (geboren 1929) en/of
- in zaak [naam zaak 2] : [naam slachtoffer 2] (geboren 1936) en/of
- in zaak [naam zaak 6] : [naam slachtoffer 4] (geboren 1932) en/of
- in zaak [naam zaak 3] : [naam slachtoffer 5] (geboren 1932) en/of
- in zaak [naam zaak 7] : [naam slachtoffer 1] (geboren 1930) en/of
- in zaak [naam zaak 4] : [naam slachtoffer 6] (geboren 1936) en/of
- in zaak [naam zaak 8] : [naam slachtoffer 7] (geboren 1923) en/of
- in zaak [naam zaak 5] : [naam slachtoffer 8] (geboren 1950) en/of
- in zaak [naam zaak 9] : [naam slachtoffer 9] (geboren 1934),
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst en/of het ter
beschikking stellen van gegevens, te weten afgifte van zijn/haar pinpas en/of
intypen van zijn/haar pincode, door
- het betreffende slachtoffer te bellen en tijdens dat telefoongesprek zich voor te
doen als een medewerker van PostNL en/of PTT, althans de post en/of te zeggen
dat er een persoon langs komt om een pakketje en/of een brief af te leveren en/of
- al dan niet gekleed in een jas van, danwel gelijkend op een jas van, PostNL, althans
een jas van de post en/of met een tas van, danwel gelijkend op een tas van, PostNL,
naar de woning van het betreffende slachtoffer te gaan en/of
- tegen het betreffende slachtoffer te zeggen dat hij medewerker van PostNL was
en/of
- bij het betreffende slachtoffer aan te bellen en een pakketje/envelop/brief met
daarop de naam en/of het adres van het betreffende slachtoffer en/of met daarin
een (onbruikbare) cadeaukaart en/of een kaart aan dat slachtoffer te overhandigen
en/of
- tegen het betreffende slachtoffer te zeggen dat er een geldbedrag betaald moest
worden voor de afgifte van het pakketje/de envelop/de brief en dat die betaling
verricht moest worden met de pinpas van het slachtoffer en/of
- aan het betreffende slachtoffer een mobiele telefoon, althans een digitaal
apparaat, aan te bieden, waarop dat slachtoffer (meermalen) zijn/haar pinpas(sen)
moest leggen en/of waarop dat slachtoffer (meermalen) zijn/haar pincode(s) in
moest toetsen en/of
- de pinpas(sen) van het betreffende slachtoffer te pakken en/of
- de pinpas(sen) van het betreffende slachtoffer ongezien weg te nemen en/of
- het betreffende slachtoffer (een) pinpas(sen) van (een) ander(e)
perso(o)n(en) te overhandigen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 03 juli 2020 tot en met 6 november 2020 te
Capelle aan den IJssel, Rotterdam, Middelburg en/of Arnhem, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- in zaak [naam zaak 1] : een geldbedrag van ongeveer 1000 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] en/of
- in zaak [naam zaak 2] : een geldbedrag van ongeveer 1000 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2] en/of
- in zaak [naam zaak 6] : een geldbedrag van ongeveer 1000 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 4] en/of
- in zaak [naam zaak 3] : een geldbedrag van ongeveer 1350 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 5] en/of
- in zaak [naam zaak 7] : een geldbedrag van ongeveer 1000 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of
- in zaak [naam zaak 4] : een geldbedrag van ongeveer 640 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 6] en/of
- in zaak [naam zaak 8] : een geldbedrag van ongeveer 4798,68 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 7] en/of
- in zaak [naam zaak 5] : een geldbedrag van ongeveer 1000,69 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 8] en/of
- in zaak [naam zaak 9] : een geldbedrag van ongeveer 3059 euro, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 9] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn
mededader(s) zulks nadat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), die weg te nemen
geldbedragen (telkens) onder zijn/hun bereik had(den) gebracht door
meermalen te betalen en/of geld op te nemen met de pinpassen en/of de
bijbehorende pincodes van bovengenoemde [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 4]
en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 8] en/of [naam slachtoffer 9]
, tot welk gebruik
verdachte en/of zijn mededader(s) niet gerechtigd was/waren;
3.
hij op of omstreeks 7 december 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, een of meer goederen, te weten een (grote)
hoeveelheid pinpassen heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs moest(en)
vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen).