ECLI:NL:RBROT:2021:3482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
20 april 2021
Zaaknummer
ROT 17/2049
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boete opgelegd aan onderneming wegens overtreding van voedselveiligheidsvoorschriften met betrekking tot peperforel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure waarin een onderneming, eiseres, in beroep ging tegen een boete die was opgelegd door de Minister voor Medische Zorg. De boete van € 1.050,- was opgelegd wegens het niet tijdig inleiden van procedures om een levensmiddel, peperforel, uit de handel te nemen, nadat er aanwijzingen waren dat het product niet voldeed aan de voedselveiligheidsvoorschriften. De NVWA had op 20 oktober 2015 een melding ontvangen van eiseres over een partij peperforel die was geïmporteerd uit Turkije, waarbij een overschrijding van de Listeria monocytogenes norm was vastgesteld. Eiseres had de NVWA pas op 20 oktober 2015 op de hoogte gesteld van de testresultaten, terwijl de resultaten al op 2 oktober 2015 bekend waren. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet onmiddellijk de bevoegde autoriteiten had ingelicht en de procedures om het product uit de handel te nemen niet had ingeleid, wat in strijd was met artikel 19 van de Verordening (EG) 178/2002. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en handhaafde de boete.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 17/2049

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 april 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [vestigingsplaats eiseres] , eiseres,

gemachtigde: mr. M. van Tuijl, mr. A. Danopoulos en mr. M.H. Louws,
en

de Minister voor Medische Zorg, verweerder,

gemachtigde: mr. G.A. Dictus en mr. J.P. Heinrich.

Procesverloop

Bij besluit van 29 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een boete van € 1.050,- opgelegd wegens overtreding van artikel 2, tiende lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen in samenhang met artikel 19, eerste lid, van de Verordening (EG) 178/2002.
Bij besluit van 16 februari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 april 2020. Het beroep is tegelijk behandeld met de zaken met zaaknummers ROT 17/1884, ROT 17/2018, ROT 17/2046 en ROT 17/2141. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden, vergezeld door [naam 1] en [naam 2] , respectievelijk bestuurder van en directeur bij [naam eiseres] en [naam 3] , deskundige. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, vergezeld door mr. J. Markhorst, jurist,
[naam 4] , [naam 5] , inspecteur, allen werkzaam bij de NVWA.

Overwegingen

1. Op 20 oktober 2015 heeft eiseres een zogeheten ‘GFL-melding’ gedaan bij de NVWA. De melding heeft betrekking op een uit Turkije geïmporteerde partij gerookte peperforel. Uit onderzoek is een overschrijding van de Listeria monocytogenes (Lm) norm van 100 kve/g gebleken. Uit de melding blijkt dat de producten niet meer op voorraad zijn bij eiseres en dat de uiterste houdbaarheidsdatum reeds is verlopen. Naar aanleiding van deze melding heeft de NVWA op 21 oktober 2015 bij eiseres een inspectie uitgevoerd. De toezichthouder heeft zijn bevindingen vastgelegd in een rapport van bevindingen van 3 juni 2016 (het rapport).
2. In het rapport is vermeld dat de Kwaliteitsmanager van eiseres, [naam 6] , heeft verklaard dat op 9 juli 2015 een partij peperforelfilet is bemonsterd voor onderzoek op zowel ‘direct’ als aan het einde van de houdbaarheidsdatum op 30 juli 2015. Daarbij is getest op Total plate count (TPC) en enterobacteriaceae (entero’s) en Lm. De resultaten van ‘direct’ waren 14 juli 2015 bekend en de resultaten waren negatief, in die zin dat Lm afwezig was in de 25 gramsmonsters. De uitslag aan het einde van de houdbaarheidsdatum werd 3 augustus 2015 bekend. TPC’s en entero’s waren boven de (interne) norm. De telling van Lm was minder dan 10 kolonie vormende eenheden (kve) per gram en daarmee onder de norm. De eindbeoordeling was “unacceptable”. Op 5 augustus 2015 was de partij peperforel — op één doosje in de diepvries van eiseres na — op de markt gebracht met een houdbaarheid tot 26 augustus. Op 10 september 2015 is opnieuw een monster genomen uit het laatste resterende doosje dat nog in de vriezer was opgeslagen. De uitslag van dit monster is op 2 oktober 2015 bij eiseres binnengekomen en luidde wederom “unacceptable”; voor TPC en entero’s was de norm in alle 5 deelmonsters overschreden, in één van de 5 deelmonsters lag de Lm-telling boven de 1500 kve/g. Op 19 oktober 2015 wordt het totaal afwijkende resultaat door eiseres opgemerkt en de volgende dag, op 20 oktober 2015, is door eiseres de ‘GFL-melding’ gedaan.
3. Op basis van het rapport heeft verweerder de bij het bestreden besluit gehandhaafde boete opgelegd. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eiseres ten aanzien van de peperforel niet onmiddellijk procedures heeft ingeleid om het product uit de handel te nemen en de NVWA daarvan op de hoogte te stellen. Gebleken is dat de uitslag van de tweede bemonstering van eiseres van de partij peperforel op 2 oktober 2015 bekend was. Deze wees uit dat in één van de deelmonsters de Lm-telling boven de 1500kve/g lag en dat daarmee de geldende norm in belangrijke mate werd overschreden, zodat eiseres op dat moment redenen had om aan te nemen dat een levensmiddel dat zij had ingevoerd, geproduceerd, verwerkt, vervaardigd of gedistribueerd, te weten peperforel, niet voldeed aan de voedselveiligheidsvoorschriften. Omdat eiseres pas op 20 oktober 2019 een melding heeft gedaan bij de NVWA, is volgens verweerder sprake van een overtreding van artikel 2, tiende lid, van het Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen in samenhang met artikel 19, eerste lid, van de Verordening (EG) 178/2002.
4. De van toepassing zijnde wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
5. Eiseres voert aan dat – samengevat weergegeven – geen sprake was van een onveilig product. Uit de onderzoeksresultaten volgde dat de peperforelfilet voor uitlevering voldeed aan het vereiste afwezigheid Lm in 25 gram, en ook de uitslag aan het einde van de houdbaarheidsdatum gaf geen reden om een melding te doen omdat de aangetroffen Lm met 10 kve/g onder de norm van 100 kve/g zat. Verweerder heeft niet onderkend dat de uitslag van de test van 10 september 2015 niet aan het bestreden besluit ten grondslag kon worden gelegd omdat de test ruim na het verloop van de houdbaarheidstermijn is gedaan en de peperforel op 2 oktober 2015 geheel was uitgeleverd en geconsumeerd, zodat geen verplichting meer bestond een melding te doen. Voor zover deze meldingsplicht wel bestond, stelt eiseres dat zij op het moment dat zij bekend raakte met de resultaten op 19 oktober 2015 direct melding heeft gedaan.
5.1
Uit de uitslag van 2 oktober 2015 blijkt dat een op 10 september 2015 afgenomen monster peperforel 1500 kve/g Lm bevatte. Daarmee is de geldende norm van 100 kve/g in aanzienlijke mate overschreden, zodat moet worden aangenomen dat sprake is van een onveilig product. Weliswaar is de test na de uiterlijke houdbaarheidstermijn afgenomen, maar omdat de bemonsterde forel in dit geval op de laatste dag van de houdbaarheidstermijn is ingevroren, hetgeen volgens In ’t Veld ervoor zorgt dat de groei van Lm wordt gestuit, kan de thans aangetroffen hoeveelheid Lm representatief worden geacht voor het gehalte op het moment van invriezen. Nu de forel waaruit het monster was genomen afkomstig was uit een partij die wel was uitgegeven, had eiseres gelet op de testresultaten van 2 oktober 2015 aanleiding moeten zien om aan te nemen dat een door haar in de handel gebracht levensmiddel schadelijk voor de menselijk gezondheid kan zijn. Eiseres diende dan ook op grond van artikel 19 van Verordening (EG) 178/2002 onmiddellijk na binnenkomst van de testresultaten op 2 oktober 2015 de procedure te starten om het betreffende product uit de handel te halen en de NVWA hiervan in kennis te stellen. Dat de partij peperforel reeds geheel was uitgeleverd doet aan deze verplichting niet af, omdat niet valt uit te sluiten dat de producten mogelijk door consumenten zijn ingevroren en dus nog niet volledig zijn geconsumeerd. In dat geval is nog steeds sprake van een onveilig product ten aanzien waarvan eiseres de verantwoordelijkheid heeft onmiddellijk de in voormeld artikel neergelegde procedures in te leiden.
5.2
Door eerst op 20 oktober 2015 de NVWA in kennis te stellen van de testuitslagen van 2 oktober 2015 zonder dat op dat moment procedures waren gestart om de levensmiddelen uit de handel te nemen, heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet onmiddellijk de bevoegde autoriteiten in kennis gesteld en de procedures ingeleid om de producten uit de handel te nemen. Dat eiseres wegens een onoplettendheid pas op 19 oktober 2015 kennis heeft genomen van de testresultaten dient voor haar rekening en risico te komen. De resultaten waren immers reeds op 2 oktober 2015 bij eiseres binnengekomen, zodat zij op die dag met de uitslag bekend had kunnen en moeten zijn en had moeten handelen.
6. Op grond van het vorenstaande staat vast dat eiseres in strijd met artikel 19, eerste lid, van Verordening (EG) 178/2002 heeft gehandeld. Verweerder was derhalve bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen. Nu eiseres binnen een termijn van dertien weken na het opstellen van het rapport een boete is opgelegd, bestaat geen grond de boete op grond van artikel 5:51 van de Algemene wet bestuursrecht wegens tijdsverloop te matigen. Eiseres heeft voor het overige geen gronden tegen de hoogte van de boete aangevoerd. De rechtbank acht een boete ter hoogte van € 1.050,- passend en geboden.
7. De beroepsgronden slagen niet. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Rop, voorzitter, en mr. J. de Gans en
mr. S.A. de Vries, leden, in aanwezigheid van mr. N.S.J. Letschert, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 15 april 2021.
De voorzitter en de griffier zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:51
1. Indien van de overtreding een rapport is opgemaakt, beslist het bestuursorgaan omtrent het opleggen van de bestuurlijke boete binnen dertien weken na de dagtekening van het rapport.
2. De beslistermijn wordt opgeschort met ingang van de dag waarop de gedraging aan het openbaar ministerie is voorgelegd, tot de dag waarop het bestuursorgaan weer bevoegd wordt een bestuurlijke boete op te leggen.
Warenwetbesluit Bereiding en behandeling van levensmiddelen
Artikel 2
(…)
10. Het is verboden ten aanzien van eet- en drinkwaren te handelen in strijd met de bij artikel 14, eerste lid, artikel 18, eerste tot en met vierde lid, artikel 19, en de krachtens artikel 18, vijfde lid, van verordening (EG) 178/2002 vastgestelde bepalingen.
(…)
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden.
Artikel 19
Verantwoordelijkheden voor levensmiddelen: exploitanten van levensmiddelenbedrijven
1. Indien een exploitant van een levensmiddelenbedrijf van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een levensmiddel dat hij ingevoerd, geproduceerd, verwerkt, vervaardigd of gedistribueerd heeft niet aan de voedselveiligheidsvoorschriften voldoet, leidt hij onmiddellijk de procedures in om het betrokken levensmiddel uit de handel te nemen wanneer dit de directe controle van de exploitant van een levensmiddelenbedrijf heeft verlaten, en de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen. Indien het product de consument bereikt kan hebben, stelt de exploitant de consumenten op doeltreffende en nauwkeurige wijze in kennis van de redenen voor het uit de handel nemen en roept zo nodig, wanneer andere maatregelen niet volstaan om een hoog niveau van gezondheidsbescherming te verwezenlijken, de reeds aan consumenten geleverde producten terug.
(…)