ECLI:NL:RBROT:2021:3492

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
ROT 20/1874
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vaststelling van het B/C Evenementenoverzicht 2020 en de ontvankelijkheid van de eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van het B/C Evenementenoverzicht 2020, waarin een evenement op 18 juli 2020 was opgenomen. De eiser stelde dat hij belanghebbende was en dat zijn bezwaar ontvankelijk verklaard diende te worden.

De rechtbank oordeelde dat de eiser geen actueel en rechtstreeks belang had bij de vaststelling van het evenementenoverzicht, omdat voor de daarin geplaatste evenementen een aparte vergunning moest worden aangevraagd. De rechtbank stelde vast dat de plaatsing op het evenementenoverzicht geen recht gaf op een evenementenvergunning en dat de eiser niet voldeed aan de OPERA-criteria, die zijn ontwikkeld in de rechtspraak om te bepalen wie als belanghebbende kan worden aangemerkt.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van de eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 20/1874

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 april 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. J.M. Polstra,
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. S.B.H. Fijneman.

Procesverloop

Bij besluit van 19 november 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het B/C Evenementenoverzicht 2020 vastgesteld.
Bij besluit van 1 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van het B/C Evenementenoverzicht omdat daarin is opgenomen dat het op 18 juli 2020 te houden evenement [naam evenement] in [naam locatie] zal plaatsvinden.
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat een
plaatsing op het B/C Evenementenoverzicht voor een organisator van een evenement betekent dat datum en locatie gereserveerd zijn en dat die plaatsing als voorwaarde geldt voor het in behandeling nemen van een vergunningaanvraag. Een plaats op dit evenementenoverzicht geeft geen recht op een evenementenvergunning, die immers een geheel eigen beoordelingskader heeft dat ligt verankerd in afdeling 7 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv). Een plaats op het evenementenoverzicht betreft een toekomstige onzekere gebeurtenis. Reeds hierom voldoet eiser niet aan de in de rechtspraak ontwikkelde OPERA-criteria en kan eiser niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij het besluit tot vaststelling van het B/C Evenementenoverzicht 2020.
3. Eiser voert in beroep aan dat de redenering van verweerder tot gevolg heeft dat het besluit om het Park de Twee Heuvels op het evenementenoverzicht te plaatsen een besluit is waarbij geen belanghebbenden zijn. Daarnaast zal het onmogelijk blijken om bezwaar te maken tegen een verlening van een evenementenvergunning als de organisator voldoet aan de voorwaarden zoals gesteld voor het organiseren van evenementen. Door plaatsing op het evenementenoverzicht is reeds aan de voorwaarden voldaan. Eiser meent dan ook dat hij wel degelijk ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn bezwaar en dat een inhoudelijke behandeling van het bezwaar noodzakelijk is. Verder voert eiser inhoudelijke gronden aan waarom het evenement ‘Parkzicht Outdoor’ niet in Park de Twee Heuvels dient te worden georganiseerd.
4. Niet is in geschil dat het besluit tot vaststelling van het B/C Evenementenoverzicht 2020 een besluit is als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb, zoals de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling) heeft geoordeeld in de uitspraak van 21 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3822). Beoordeeld moet worden of eiser belanghebbende is zoals bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
5. De beroepsgrond van eiser dat als hij niet als belanghebbende bij het primaire besluit wordt aangemerkt, dit besluit in feite een besluit is waarbij geen belanghebbenden zijn, treft geen doel. Zoals blijkt uit de onder 4 aangehaalde uitspraak van de Afdeling kan een evenementenorganisator die zich volgens de daartoe geëigende weg heeft aangemeld voor plaatsing op het B/C Evenementenoverzicht belanghebbende zijn in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb omdat een ingediende aanvraag voor een evenementenvergunning op grond van artikel 2:25, tweede lid, van de Algemene plaatselijk Apv buiten behandeling wordt gesteld als het evenement waarvoor de vergunning is gevraagd niet op de evenementenkalender is geplaatst. De evenementenorganisator heeft daarom een concreet en direct belang bij een weigering tot opname in het B/C Evenementenoverzicht.
Eiser heeft daarentegen geen actueel en rechtstreeks belang bij de vaststelling van de B/C Evenementenkalender nu voor de daarin geplaatste evenementen in een aparte procedure een vergunning moet worden aangevraagd. De aanvraag voor een vergunning wordt getoetst aan de criteria zoals opgenomen in artikel 2:25 van de Apv. Tegen een eventuele vergunningverlening staat vervolgens bezwaar open voor belanghebbenden. Nu het onzeker is of de vergunning wordt verleend voor het evenement zoals opgenomen in het B/C Evenementenoverzicht, is er geen sprake van een actueel en rechtstreeks belang van eiser.
6. Gelet op het voorgaande, is het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.M. Jurgens, rechter, in aanwezigheid van mr. T. Dijkhoff, griffier
.De uitspraak is in het openbaar gedaan op 9 april 2021.
De griffier is buiten staat De rechter is verhinderd te tekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.