ECLI:NL:RBROT:2021:3511

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
8383438 CV EXPL 20-8216
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aannemingsovereenkomst en oplevering van werkzaamheden met betrekking tot renovatie van een espressobar

In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 23 april 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap Cortado Brothers B.V. (hierna: 'Cortado') en [gedaagde], die een aannemingsovereenkomst met Cortado had gesloten voor de renovatie van een espressobar. Cortado vorderde betaling van een bedrag van € 25.000,- van [gedaagde], vermeerderd met wettelijke rente, wegens gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werkzaamheden niet naar behoren zijn uitgevoerd en dat [gedaagde] in verzuim is geraakt door zijn verplichtingen niet na te komen. Cortado heeft een deskundige ingeschakeld die heeft vastgesteld dat de geleverde werkzaamheden niet voldeden aan de eisen van een redelijk handelend vakman. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Cortado recht heeft op vervangende schadevergoeding van € 21.579,91, inclusief wettelijke rente, en heeft [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten. De tegenvordering van [gedaagde] is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 8383438 CV EXPL 20-8216
Uitspraak: 23 april 2021
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CORTADO BROTHERS B.V., hierna: ‘Cortado’,
gevestigd te Delft,
eiseres bij exploot van dagvaarding van 9 maart 2020,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: aanvankelijk [naam 1] te [plaatsnaam], nadien mr. M.C. Bos te Utrecht en thans mr. H.R. Flipse te Rotterdam,
tegen
[gedaagde], hierna: ‘[gedaagde]’,
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde,
eiser in reconventie,
aanvankelijk procederende bij gemachtigde, mr. A.C. Hansen te Rotterdam,
thans procederende in persoon.

1..Het verloop van de procedure

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding, met producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende een eis in reconventie, met producties;
  • het vonnis van 3 augustus 2020, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de conclusie van antwoord in reconventie.
1.2
De zaak is mondeling behandeld ter zitting van 11 november 2020. Daarbij is namens Cortado de [naam 2] verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mr. M.C. Bos. Voorts is [gedaagde] in persoon verschenen, bijgestaan door de gemachtigde mr. A.C. Hansen. De aanwezigen zijn in de gelegenheid gesteld een mondelinge toelichting te geven en hebben van die gelegenheid ook gebruik gemaakt. Van hetgeen (overigens) ter zitting is verhandeld, heeft de griffier aantekening gehouden. Aan het slot van de zitting heeft de kantonrechter de zaak naar de rol verwezen teneinde Cortado in de gelegenheid te stellen een conclusie te nemen en daarbij aanvullende stukken in het geding te brengen, waarbij is bepaald dat daarna [gedaagde] bij conclusie mag reageren en daarbij eveneens aanvullende stukken in het geding kan brengen.
1.3
Cortado heeft vervolgens een ‘akte na comparitie’ genomen en daarbij aanvullende producties in het geding gebracht. [gedaagde] heeft daarna, hoewel daartoe behoorlijk in de gelegenheid, niet binnen de hem gestelde termijn gereageerd of om uitstel verzocht. Daarop heeft de kantonrechter de zaak in staat van wijzen gebracht, waarbij de datum van de uitspraak van dit vonnis is bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten, nu deze enerzijds zijn gesteld of blijken uit de overgelegde stukken en anderzijds zijn erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken:
2.1
Op 25 juli 2018 hebben Cortado als opdrachtgever en [gedaagde] als opdrachtnemer een aannemingsovereenkomst gesloten met betrekking tot een door [gedaagde] uit te voeren renovatie van een door Cortado geëxploiteerde espressobar. De overeengekomen aanneemsom bedraagt € 8.000,- exclusief btw ofwel € 9.680,- inclusief btw, te betalen in drie termijnen, te weten een eerste termijn van € 4.840,- voor het begin van de werkzaamheden, een tweede termijn van € 2.420,- twee weken na dat begin en een derde termijn van € 2.420,- na afronding van de werkzaamheden. Het betreft:
sloopwerk van de keukenvloer en wanden, inclusief afvoeren van het afval;
stuken, tegelen en voegen van de keukenwand (40 m2);
stuken, tegelen en voegen van de keukenvloer (20 m2);
loodgieterswerk met betrekking tot de spoelbak en vaatwasser in de keuken;
elektrawerkzaamheden in de keuken, ten behoeve van de taartkoeling, de drankenkoelkast, de heteluchtoven en de magnetron;
installatie en montage van de afzuigkap in de keuken en van de box van de motor daarvan op het dak;
aanleggen van een hoekbar;
dichtmaken van de oude baringang en creëren van een nieuwe baringang;
inkorten van de oude bar;
openen en verven van de dichtgetimmerde ramen aan de voorkant van de zaak.
2.2
Bij factuur van 31 augustus 2018 heeft [gedaagde] Cortado een bedrag van € 26.536,- exclusief btw ofwel € 32.108,56 in rekening gebracht voor zijn werkzaamheden aan de espressobar. Volgens deze factuur, die een 32-tal posten bevat, is reeds € 17.680,- voldaan, zodat door Cortado nog een bedrag van € 14.428,56 resteert te voldoen.
2.3
Bij brief van 8 april 2019 heeft de gemachtigde van Cortado [gedaagde] het volgende geschreven:
“(…)
Op 25 juli 2017 hebben partijen een aannemingsovereenkomst getekend ten aanzien van de renovatie van Cortado Espressobar (…). De aanneemsom bedraagt
€ 9.680,00 inclusief btw.
Op 31 augustus 2018 is er een overzicht gemaakt van de door cliënt gemaakte kosten en betaalde bedragen. U factureert in totaal een bedrag van
€ 32.108,56, waarvan cliënte u blijkbaar
€ 17.680heeft betaald.
Partijen zijn overeengekomen dat de werkzaamheden zou worden uitgevoerd tussen 25 juli 2018 en 22 augustus 2018. Die termijn is echter ruim overschreden. Op 26 september 2018 gaf u namelijk pas te kennen dat alle werkzaamheden waren afgerond.
Daarop heeft cliënt meteen melding gemaakt van het feit dat de werkzaamheden niet naar behoren waren uitgevoerd. Een gespecificeerd overzicht van alle klachten hebt u op 15 oktober 2018 van cliënt ontvangen. Zonder uw reactie heeft cliënt u op 1 november 2018 laten weten dat u de tijd zou krijgen tussen 11 november 2018 en 28 november 2018 om de gebreken alsnog te verhelpen. Helaas hebt u in die tijd geen afspraak gemaakt met cliënt.
Cliënt bleef echter hoopvol en had veel vertrouwen in een goede afloop. U bent daarna herhaaldelijk uw afspraken niet nagekomen. Hierdoor heeft u cliënt geen andere mogelijkheid gegeven dan de zaak uit handen te geven aan ondergetekende.
Ingebrekestelling
Cliënt betreurt de gang van zaken en is genoodzaakt om u hierbij in gebreke te stellen. Dat wil zeggen dat u nog een laatste kans krijgt om de herstelwerkzaamheden alsnog goed en deugdelijk uit te voeren, zoals er verwacht mag worden van een redelijk handelend en redelijk bekwaam beroepsgenoot.
Onverschuldigde betaling
Gelet op hetgeen dat tussen partijen is overeengekomen en de door cliënt betaalde bedragen, is het duidelijk geworden dat cliënt u te veel geld heeft betaald. U dient daarom op grond van een onverschuldigde betaling een bedrag terug te storten van
€ 8.000,-.
Dit is het verschil tussen het overgemaakte bedrag van € 17.680 en de contractuele verplichting om u voor alle werkzaamheden een bedrag te betalen van € 9.680,00.
Vordering
Gelet op het voorgaande verzoek ik - en zo nodig sommeer ik - u om binnen
7 dagenna ontvangst van deze brief om een afspraak in te plannen met betrekking tot het herstellen van de uitgevoerde werkzaamheden. U dient deze werkzaamheden binnen vier weken na dagtekening van deze brief volledig te hebben hersteld.
Ik sommeer u daarnaast om het bedrag van
€ 8000,00inclusief BTW binnen veertien dagen na ontvangst van deze brief, over te maken op rekeningnummer (…). Indien u niet tijdig betaald worden deze kosten verhoogd met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten met een beloop van €
775,00.-
Omzettingsverklaring
Wanneer u geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft van het voorgaande, dan bent u in verzuim. U kunt in dat geval nadere rechtsmaatregelen tegemoet zien. Daarbij dient u er rekening mee te houden dat cliënte niet langer de nakoming van de verbintenis zal eisen.
Cliënt zal alsdan de vordering tot correcte nakoming omzetten in een vordering tot een vervangende schadevergoeding, (zie artikel 6:87 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek BW). U mag dit bericht alsdan opvatten als een omzettingsverklaring.
Daarnaast zal er een onafhankelijke expert worden gevraagd om de situatie te schouwen en de herstelkosten aan het pand te waarderen. (…)
(…)”.
2.4
Cortado heeft met betrekking tot de door [gedaagde] voor haar verrichte werkzaamheden de volgende bedragen, tezamen € 18.380,-, aan hem betaald:
op 25 juli 2018 een bedrag van € 4.840,-,
op 9 augustus 2018 een bedrag van € 2.420,-,
op 16 augustus 2018 een bedrag van € 2.420,-,
op 21 augustus 2018 een bedrag van € 2.500,-,
op 30 augustus 2018 een bedrag van € 5.000,-,
op 3 september 2018 een bedrag van € 500,-,
op 17 september 2018 een bedrag van € 200,-, en
op 20 september 2018 een bedrag van € 500,-.

3..Het geschil

3.1
Cortado heeft -
in conventie- gevorderd om [gedaagde] bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 25.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en in de nakosten.
3.2
Ter toelichting daarop heeft Cortado -naast de hiervoor onder 2 weergegeven feiten en samengevat en voor zover thans van belang weergegeven- het volgende aangevoerd.
Hoewel de werkzaamheden op 25 juli 2018 zouden aanvangen en vier weken zouden duren, stuurde [gedaagde] Cortado op 31 augustus 2018 de hierboven onder 2.2 bedoelde factuur, dit terwijl de werkzaamheden toen bij lange na niet klaar waren. Eerst op 26 september 2018 heeft [gedaagde] telefonisch medegedeeld dat zijn werkzaamheden zouden zijn afgerond. Bij een daarop door haar uitgevoerde controle is Cortado echter gebleken dat een groot aantal werkzaamheden niet of niet deugdelijk door [gedaagde] was uitgevoerd, waarvan zij direct melding heeft gedaan. In een brief van 15 oktober 2018 heeft zij [gedaagde] een gespecificeerd overzicht van alle klachten doen toekomen. Naar aanleiding hiervan heeft [gedaagde] zijn werkzaamheden op 1 november 2018 geïnspecteerd. Toen is mondeling afgesproken dat hij de gebreken zou verhelpen in de periode van 11 tot en met 28 november 2018. Dat heeft hij echter niet gedaan en ook nadien door Cortado aan [gedaagde] gedane verzoeken hebben er niet toe geleid dat hij de gebreken heeft verholpen. [gedaagde] kwam structureel met Cortado gemaakte afspraken niet na en reageerde afhoudend.
Daarop heeft Cortado haar gemachtigde ingeschakeld, die [gedaagde] bij brief van 8 april 2019 in gebreke heeft gesteld (zie 2.3). Hieraan heeft [gedaagde] echter geen gehoor gegeven zodat Cortado, toen [gedaagde] in verzuim was komen te verkeren, de door haar aangekondigde deskundige in de arm heeft genomen om de gebreken aan het werk vast te stellen. De deskundige ([bedrijf]) heeft op 23 september 2019 zijn onderzoek ter plaatse verricht en daarvoor ook [gedaagde] per aangetekende brief uitgenodigd. Hij is toen niet verschenen.
Uit de door de deskundige opgestelde rapportage (productie 9 bij dagvaarding) blijkt dat de overeengekomen werkzaamheden niet of deels of gebrekkig zijn uitgevoerd en niet op een wijze zoals men mag verwachten van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakman. De elektrawerkzaamheden zijn zelfs dusdanig onkundig uitgevoerd dat volgens het rapport sprake is van een uiterst gevaarlijke situatie. Volgens de deskundige kan de hygiëne in de keuken en in het restaurant voorts op geen enkele wijze gewaarborgd worden vanwege de toegepaste materialen en de wijze van aanbrengen en zijn er zelfs werkzaamheden dusdanig slecht uitgevoerd dat deze niet meer hersteld kunnen worden maar ongedaan gemaakt zullen moeten worden en vervolgens opnieuw door een derde zullen moeten worden uitgevoerd.
Als gevolg van de door Cortado uitgebrachte omzettingsverklaring dient [gedaagde] thans de door haar geleden schade te vergoeden. In verband daarmee heeft zij toegelicht dat de waarde van de uitgevoerde werkzaamheden volgens de deskundige € 10.004,- bedraagt terwijl Cortado al een bedrag van € 17.680,- heeft betaald, zodat een bedrag van € 7.676,- onverschuldigd is betaald. Voorts heeft de deskundige een bedrag van € 5.857,- geraamd voor de niet uitgevoerde werkzaamheden en een bedrag van € 10.675,- voor de gebrekkig opgeleverde werkzaamheden. Nu ook de kosten van de deskundige (ad € 1.512,50) voor rekening van [gedaagde] komen, beloopt de vordering van Cortado een bedrag van (€ 7.676,- + € 5.857,- + € 10.675,- + € 1.512,50) € 25.720,50, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, dat tot afwijzing van het door Cortado gevorderde strekt, met veroordeling van Cortado in de proceskosten en in de nakosten. Daartoe heeft hij -ook samengevat en voor zover thans van belang- het volgende gesteld.
De werkzaamheden waarop de aannemingsovereenkomst ziet, zijn door [gedaagde] verricht en afgerond. Op dat moment heeft Cortado [gedaagde], enigszins onverwacht, opdracht gegeven de hele zaak te verbouwen. Dat is telefonisch geschied en niet schriftelijk vastgelegd. Voor die werkzaamheden is geen opleveringsdatum overeengekomen en werd afgesproken dat die op nacalculatiebasis zouden worden afgerekend. Voor deze aanvullende werkzaamheden heeft Cortado, naast het bedrag van € 9.680,- inclusief btw dat zij hem voor de opgedragen, oorspronkelijke werkzaamheden, welke binnen vier weken waren afgerond, heeft betaald, aan [gedaagde] bij wijze van voorschot een bedrag van € 8.000,- exclusief btw overgemaakt, ten teken van haar tevredenheid. De door Cortado bedoelde factuur van 31 augustus 2018 bevat een opstelling van alle werkzaamheden die door [gedaagde] zijn verricht, dus ook de werkzaamheden waarop de aannemingsovereenkomst van 25 juli 2018 ziet, en van de daarmee gemoeide kosten. Aan het einde van die opstelling, die per post is gespecificeerd, is het totaalbedrag vermeld alsook de btw, de ontvangen aanbetaling en hetgeen nog resteert te voldoen, te weten € 32.108,56 minus € 17.680,-, derhalve € 14.428,56. Met betrekking tot de door hem verrichte werkzaamheden heeft [gedaagde] verwezen naar de door hem in het geding gebrachte foto’s. Alle aanvullende werkzaamheden zijn meerwerk en waren geen onderdeel van de aannemingsovereenkomst.
Toen Cortado op 14 september 2018 aan [gedaagde] liet weten de volgens zijn factuur op die datum verschuldigde eerste helft van het bedrag van € 14.428,56 niet te zullen betalen, heeft [gedaagde] zijn werkzaamheden opgeschort en sindsdien verkeert Cortado in verzuim. Zij is ondanks aanmaning, voor het laatst bij brief van 25 oktober 2019, nadien niet tot betaling overgegaan. [gedaagde] acht het opvallend dat Cortado van de aanvullende werkzaamheden geen melding maakt in haar stukken. Hem kan onder deze omstandigheden niet worden verweten de hem opgedragen werkzaamheden niet verder te hebben uitgevoerd, nu Cortado in crediteursverzuim verkeerde.
De betaling van het bedrag van € 9.680,- wijst erop dat [gedaagde] de werkzaamheden waarop de aannemingsovereenkomst betrekking had, had verricht en opgeleverd en de door Cortado daarna gedane extra betaling van € 8.000,- impliceert een erkenning van het feit dat hem aanvullende werkzaamheden zijn opgedragen. In strijd met artikel 21 Rv heeft Cortado in de dagvaarding dan ook gesteld dat zij dat laatste bedrag per abuis aan [gedaagde] heeft betaald. Ook het feit dat Cortado de zaak na afronding van de werkzaamheden door [gedaagde] eind augustus 2018 direct, volgens hem op 1 september 2018, heeft opengedaan en direct omzet heeft gedraaid, met een werkende keuken en bar, duidt erop dat [gedaagde] de werkzaamheden had afgerond en opgeleverd. Weliswaar waren er nog enkele opmerkingen van de zijde van Cortado, onder andere over de spoelbak en een stopcontact, maar die euvels heeft [gedaagde] opgelost. Hij heeft toen ook verzocht om betaling van het openstaande bedrag en toen dat werd geweigerd, heeft hij zijn werk opgeschort en neergelegd, en dat ook medegedeeld.
Voorts betwist [gedaagde] het deskundigenrapport en het schadebedrag. Hij is allereerst niet bekend met de deskundige en diens opdracht. De deskundige is ingeschakeld door Cortado en door haar ook betaald. Van hoor en wederhoor is voorts geen sprake geweest. [gedaagde] meent dan ook dat hier sprake is van een eenzijdig partijrapport. Hij bestrijdt ook het gestelde schadebedrag en wijst er daarbij op dat niet vergeten moet worden dat [gedaagde] zijn werkzaamheden heeft opgeschort wegens het uitblijven van betaling. De kosten van de deskundige dienen gezien het voorstaande voor rekening van Cortado te blijven.
Van onverschuldigde betaling is voorts geen sprake. De oorspronkelijke werkzaamheden zijn uitgevoerd en daarvoor is betaald. Voor de aanvullende werkzaamheden, waarvoor geen vaste prijs werd afgesproken, is door Cortado een voorschot betaald, terwijl uit de factuur van 31 augustus 2018 blijkt dat de door [gedaagde] verrichte werkzaamheden aanzienlijk meer belopen dan het voorschotbedrag. Voorts betwist [gedaagde] dat er sprake zou zijn van niet of gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden zoals door de deskundige gerapporteerd. Het betreft als gezegd een eenzijdige partijrapportage die daarom niet als onderbouwing kan dienen.
3.4
[eiser] heeft een tegenvordering ingesteld. Hij heeft -
in reconventie- gevorderd Cortado te veroordelen tot betaling aan hem van voormeld bedrag van € 14.428,56, dat zij hem nog verschuldigd is wegens de door [eiser] verrichte aanvullende werkzaamheden. Voorts maakt [eiser] jegens Cortado aanspraak op de wettelijke handelsrente daarover.
3.5
Cortado heeft de tegenvordering gemotiveerd bestreden, daartoe -kort gezegd- stellende dat zij nimmer aanvullende werkzaamheden die op regiebasis zouden worden gefactureerd, aan [eiser] heeft opgedragen. [eiser] heeft wel getracht meerwerk uit de opdracht te slepen maar Cortado heeft daarmee nimmer ingestemd of daartoe opdracht gegeven, terwijl dat daarna wel door [eiser] aan Cortado is gefactureerd. Bovendien zijn die werkzaamheden nooit of gebrekkig uitgevoerd, zoals uit het deskundigenrapport blijkt. Voorts heeft Cortado [eiser] er meerdere malen op gewezen dat zijn factuur niet goed was, waarop hij heeft beloofd die te zullen aanpassen, hetgeen hij echter nooit heeft gedaan.
3.6
Op hetgeen partijen overigens ter onderbouwing van de eigen vordering dan wel ter afwering van die van de ander naar voren hebben gebracht, wordt hierna, voor zover van belang voor de uitkomst van de procedure, teruggekomen.

4..De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1
De kantonrechter ziet, gezien de nauwe feitelijke samenhang tussen beide aanleiding het geschil in conventie en dat in reconventie hierna gezamenlijk te behandelen.
bevoegdheid
4.2
Nadat de kantonrechter ter mondelinge behandeling haar bevoegdheid aan de orde had gesteld, is van de zijde van Cortado uitdrukkelijk verklaard dat zij haar vordering beperkt tot € 25.000,- en afstand doet van het meerdere. Daarmee is, gelet op artikel 93 sub a Rv, de bevoegdheid van de kantonrechter de zaak te behandelen en te beslissen gegeven.
inhoudelijk
4.3
Partijen worden met name verdeeld gehouden door het antwoord op de vragen of (a) de oorspronkelijk aan [gedaagde] opgedragen werkzaamheden zijn opgeleverd en (b) of daarnaast aanvullende werkzaamheden aan hem zijn opgedragen en zo ja, welke.
ad a
4.4
De kantonrechter overweegt, met het oog op artikel 7:758 BW, dat een aangenomen werk als opgeleverd wordt beschouwd na de aanvaarding daarvan door de opdrachtgever. Dat brengt mee dat de aannemer die meent dat het werk is voltooid, de opdrachtgever zal moeten mededelen dat het werk klaar is om te worden opgeleverd waarna het werk binnen een redelijke termijn moet worden gekeurd.
4.5
Volgens Cortado heeft [gedaagde] haar eerst op 26 september 2018 te kennen gegeven dat de werkzaamheden waarop de aannemingsovereenkomst ziet, waren afgerond, hetgeen niet het geval was, waarna Cortado bij brief van 15 oktober 2018 (productie 4 bij dagvaarding) [gedaagde] een overzicht van alle klachten heeft doen toekomen. Vervolgens heeft [gedaagde] Cortado toegezegd de bestaande gebreken te zullen oplossen voor 28 november 2018, hetgeen niet is geschied, ook niet nadat hij daartoe nog is aangemaand. Aldus Cortado.
4.6
[gedaagde] heeft hiervan (onder punt 23 e.v. van zijn conclusie) gesteld dat de bedoelde werkzaamheden (wel degelijk) binnen vier weken, op 22 augustus 2018, waren afgerond, getuige ook het feit dat Cortado de aanneemsom volledig heeft voldaan en het feit dat de espressobar kort daarna, op 1 september 2018, is opengegaan, met dien verstande dat partijen daarna wel hebben gesproken over werkzaamheden die nog moesten worden afgerond of in de visie van Cortado moesten worden verbeterd. Daarvan is het echter niet meer gekomen omdat [gedaagde] zijn werkzaamheden per 14 september 2018 heeft opgeschort omdat Cortado betaling weigerde van de per die datum met betrekking tot de aanvullende werkzaamheden volgens zijn factuur van 31 augustus 2018 (zie 2.2) verschuldigde termijn van € 7.714,28. Aldus [gedaagde].
4.7
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat het werk waarop de aannemingsovereenkomst van 25 juli 2018 ziet, op 22 augustus 2018, 14 september 2018 noch nadien werd opgeleverd. Uit de eigen stellingen van [gedaagde] blijkt immers dat op het moment dat die werkzaamheden in zijn optiek waren afgerond, op 22 augustus 2018, dit niet naar tevredenheid van Cortado was, terwijl daaruit ook blijkt dat hij dat herstel nadien niet meer ter hand heeft genomen omdat hij van mening was dat Cortado ten onrechte weigerde hem een bedrag van € 7.714,28 te betalen voor de aanvullend opgedragen werkzaamheden. De omstandigheid dat Cortado de aanneemsom van € 9.680,- heeft betaald, biedt naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende steun voor de stelling van [gedaagde] dat hij zijn werkzaamheden op 22 augustus 2018 heeft afgerond, met name gezien het feit dat (zie 2.4) Cortado de laatste (derde) termijn al op 16 augustus 2018 aan hem had betaald, derhalve nog ruim voordat de werkzaamheden (ook) volgens [gedaagde] waren afgerond.
4.8
Het hiervoor overwogene brengt met zich dat [gedaagde] ten onrechte jegens Cortado zijn verplichting tot het (alsnog) deugdelijk opleveren van het werk waarop de op 25 juli 2018 gesloten aannemingsovereenkomst ziet, heeft opgeschort op de grond dat Cortado ten onrechte geweigerd zou hebben hem een bedrag van € 7.714,28 voor de volgens [gedaagde] opgedragen aanvullende werkzaamheden te betalen. Voor dat oorspronkelijk opgedragen werk had Cortado -ook volgens [gedaagde]- immers reeds volledig betaald, zelfs (zie 4.7) ruim voordat het werk volgens [gedaagde] (op 22 augustus 2018) (en volgens Cortado nimmer) was afgerond. Het door [gedaagde] gedane beroep op opschorting en schuldeisersverzuim aan de zijde van Cortado mist in zoverre dan ook doel. Dit overigens nog daargelaten de vraag of [gedaagde] het beroep op opschorting destijds behoorlijk aan Cortado heeft kenbaar gemaakt.
ad b
4.9
Hoewel Cortado bij conclusie van antwoord in reconventie nog uitdrukkelijk had betwist dat zij naast de werkzaamheden waarop de aannemingsovereenkomst van 25 juli 2018 ziet, [gedaagde] aanvullende werkzaamheden heeft opgedragen, die op regiebasis zouden worden gefactureerd, heeft zij in haar laatste conclusie gesteld dat zij [gedaagde] na augustus 2018 wat losse, aanvullende opdrachten heeft gegeven, te weten voor de afzuigkap inclusief de pijp en de verlichting (voor een bedrag van € 500,-), voor de spoelbak en de kraan (voor een bedrag van € 200,-) en voor formica (voor een bedrag van € 300,-). Voor het overige heeft Cortado volhard in haar standpunt dat geen opdracht is gegeven voor meerwerk.
4.1
De kantonrechter overweegt dat het gelet op de gemotiveerde betwisting door Cortado van de aard en omvang van het meerwerk dat zij hem zou hebben opgedragen -volgens haar ging [gedaagde] steeds zo te werk dat hij eerst de boel sloopte en vervolgens meer geld eiste en meerwerk claimde, anders zou hij de hele boel in gesloopte toestand achterlaten- het hier op de weg van [gedaagde] zou hebben gelegen nader concreet te maken en zoveel mogelijk te onderbouwen dat, wanneer en door wie namens Cortado het door hem gestelde meerwerk aan hem is opgedragen en waaruit dat blijkt. Een dergelijke nadere toelichting heeft hij in zijn conclusie van antwoord echter niet verstrekt en ook niet ter gelegenheid van de op 11 november 2018 gehouden mondelinge behandeling, terwijl [gedaagde] de hem geboden gelegenheid hieraan daarna bij (antwoord)conclusie invulling te geven evenzeer onbenut heeft gelaten. Hij heeft, sterker nog, in het geheel niet meer gereageerd.
4.11
Dat alles heeft tot gevolg dat niet is komen vast te staan dat Cortado [gedaagde] bovenop het werk waarop de aannemingsovereenkomst van 25 juli 2018 ziet en afgezien van de door Cortado erkende aanvullende opdrachten (zie 4.9) opdracht heeft gegeven (meer)werk te verrichten. Het andersluidende standpunt van [gedaagde] wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen. Aan bewijslevering op dit onderdeel wordt daarom niet toegekomen.
4.12
Gezien het voorgaande luidt de tussenconclusie dat Cortado [gedaagde] opdracht heeft gegeven tot het verrichten van de in de aannemingsovereenkomst van 25 juli 2018 bedoelde werkzaamheden en van de onder 4.9 bedoelde werkzaamheden, tezamen voor een bedrag van (€ 9.680,- plus € 500,- plus € 200,- plus € 300,-, derhalve) € 10.680,-, terwijl vast staat dat zij hem (zie 2.4) een bedrag van € 18.380,- heeft betaald.
4.13
Voorts kan aan de hand van de onder 2.4 opgesomde betalingen worden vastgesteld dat Cortado op het moment dat [gedaagde], naar hij heeft gesteld maar ondanks de door Cortado gedane betwisting niet heeft onderbouwd, zich op 14 september 2018 jegens Cortado zou hebben beroepen op een opschortingsrecht om reden dat zij haar betalingsverplichtingen jegens hem niet zou nakomen, reeds een bedrag van € 17.680,- (de som van de bedragen a tot en met f) had betaald terwijl hiervoor is vastgesteld dat haar betalingsverplichting niet verder reikte dan een bedrag van € 10.680,- en overigens vast staat (zie hiervoor 2.4) dat Cortado ook na de datum waarop [gedaagde] zich jegens haar op een opschortingsrecht zou hebben beroepen, nog betalingen aan hem heeft gedaan. Het voorgaande betekent dat ook ten aanzien van het meerwerk niet is gebleken van een deugdelijke grond voor opschorting. In dat opzicht mist het door [gedaagde] gedane beroep op opschorting en schuldeisersverzuim aan de zijde van Cortado dus eveneens doel.
4.14
Uit zowel de eigen stellingen van [gedaagde] alsook uit de in zoverre niet bestreden en met stukken onderbouwde toelichting van Cortado blijkt dat [gedaagde] ondanks herhaalde aanmaning en ingebrekestelling het overeengekomen werk niet heeft afgemaakt dan wel hersteld en opgeleverd. Hij is dan ook jegens Cortado in verzuim komen te verkeren. Met recht heeft zij dan ook jegens [gedaagde] een zogenoemde omzettingsverklaring als bedoeld in artikel 6:87 lid 1 BW uitgebracht, waardoor zijn verplichting het overeengekomen werk alsnog deugdelijk op te leveren is omgezet in een tot vervangende schadevergoeding.
4.15
Teneinde de kwaliteit en waarde van het (wel) door [gedaagde] geleverde werk en de eventuele herstelkosten vast te stellen heeft Cortado [bedrijf] ingeschakeld. Deze heeft [gedaagde], zo heeft Cortado met stukken onderbouwd gesteld en is door hem ook niet betwist, bij aangetekende brief van 13 september 2019 uitgenodigd bij de inspectie van het werk op 23 september 2019 aanwezig te zijn. [gedaagde] heeft niet betwist deze brief te hebben ontvangen (of, met het oog op artikel 3:37 lid 3 BW, gesteld deze niet te hebben ontvangen door een omstandigheid die niet voor zijn risico komt), zodat de kantonrechter het ervoor houdt dat deze uitnodiging hem destijds heeft bereikt. Vast staat voorts dat [gedaagde] geen gebruik heeft gemaakt van de hem daarin geboden mogelijkheid bij de inspectie van [bedrijf] aanwezig te zijn en zijn zienswijze aan deze deskundige daarbij kenbaar te maken, terwijl ook niet is gesteld of gebleken dat hij toen heeft kenbaar gemaakt op genoemde datum verhinderd te zijn. Deze keuze van [gedaagde] komt voor zijn rekening en risico.
4.16
Uit het vervolgens door [bedrijf] op 14 oktober 2019 opgemaakte en van foto’s voorziene rapport van expertise (productie 9 bij dagvaarding) blijkt onder meer dat een deel van de door [gedaagde] in zijn factuur van 31 augustus 2018 opgesomde werkzaamheden niet werd uitgevoerd en dat de overige gefactureerde werkzaamheden óf gebrekkig óf deels zijn uitgevoerd en niet zoals men mag verwachten van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakman. Het gaat meer bepaald om de spoelbak boven de vaatwasser, die scheef is gemonteerd en los hangt, om de boven die spoelbak geplaatste kraan, die niet goed is gemonteerd en aangesloten, om het achterwege laten van een kitvoeg bij de wand- en vloertegels, om het ‘uiterst ondeskundig’ aanbrengen van de nieuwe hoekbar, de balie bij de taartkoeling en het werkblad bij de koffiemachine, dit met gebruikmaking van ruw en onafgewerkt hout, waardoor de hygiëne in de keuken en het restaurant niet gewaarborgd kan worden, om de kraan achter de taartkoeling, die los zit en niet voorzien is van warm water, om het ondeugdelijk aanbrengen van de gehele elektra-installatie, welke ‘op geen enkele wijze’ voldoet aan de van toepassing zijnde NEN1010-norm en voor een uiterst gevaarlijke situatie zorgt, om het niet deugdelijk aanbrengen en afwerken van plinten, en om het niet volledig en deugdelijk aanbrengen van het warmwaterleidingsysteem.
4.17
Deze deskundige heeft, aan de hand van de werkzaamheden als genoemd in de aannemingsovereenkomst 25 juli 2018 en de factuur van 31 augustus 2018 de omvang van de kosten van de niet uitgevoerde werkzaamheden vastgesteld op € 5.857,- exclusief btw, welk bedrag is opgebouwd uit de volgende posten (alle exclusief btw):
ten onrechte geoffreerde 39 m2 tegelwerk: € 1.365,-
het niet inleggen van circa 10 m2 vloer: € 185,-
het niet realiseren van 6 zitbanken: € 1.782,-
het niet schuren van 85 m2 houten vloer: € 1.150,-
het niet realiseren van 9 stuks bloembakken: € 1.375,-
4.18
Voorts heeft [bedrijf] de (herstel)kosten van de door [gedaagde] deels of gebrekkig uitgevoerde werkzaamheden geraamd op een bedrag van € 10.675,- exclusief btw, welk bedrag is opgebouwd uit de volgende posten (alle eveneens exclusief btw):
spoelbak deugdelijk bevestigen: € 110,-
kraan spoelbak deugdelijk plaatsen: € 90,-
wand- en vloertegels voorzien van kitvoeg: € 260,-
bar en balies slopen en vervangen: € 8.380,-
vervangen/herstellen elektra-installatie: € 1.250,-
warmwaterinstallatie completeren: € 475,-
plinten herstellen en afwerken: € 110,-
4.19
Volgens [gedaagde] is deze rapportage ondeugdelijk omdat niet beide partijen daarvoor opdracht hebben gegeven en in de gelegenheid zijn gesteld om informatie te verstrekken en hun standpunt ten aanzien van de werkzaamheden kenbaar te maken aan de deskundige. Nu het Cortado is geweest die deze deskundige heeft ingeschakeld en daarvoor heeft betaald terwijl [gedaagde] niet gekend is in de keuze voor deze deskundige en bij het onderzoek niet is betrokken, is de rapportage van generlei waarde. Aldus [gedaagde].
4.2
Hierin volgt de kantonrechter [gedaagde] echter niet. Daartoe stelt zij voorop dat hij niet heeft bestreden, en dat daarom als vaststaand geldt, dat [bedrijf] deskundig is als het aankomt op de vraag of, en zo ja in hoeverre, werkzaamheden als door [gedaagde] verricht aan de daaraan te stellen eisen voldoen. Hetzelfde geldt voor de door [bedrijf] uitgevoerde raming van de waarde van het door [gedaagde] geleverde werk en van de kosten om het door hem niet (volledig) respectievelijk niet deugdelijk uitgevoerde werk (alsnog) te voltooien respectievelijk te herstellen.
4.21
Voorts brengt de enkele omstandigheid dat Cortado [bedrijf] heeft ingeschakeld -zoals door haar gemachtigde overigens ook reeds bij brief van 8 april 2019 (zie 2.3) was aangekondigd- en (opdrachtgever) Cortado deze deskundige ook heeft betaald, niet met zich dat reeds daarom getwijfeld moet worden aan de deugdelijkheid en onafhankelijkheid van de rapportage. De omstandigheid dat de zienswijze van [gedaagde] niet betrokken is bij de rapportage, vormt voor de kantonrechter op zich evenmin aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen van [bedrijf], te minder nu dit -zie hiervoor- te herleiden is tot de omstandigheid dat [gedaagde] niet is ingegaan op de uitnodiging aanwezig te zijn bij de inspectie. Daarnaast stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde], ondanks dat deze rapportage hem reeds bij brief van 19 november 2019 (productie 10 bij dagvaarding) is toegezonden, geen inhoudelijke argumenten, laat staan argumenten gesteund door een verklaring van een andere deskundige, heeft gesteld tegenover de bevindingen van [bedrijf], terwijl dit in het kader van zijn betwisting van de door Cortado met dit deskundigenrapport onderbouwde vordering wel op zijn weg had gelegen. Dat alles leidt ertoe dat de kantonrechter de rapportage van [bedrijf] tot uitgangspunt neemt bij de verdere beoordeling.
4.22
[bedrijf] heeft de waarde van de door [gedaagde] niet uitgevoerde werkzaamheden gesteld op een bedrag van € 5.857,- exclusief btw (zie 4.17). Daarin zijn echter ook posten begrepen die volgens Cortado niet zijn overeengekomen, in de aannemingsovereenkomst van 25 juli 2018 (zie 2.1) noch als aanvullende opdrachten (zie 4.9). Dat betreft de posten c tot en met e genoemd onder 4.17. De kantonrechter stelt dan ook vast dat de waarde van de wel overeengekomen maar niet uitgevoerde werkzaamheden een bedrag van (€ 1.365,- plus € 185,-, derhalve) € 1.550,- exclusief btw oftewel € 1.875,50 inclusief btw beloopt.
4.23
Volgens de rapportage van [bedrijf] zijn de kosten gemoeid met het afronden dan wel herstellen van de door [gedaagde] wel uitgevoerde werkzaamheden vast te stellen op een bedrag van € 10.675,- exclusief oftewel € 12.916,75 inclusief btw. De kantonrechter ziet geen aanleiding daarover anders te oordelen en neemt deze conclusie dan ook over.
4.24
Dat betekent dat aan vervangende schadevergoeding aan Cortado toewijsbaar is een bedrag van (€ 1.875,50 plus € 12.916,75, derhalve) € 14.792,25 inclusief btw.
4.25
Daarnaast vertegenwoordigen volgens [bedrijf] de door [gedaagde] (wel) verrichte werkzaamheden een waarde van € 10.004,- exclusief btw oftewel € 12.104,84 inclusief btw (zie pagina 7 van het rapport), waarbij dan opgeteld dient te worden de waarde van de door Cortado verstrekte extra opdrachten (€ 1.000,-, zie 4.9), tezamen dus € 13.104,84, terwijl vaststaat dat Cortado (zie 2.4) hem in totaal een bedrag van € 18.380,- heeft betaald. Voor het verschil -ad € 5.275,16 - tussen die bedragen is in deze procedure geen deugdelijke grondslag gebleken. Dat bedrag zal dan ook als onverschuldigd betaald door [gedaagde] aan Cortado moeten worden gerestitueerd.
4.26
De door Cortado gemaakte expertisekosten, gesteld op € 1.512,50 inclusief btw en onderbouwd met de als productie 12 bij dagvaarding overgelegde factuur, ten aanzien waarvan [gedaagde] geen ander verweer heeft gevoerd dan het hiervoor behandelde verweer, zijn naar het oordeel van de kantonrechter aan te merken als redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 sub b BW en komen om die reden eveneens voor toewijzing in aanmerking.
4.27
Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat het door Cortado jegens [gedaagde] gevorderde toewijsbaar is tot een bedrag van (€ 14.792,25 plus € 5.275,16 plus € 1.512,50, derhalve) € 21.579,91 inclusief btw.
4.28
De door Cortado daarover gevorderde wettelijke rente is, als op de wet gegrond en door [gedaagde] niet afzonderlijk bestreden, eveneens toewijsbaar.
4.29
In het voorgaande ligt besloten dat er geen aanleiding is voor toewijzing aan [gedaagde] van enig bedrag zoals door hem in reconventie gevorderd. Zijn tegenvordering wordt dan ook afgewezen.
4.3
[gedaagde] wordt, zowel in conventie als in reconventie, als de in het ongelijk gestelde partij is de kosten van de procedure veroordeeld. Daarbij merkt de kantonrechter op dat zij bij de vaststelling van de in reconventie aan de zijde van Cortado gevallen proceskosten heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat de tegenvordering is voortgevloeid uit het verweer in conventie.
4.31
De in conventie apart gevorderde nakosten worden toegewezen als hierna vermeld, nu de proceskostenveroordeling hiervoor reeds een executoriale titel geeft en de kantonrechter van oordeel is dat de nakosten zich reeds vooraf laten begroten.

5..De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Cortado van een bedrag van € 21.579,91, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Cortado begroot op € 1.087,46 aan verschotten en € 1.494,- aan salaris voor haar gemachtigde, en indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis vrijwillig aan dit vonnis heeft voldaan, begroot op € 124,- aan nasalaris. Indien daarna betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, dient het bedrag aan nasalaris nog te worden verhoogd met de kosten van betekening;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wijst af het méér of anders gevorderde;
in reconventie
- wijst het door [eiser] gevorderde af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Cortado begroot op € 373,- aan salaris voor haar gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
654