Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..Het verloop van de procedure
2..De vaststaande feiten
.
3..Het geschil in conventie
4..Het geschil in reconventie
5..De beoordeling
6..De beslissing
:
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende bij de Rechtbank Rotterdam, is er een geschil ontstaan tussen twee buren, [persoon A] en [persoon B], over de naleving van een eerder verstekvonnis. [persoon A] had in 2018 een woning gekocht, waarvan de tuin grenst aan een pad dat eigendom is van [persoon B]. In een eerder vonnis van 16 januari 2019 werd [persoon B] veroordeeld om hinder van overhangende takken en struiken te voorkomen, met een dwangsom van € 100 per overtreding. [persoon B] heeft vervolgens dwangsommen opgeëist van [persoon A] voor de periode van 1 juni 2019 tot 27 januari 2020, omdat hij stelde dat [persoon A] niet aan de veroordeling had voldaan. [persoon A] betwistte dit en voerde aan dat er geen hinder was en dat de dwangsommen misbruik van bevoegdheid vormden.
De rechtbank oordeelde dat de vordering van [persoon A] in conventie werd afgewezen, omdat de rechtsverhouding tussen partijen al was vastgesteld in het verstekvonnis. De rechtbank oordeelde dat [persoon A] wel degelijk dwangsommen had verbeurd, maar dat het blijven opeisen van deze dwangsommen na 60 dagen misbruik van bevoegdheid opleverde. Uiteindelijk werd vastgesteld dat [persoon A] € 6.000 aan dwangsommen had verbeurd, maar dat de proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan door mr. R.J. van Boven op 12 mei 2021.