ECLI:NL:RBROT:2021:3520

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
10/215914-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie met bijzondere aandacht voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 augustus 2020 te Vlaardingen een revolver van het merk/type Ekol Arda kaliber 4mm flobert en drie kogelpatronen voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft de feiten bekend, en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 106 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 120 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-naleving.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychische problemen en de zorg voor zijn kinderen, die lijden aan een ernstige stofwisselingsziekte. De verdachte heeft verklaard het wapen te hebben aangeschaft uit bescherming tegen mogelijke bedreigingen in een onveilige buurt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar is, gezien zijn psychische stoornis en de stressvolle thuissituatie. De rechtbank heeft de aanbevelingen van de reclassering en psycholoog overgenomen, die adviseerden om de verdachte niet terug te plaatsen in de gevangenis, maar hem te laten deelnemen aan ambulante behandeling en begeleiding.

De rechtbank heeft ook de noodzaak van toezicht door de reclassering benadrukt, maar heeft ervoor gekozen om de verdachte niet te overvragen met een meldplicht, gezien de al aanwezige begeleiding in de thuissituatie. De uitspraak is gedaan in het belang van de verdachte, zijn gezin en de maatschappij, met de hoop dat de opgelegde straffen en voorwaarden zullen bijdragen aan zijn rehabilitatie en het voorkomen van recidive.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/215914-20
Datum uitspraak: 31 maart 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. D.C.E. Timmermans, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 106 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, bij niet naar behoren verrichten te vervangen door 90 dagen hechtenis;

4..Waardering van het bewijs

Het tenlastegelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, omdat de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 24 augustus 2020 te Vlaardingen een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een revolver van het merk/type Ekol Arda kaliber 4mm flobert en bijbehorende munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 3 kogelpatronen, kaliber 4mm flobert voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezenverklaarde feiten leveren op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte had thuis een vuurwapen en bijbehorende munitie. Hij heeft verklaard het wapen lang geleden te hebben aangeschaft uit bescherming tegen mogelijke bedreiging in een door hem als onveilig ervaren buurt. Door zichzelf aldus te bewapenen, heeft de verdachte juist het gevaar in huis gehaald waartegen hij zich naar eigen zeggen heeft willen beschermen. Dit gevaar heeft zich vervolgens verwezenlijkt doordat het wapen, dat in een jas van de verdachte bleek te zitten, onbedoeld is afgegaan, waarbij zijn dochter gewond is geraakt. Gelukkig is de dochter van de verdachte niet levensgevaarlijk gewond geraakt maar dat is niet te danken aan het handelen van de verdachte. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij het wapen normaal gesproken op een veilige plek in zijn slaapkamer had opgeborgen, zat het die bewuste dag in de zak van één van zijn jassen die aan de kapstok hing omdat hij vergeten was het daar uit te halen nadat hij (tevergeefs) had geprobeerd van het wapen af te komen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
12 februari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclasseringsrapport
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
19 februari 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Ondanks dat de verdachte verdacht wordt van ernstige feiten, ziet de reclassering op dit moment geen meerwaarde in een verplicht reclasseringstoezicht. Sinds de aanhouding van de verdachte is er veel hulp en begeleiding ingezet in het gezin van de verdachte en zijn echtgenote vanwege een ernstige stofwisselingsziekte waar hun drie kinderen aan lijden en waarbij één kind ook lichamelijk en geestelijke gehandicapt is. De ziekte van de kinderen en de zorg voor de gehandicapte zoon leveren voor de verdachte veel spanning en stress op omdat de meeste zorg voor de kinderen op zijn schouders komt. De verdachte laat zich in een vrijwillig kader behandelen hoe om te gaan met deze stress en hij heeft baat bij alle praktische begeleiding die in de thuissituatie wordt aangeboden. Het laten voortbestaan van verplichtingen zoals een meldplicht (thans in het kader van een schorsingsvoorwaarde) zou mogelijk contraproductief kunnen werken omdat er dan teveel van de verdachte wordt verwacht.
Het risico op recidive, letselschade en op onttrekking aan voorwaarden wordt als laag ingeschat. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat interventies of toezicht niet nodig geacht wordt. Indien de rechtbank van mening is dat reclasseringstoezicht wel van toepassing is vanwege de ernst van de feiten, adviseert de reclassering enkel de meldplicht met een mogelijke doorverwijzing naar een forensisch (psychiatrische) polikliniek voor een intake/onderzoek en – indien dit nodig wordt geacht – het volgen van een ambulante behandeling.
De reclassering adviseert tot slot om de verdachte niet terug te plaatsen in een gevangenis. Hij is thuis hard nodig en de reclassering schat in dat hechtenis een zeer negatief effect zal hebben op zijn emotioneel welzijn. Een voorwaardelijke gevangenisstraf ziet de reclassering wel als een mogelijkheid. Daarnaast ziet de reclassering, ondanks dat de verdachte is afgekeurd voor werk, wel mogelijkheden voor het opleggen van een werkstraf. Er kunnen afspraken worden gemaakt met de verdachte, rekening houdend met zijn thuissituatie.
Pro Justitia rapport
Psycholoog [naam psycholoog] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 1 december 2020. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte lijdt aan een psychische stoornis te weten een ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis (met angstige spanning). Deze stoornis was ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig. Deze stoornis heeft de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed. De verdachte heeft een belast verleden en is door psychosociale problemen de laatste tien tot twaalf jaar zowel psychisch als emotioneel extra belast geraakt. De verdachte heeft drie kinderen met een levensbedreigende stofwisselingsziekte en één van deze kinderen is ook lichamelijk en geestelijk beperkt. De zorg voor de kinderen komt grotendeels op de verdachte neer omdat zijn echtgenote niet voldoende ingeburgerd lijkt en de Nederlandse taal niet voldoende machtig is. De verdachte is sinds de komst van de kinderen ook arbeidsongeschikt geraakt en heeft vanwege de belastende omstandigheden angst- en stemmingsproblemen ontwikkeld. Daarvoor is hij al langer in behandeling maar op een laagfrequente manier. Door zijn gebrek aan veerkracht en ontvankelijkheid om bij toename van stress en spanning (deels) de grip op zichzelf en de werkelijkheid te verliezen, is zijn angst en onzekerheid sterk toegenomen en heeft de verdachte een revolver aangeschaft (indien dit kan worden bewezen) om zich letterlijk en figuurlijk te wapenen tegen angst en vrees (het wonen in een onveilige buurt). Geadviseerd wordt om de verdachte het tenlastegelegde in verminderende mate toe te rekenen.
Er is voorts sprake van een matig recidiverisico. Dit zal verminderen als de verdachte voor zijn angst en onzekerheid op juiste wijze wordt behandeld en begeleid. Aanbevolen wordt om, indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, de verdachte binnen het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke straf te verplichten tot reclasseringscontact, waarbij hij zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Het reclasseringscontact dient zich met name te richten op inpassing van de verdachte in externe kaders (vrijwilligerswerk, praatgroep en maatschappelijke dienstencentra) waardoor hij uit zijn thuisisolement komt en breder georiënteerd kan raken in het omgaan met de psychosociale problematiek. Daarnaast is voortzetting van de sociaalpsychiatrische hulpverlening binnen het reguliere GGZ-kanaal aangewezen waarbij deze interventie kan worden opgenomen in de aanwijzingen van de reclassering.
De rechtbank heeft acht geslagen op de bovenstaande rapportages.
7.4.
Toelichting toezichthouder ter zitting
Ter zitting heeft de toezichthouder, werkzaam bij de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, een nadere toelichting gegeven op het verloop van het huidige toezicht in het kader van schorsingsvoorwaarden. Het toezicht ziet er vooral op dat de juist hulp wordt ingezet vanwege de (gezondheids)problematiek van de kinderen. Alle kinderen zijn op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming onder toezicht gesteld van de William Schrikker Groep en zijn tijdelijk uit huis geplaatst toen de verdachte werd aangehouden. Inmiddels wonen de drie kinderen weer thuis. De ondertoezichtstelling duurt tot augustus 2021. Twee keer per week krijgen de verdachte en zijn echtgenote thuis ondersteuning bij de opvoeding van de kinderen en de verdachte werkt hier goed aan mee. Gesignaleerd wordt dat het de verdachte ontbreekt aan goede copingvaardigheden. Als er problemen zijn probeert hij deze op te lossen op een ruzieachtige wijze. De eigen behandelaar van de verdachte, waar hij al jaren onder behandeling is, gaat de verdachte binnenkort overdragen aan Fivoor voor ambulante behandeling en begeleiding waarbij specifiek aandacht zal worden besteed aan de eigen vermogens, de draagkracht en de draaglast en de copingvaardigheden. Complicerende factor daarbij is dat het huishouden én de zorg voor de kinderen grotendeel neerkomt op de verdachte omdat zijn echtgenote daartoe (psychisch) niet goed in staat is. De toezichthouder geeft aan dat begeleiding en toezicht vanuit de reclassering niet noodzakelijk is. Er is al veel begeleiding en met name de ondertoezichtstelling van de kinderen geldt als stok achter de deur voor de verdachte om te blijven meewerken aan alle hulpverlening. Voorkomen moet worden dat de verdachte door een meldplicht bij de reclassering overvraagt wordt.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Omdat de conclusies van de psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in enigszins verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal in verband met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Deze voorwaarden zijn noodzakelijk omdat gesignaleerd wordt dat het de verdachte ontbreekt aan goede copingvaardigheden en de door de huidige behandelaar voorgestelde ambulante behandeling en begeleiding door Fivoor nog niet is ingezet. De hulpverlening die thans in het gezin van de verdachte aanwezig is, ziet immers met name op hulpverlening aan de kinderen en opvoedondersteuning in het kader van de ondertoezichtstelling. De ondertoezichtstelling, die loopt tot augustus 2021, en de druk die daarvan uitgaat acht de rechtbank ontoereikend om ervoor te zorgen dat de verdachte de ambulante behandeling bij Fivoor of een soortgelijke zorgverlener zal accepteren. De rechtbank weegt hierbij mee dat de verdachte door zijn huidige behandelaar, waar hij al langere tijd onder behandeling is, vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd wordt overgedragen aan Fivoor en het voorstelbaar is dat dit extra spanning en onrust zal opleveren voor de verdachte hetgeen van invloed zou kunnen zijn op zijn bereidheid zich onder behandeling te stellen van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener.
Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat vanwege de ernst van de feiten niet kan worden volstaan met een nagenoeg geheel voorwaardelijk strafdeel, zal de rechtbank daarnaast ook een taakstraf van na te noemen duur opleggen. Het verweer van de advocaat dat de verdachte daardoor overvraagd wordt vanwege de zorg voor de kinderen, volgt de rechtbank niet. Verdachte heeft immers twee keer in de week begeleiding in de thuissituatie en met de reclassering kan bekeken worden op welke wijze de verdachte de taakstraf kan uitvoeren rekening houdend met de thuissituatie. Daarbij weegt de rechtbank mee dat het uitvoeren van een taakstraf er ook voor kan zorgen dat de verdachte uit zijn thuisisolement komt en daarvan dus in die zin kan profiteren.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting afstand gedaan van het onder hem in beslag genomen wapen zodat daarover geen beslissing hoeft te worden genomen.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
  • verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
  • stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
  • verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaren;
  • tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
  • stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich op uitnodiging bij het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering zal melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
dat de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen en/of voorschriften die hem worden geven door of namens de reclassering, ook indien dit doorverwijzing zal inhouden naar de forensisch (psychiatrische) polikliniek van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener voor een intake/onderzoek en - indien dit noodzakelijk wordt geacht - het volgen van een ambulante behandeling;
- verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, waarbij het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
- beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. H.I Kernkamp-Maathuis en P.C. Tuinenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.C. Wennekes, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
hij op of omstreeks 24 augustus 2020 te Vlaardingen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en
munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een
revolver van het merk/type Ekol Arda kaliber 4mm flobert
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten
3 kogelpatronen, kaliber 4mm flobert
voorhanden heeft gehad.